Autisme en schizofrenie hebben dezelfde oorsprong: tussen dag 20 en dag 40 van de zwangerschap gaat er iets fout in de aanleg van de lichaamsdelen. Dat ene foutje leidt tot een kettingreactie waar ook de hersenen bij betrokken raken en uiteindelijk is autisme of schizofrenie het gevolg.
Zowel autisme als schizofrenie worden veroorzaakt door problemen in de ontwikkeling van het embryo in de eerste maand van de zwangerschap. In deze periode – de vroege organogese, zo’n 20 tot 40 dagen na de bevruchting – gaat er bij beide stoornissen iets fout in de aanleg van de lichaamsdelen en hersenen, wat een kettingreactie op gang brengt. Dat concludeert de Amsterdamse promovenda Annemie Ploeger nadat ze een groot aantal onderzoeken op een rijtje zette.
“De ziekten ontstaan in dezelfde periode en hebben dezelfde oorzaak. Dat dit uiteindelijk bij schizofrenie anders uitpakt dan bij autisme, kan komen doordat er andere genen in het spel zijn. Dit is echter lastig aan te tonen omdat er veel verschillende genen betrokken zijn bij beide stoornissen. Het kan ook toeval zijn”, aldus de ontwikkelingspsychologe. Dezelfde fout, vroeg in de ontwikkeling van een ongeboren baby, leidt dan bij de één tot schizofrenie en bij de ander tot autisme.
Het is typisch voor iemand met autisme om moeite te hebben met het verwerken van veel verschillende prikkels. Iets vergelijkbaars gebeurt als iemand met schizofrenie een psychose heeft: alle prikkels van buiten lijken even belangrijk, waardoor hij of zij helemaal overvoerd raakt door alle indrukken. Het gevolg: hallucinaties en wanen. En dat is weer anders dan bij autisten, die geen psychose krijgen als gevolg van teveel prikkels, maar als het ware in hun schulp kruipen en zich afsluiten.
Een foutje hier leidt tot een foutje daar
Zo op het eerste gezicht hebben autisme en schizofrenie weinig met elkaar te maken. Toch zijn er een paar overeenkomsten. Zowel autisten als schizofrenen hebben iets vaker dan gemiddeld flaporen of vreemde tenen. Dat was voor Ploeger aanleiding om de oorzaak van beide stoornissen te zoeken in de vroege organogese. In deze fase in de ontwikkeling van het embryo worden immers de verschillende lichaamsdelen aangelegd, én maakt het lichaam een begin met de aanleg van het brein. Omdat er op dat moment veel interactie is tussen de delen onderling, leidt een foutje op de ene plek gemakkelijk tot nieuwe fouten in andere lichaamsdelen.
Toch is er tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar deze vroege fase van de zwangerschap. Daar kwam ook Ploeger achter toen ze de vakliteratuur ging bestuderen. Zo moest ze voor gegevens over externe invloeden tijdens de vroege organogese teruggrijpen op een studie uit de jaren ’60. Veel vrouwen slikten toen het medicijn Softenon tegen ochtendmisselijkheid. Later bleek dat dit de kans op een autistisch kind sterk verhoogt: is dat normaal zo’n 0,1%, van de Softenonsliksters kreeg ongeveer 4% een autistisch kind. Omdat toentertijd precies is vastgelegd wanneer ze begonnen met dit medicijn, kon Ploeger die gegevens nu gebruiken om te bepalen dat er inderdaad tijdens de vroege organogese iets mis ging.
Niet alleen wat betreft symptomen, maar ook in het brein zijn er zowel verschillen als overeenkomsten tussen autisme en schizofrenie. Zo denken onderzoekers bijvoorbeeld dat bij autisten de communicatie tussen de verschillende hersengebieden niet goed verloopt. Bij schizofrenen is iets vergelijkbaars aan de hand: het netwerk dat de hersencellen met elkaar verbindt is verstoord, waardoor bepaalde informatie niet de cellen bereikt waar ze opgeslagen en verwerkt hoort te worden. Maar er zijn ook verschillen. Zo zijn de hersenen van schizofrenen kleiner dan normaal, maar die van autisten niet.
Omstandigheden in de baarmoeder
Dat Ploeger in haar onderzoek ook keek naar zulke externe invloeden – medicijngebruik, griep, drugsgebruik – lijkt misschien vreemd, omdat van autisme en schizofrenie bekend is dat ze in grote mate erfelijk zijn. Genen spelen dan een zeer belangrijke rol bij de vraag of iemand een stoornis krijgt of niet. Maar genen zijn niet alleen verantwoordelijk voor het ontstaan van autisme of schizofrenie. Ook de omstandigheden – in de baarmoeder en daarbuiten – spelen een rol. Zo weten we van schizofrenie dat het zich vaak openbaart in een periode van grote stress, en dat er mensen zijn die wel de genen ervoor hebben maar het toch nooit krijgen.
Nu blijkt dat de periode vlak na de bevruchting zo belangrijk is in het ontstaan van autisme en schizofrenie, voelt Ploeger zich geroepen vrouwen te waarschuwen al vóór hun zwangerschap aan hun gezondheid te gaan denken. Veel vrouwen weten immers met 20 tot 40 dagen nog niet dat ze zwanger zijn. Helaas heeft ze in haar speurtocht langs oude onderzoeken geen wondermiddel ontdekt dat zou kunnen beschermen tegen autisme of schizofrenie. “Maar als je door voor en tijdens je zwangerschap gezond te leven 10% van de gevallen kan voorkomen, is dat natuurlijk mooi meegenomen”, besluit ze.
Zie ook:
- Schizofrene genen (Kennislinkartikel)
- Schizofrenie: ziek van verwarring (Kennislinkartikel)
- Sigaret helpt schizofrene patiënt (Kennislinkartikel)
- Autisme beïnvloedt het hele brein (Kennislinkartikel)
- De autismeparadox (Kennislinkartikel)
- Een tikje autistisch met een snufje bèta-talent (Kennislinkartikel)
- Ik snap nu wat jij denkt/voelt/wilt (Kennislinkartikel)
- Wat zegt hoofdomtrek over autisme? (Kennislinkartikel)
- Softenon: vloek en zegen (Kennislinkartikel)
Annemie Ploeger promoveert op 3 december 2008 aan de Universiteit van Amsterdam .