Een lange vergadering is sowieso vermoeiend, maar als dat overleg ook nog eens online plaatsvindt, voel je je na afloop helemáál uitgewrongen. Wetenschappers onderzoeken wat deze ‘zoom fatigue’ veroorzaakt. En hoe je dit kunt verminderen.
Het online overleg duurde maar een uurtje, maar na afloop blijf je afgepeigerd achter. Alsof je na drie uur geconcentreerd werken onder een steen vandaan komt en de indrukken uit de echte wereld om je heen amper nog kunt verwerken. En dan heb je nog een halve werkdag voor de boeg… Deze zogenaamde ‘zoom fatigue’ is een bekend fenomeen sinds we ruim een jaar geleden massaal gingen thuiswerken en thuis onderwijs volgen. Wat maakt online communiceren via beeldbellen zoveel vermoeiender dan normale sociale interactie?
Van tien naar driehonderd miljoen
Het onderzoek naar zoom fatigue moet eigenlijk nog goed van de grond komen – het is dan ook een relatief nieuw fenomeen. De technische mogelijkheden voor online meetings waren er wel al jaren, maar pas sinds maart 2020, de start van de coronapandemie, nam het gebruik een grote vlucht. In enkele maanden tijd steeg het aantal beeldbellers via Zoom, dat op dat moment al tien jaar bestond, van tien miljoen naar driehonderd miljoen per dag. En die ervoeren allemaal aan den lijve hoe slopend zo’n online bijeenkomst is.
Hoewel goed onderzoek naar zoom fatigue dus nog grotendeels ontbreekt, valt er toch al iets over te zeggen op basis van wat we weten uit eerder onderzoek naar aandacht, concentratie en online communicatie. Afgelopen februari publiceerde de Amerikaan Jeremy Bailenson, hoogleraar communicatie en oprichter van het Virtual Human Interaction Lab aan Stanford University, een artikel waarin hij vier verklaringen van zoom fatigue uit de doeken doet.
Non-verbale signalen
Als eerste bron van vermoeidheid noemt hij de hypergaze: je hebt te lang en van te dichtbij oogcontact met te veel mensen tegelijk. Tijdens een normaal gesprek is het heel normaal en geaccepteerd om zo nu en dan even weg te kijken, maar online staren alle deelnemers continu naar het scherm. Iedereen komt bovendien vrij prominent in beeld, wat in het echt overeen zou komen met ongeveer vijftig centimeter van neus tot neus – terwijl je alles onder zestig centimeter als ‘intiem contact’ ervaart. En dat dan online dus vaak met meerdere mensen tegelijk, dat is mentaal uitputtend.
Daarnaast wijst Bailenson erop dat communicatie via Zoom meer van je vraagt, als zender én als ontvanger. Als zender moet je ervoor zorgen dat je goed zichtbaar bent, overdreven en extra lang knikken als je het ergens mee eens bent en bewust direct in de camera kijken om de illusie van echt oogcontact op te wekken. Daarnaast blijkt uit Tilburgs onderzoek dat je online al snel vijftien procent luider spreekt. Als ontvanger krijg je maar een fractie van de non-verbale signalen mee die je normaal zou oppikken en daar moet je toch een complete boodschap uit destilleren. Dat kost allemaal energie.
Lichaamsbeweging
Als derde verklaring voor de vermoeidheid noemt de Amerikaan het feit dat je continu ook jezelf op je scherm ziet. Decennia aan onderzoek hebben aangetoond dat je jezelf onvermijdelijk beoordeelt als je jezelf in een spiegel ziet en dat dit voor stress zorgt. En dan keken de proefpersonen in deze eerdere experimenten meestal maar kort naar hun eigen spiegelbeeld, terwijl wij zoomers dat soms uren achter elkaar doen.
Het fysiek ‘vastzitten’ voor je computer tijdens het videobellen noemt Bailenson als laatste verklaring voor zoom fatigue. Tijdens normale vergaderingen kun je soms prima even ijsberen of wat water uit de waterkoeler pakken. Uit onderzoek blijkt zelfs dat deze lichaamsbeweging goed is voor de creativiteit en productiviteit. Maar tijdens het zoomen word je gedwongen in beeld en in de buurt van je muis en toetsenbord te blijven. Stilzitten kóst dan juist energie.
Mark van Vugt, hoogleraar evolutionaire psychologie aan de VU Amsterdam, noemt de theorie van Bailenson “zeer plausibel”. Met name de beperkte non-verbale communicatie ziet hij als een groot struikelblok van videobellen. “Normaal gesproken vindt een groot deel van de communicatie non-verbaal plaats. Handgebaren dragen bij aan de betekenis; die vallen nu vaak net buiten beeld. Uit oogbewegingen kun je daarnaast vaak afleiden hoe iets valt: mensen draaien hun ogen weg, sluiten ze langer of zoeken juist oogcontact – en dus steun – bij andere aanwezigen. Online staart iedereen maar naar zijn scherm en zijn er dus minder signalen om te interpreteren. Daar moet je dan toch nog de hele, complexe boodschap uithalen.”
Man-vrouwverschillen
Samen met de Zweedse onderzoeker Géraldine Fauville ontwikkelde Bailenson dit voorjaar een vragenlijst om in tien minuten je gevoeligheid voor zoom fatigue vast te stellen, de Zoom Exhaustion & Fatigue Scale (ZEF-schaal). De auteur van dit artikel scoorde 52 op deze schaal, wat overeenkomt met een percentielscore van 69: 31 procent van de videobellers ervaart zoomen als vermoeiender dan ik.
In april publiceerden Fauville en Bailenson hun eerste onderzoek uitgevoerd met deze ZEF-schaal onder meer dan tienduizend videobellers. Daaruit bleek dat vrouwen meer last hebben van zoom fatigue dan mannen – ook als gecontroleerd werd voor de bevinding dat vrouwen gemiddeld langere meetings hadden met kortere pauzes tussendoor. “Die langere vergadertijd is wellicht verklaarbaar doordat vrouwen vaak een andere leiderschapsstijl hebben dan mannen, met meer ruimte voor overleg”, verklaart Van Vugt. “Zo’n democratische leiderschapsstijl kost meer tijd.”
Over het algemeen bleek de grootste voorspeller van zoom fatigue het fysiek gebonden zijn aan je computer en webcam. Daarna ervoeren de deelnemers achtereenvolgens het continue zelfbeeld, de hypergaze en de non-verbale communicatie als vermoeiende factoren van het zoomen. Bij vrouwen had het eigen zelfbeeld gemiddeld een grotere invloed op de zoom fatigue dan de fysieke beperkingen.
Liever bellen?
“Die self view staat automatisch aan, maar kun je beter uitzetten”, adviseert Van Vugt. Waarom zijn we zo geneigd steeds op ons scherm naar onszelf te kijken? “Het is heel onnatuurlijk om je eigen spiegelbeeld zoveel te zien; vroeger kon dat alleen in een glad wateroppervlak. Daardoor leidt het ontzettend af”, aldus Van Vugt. Beter nog dan zelf uitschakelen zou het zijn als Zoom die self view standaard uitzet, vindt Bailenson.
Hij raadt gebruikers verder aan om een losse webcam en een los toetsenbord te gebruiken, zodat je minder gebonden bent aan je bureau. Ook adviseert hij wat vaker de videofunctie uit te schakelen of simpelweg te kiezen voor een telefonisch overleg, zodat alle non-verbale informatie sowieso wegvalt – wel zo duidelijk voor alle deelnemers. Of zelfs om de hoeveelheid vergaderingen helemaal terug te dringen, want die zijn sinds we thuiswerken behoorlijk in aantal toegenomen. Is dat nou echt altijd nodig?
Bailenson benadrukt in zijn publicaties steeds dat hij ondanks zijn inhoudelijke kritiek ontzettend dankbaar hij is voor het bestaan van Zoom en vergelijkbare tools. Hij gebruikt ze zelf veel en kon erdoor tijdens de pandemie productief blijven als wetenschapper en in contact blijven met vrienden en familie. Daarnaast is zoomen beter voor het milieu: met een online meeting bespaar je veel energie, zo wijzen onderzoeken uit. Misschien is dat ook wat mentale energie waard.