Nederland krijgt steeds meer zonneparken op voormalige landbouwgrond. Goed nieuws voor duurzame energie, maar vaak nog een gemiste kans voor de biodiversiteit. Dat kan anders, door bij ontwerp en beheer rekening te houden met de natuur.
Een veld vol spiegels, schitterend in de zon. Het is een steeds bekender gezicht langs de snelweg of op het platteland. In twee jaar tijd is het aantal zonneparken in Nederland bijna verdubbeld van 229 naar 440. Hetzelfde geldt voor het totaaloppervlak: dat ging van 1616 naar 2897 hectare. Die groei is nodig, want in 2050 wil ons land helemaal af van fossiele brandstoffen. Wetenschappers verwachten dan een vertienvoudiging van het huidige oppervlak aan zonneparken. Als eigenaren van zonneparken het slim aanpakken, kunnen ze niet alleen duurzame energie leveren, maar ook de natuur van het boerenland deels terugbrengen. Dat is vooralsnog eerder uitzondering dan regel.
“98 procent van alle zonneparken is aangelegd op voormalige voedselrijke landbouwgrond”, vertelt Friso van der Zee, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research. “Daar is de biodiversiteit nagenoeg nul.” De intensieve landbouw is grotendeels de oorzaak van de achteruitgang van biodiversiteit, aldus de onderzoeker. “Op zonneparken kun je die trend terugdraaien, omdat je geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen meer hoeft te gebruiken. Er ligt een enorme kans om de bloemrijke graslanden terug te brengen die door intensieve landbouw zijn verdwenen.”
Verschralen
Hoe maak je een zonnepark natuurvriendelijk? Een belangrijke voorwaarde is goed beheer. “Helaas worden de meeste zonneparken nog niet goed beheerd voor biodiversiteit”, stelt de onderzoeker. Van der Zee en collega’s onderzochten een steekproef van 25 parken: slechts 3 ervan hadden een verschralend maaibeheer. Daarbij maait de beheerder twee keer per jaar het zonnepark en voert het maaisel af. Zo verlaagt hij de voedselrijkdom, en dat is goed voor wilde plantensoorten.
Minstens de eerste vijf jaar staat verschralen voorop, aldus Van der Zee. Daarna kan de beheerder ook rekening gaan houden met insecten. “Biodiversiteit begint bij de vegetatie. De insecten volgen pas als het bloemrijk is.” Om insecten te beschermen moet je maaien met mate, stelt hij: nooit alles tegelijk, maar in fases zodat er altijd wat bloeit. Hetzelfde geldt voor schapenbegrazing.
Niet zo simpel
Dat verschraling de biodiversiteit terug kan brengen, denkt ook Thijs Fijen, ecoloog van de vakgroep Plantenecologie en Natuurbeheer aan Wageningen Universiteit & Research. Hij is betrokken bij onderzoek naar natuurvriendelijkere zonneparken, waarbij hij met collega’s een keurmerk ontwikkelt. “Vaak is Engels raaigras dominant in zonneparken. Als je verschraalt, krijg je minder dominantie, meer kruiden en meer insecten. Diversiteit brengt diversiteit.”
Maar een zonnepark is niet een-op-een vergelijkbaar met een grasland. “Het biedt een uniek leefgebied dat je nergens anders vindt”, vertelt de ecoloog. “De bodem onder zonnepanelen is zowel donker als droog, en aan de rand van de panelen heb je juist natte zones waar de regen afstroomt.” Daarnaast ziet hij praktische grenzen aan het beheer, bijvoorbeeld omdat panelen te dichtbij elkaar staan om tussen te maaien of omdat schapen er niet onder kunnen grazen en op de panelen klimmen. Volgens Fijen zijn er daarom nog veel onbeantwoorde vragen over het beheer. “We weten dat verschraling werkt in graslanden, maar niet welk beheer het beste werkt in zonneparken. En het is nog onbekend wat het oplevert aan biodiversiteit: hoeveel kan een zonnepark daarin werkelijk betekenen?”
Het antwoord op die vragen hoopt Fijen de komende twee jaar te vinden in twaalf zonneparken die hij met een promovenda onderzoekt. Andere onderzoekers volgen de vogels, zoogdieren en het bodemleven. In elk zonnepark testen ze vier manieren van beheer: drie typen maaibeheer en drukbegrazing met een schaapskudde. De promovenda bekijkt de planten en insecten onder elk beheer. “Bij vegetatie meten we de bedekking en tellen we de soorten”, legt Fijen uit. “Daarnaast tellen we vlinders, bijen en zweefvliegen, en gebruiken we vallen waarmee we insecten vangen die uit de bodem komen, bijvoorbeeld omdat ze daar overwinteren of verpoppen.”
Meer licht
Zowel Fijen als Van der Zee denkt dat er ook veel winst voor biodiversiteit te boeken valt bij de inrichting van zonneparken. Van der Zee en collega’s stelden na het onderzoek aan de 25 zonneparken richtlijnen op voor ontwerp en beheer. “De oost-westopstelling van panelen bleek het slechtst voor biodiversiteit: daaronder groeit bijna niks, omdat er te weinig licht komt. De beste optie is een zuidopstelling met minstens 2,5 of 3 meter tussen panelen. Hoe meer licht en tussenruimte er is, des te beter voor de biodiversiteit.” Fijen is het ermee eens dat meer licht tussen de panelen belangrijk is voor bloeiende planten, maar vindt dat er nog te weinig gegevens zijn om een concrete tussenruimte aan te bevelen, omdat ook de hoogte en het formaat van panelen meespelen. Hij onderzoekt zulke aspecten de komende tijd met collega’s.
Meer licht op de bodem is leuk, maar dat gaat ten koste van de energieopbrengst van de zonnepanelen. In de gedragscode Zon op Land hebben ontwikkelaars van zonneparken afgesproken dat ze maximaal driekwart van een kavel mogen bedekken met panelen. “Ik zou dat liever terugbrengen naar de helft”, zegt Van der Zee. “Het mooiste voorbeeld is De Kwekerij in Bronckhorst. Dat is meer een natuurpark met zonnepanelen. Het is open voor publiek, met wandelpaden erdoorheen. De panelen bedekken daar hooguit een kwart van het oppervlak.”
Enthousiasmeren
Van der Zee denkt dat ontwikkelaars een park als De Kwekerij financieel niet realistisch vinden. Bij de aanleg van nieuwe zonneparken ziet hij daarom een sleutelrol voor gemeentes om voorwaarden voor goed beheer te stellen voordat ze een vergunning verlenen. Eigenaars en ontwikkelaars van bestaande parken hoopt hij te enthousiasmeren voor biodiversiteit door te laten zien welke planten en dieren er op hun terrein kunnen leven.
Het kan dus nog stukken beter met het beheer in zonneparken, maar de onderzoekers zijn het erover eens dat het kansen biedt voor flora en fauna die het moeilijk heeft op het platteland. Als het aan hen ligt, zien we straks niet alleen een veld vol zonne-energie, maar ook bruisend van leven: een wilde bloemenzee gonzend van insecten, druk bezocht door akkervogels, zoals de kneu, patrijs en kwikstaart.