Van maandag tot en met vrijdag (en héél soms ook in het weekend) fiets ik naar ‘het lab’. Daarmee bedoel ik niet alleen de ruimte waar we labbrillen dragen en experimenten uitvoeren, want het hele scheikundegebouw wordt ‘het lab’ genoemd. Daardoor gebeurt het regelmatig dat je een hele dag ‘op het lab’ besteedt, zonder ook maar één keer je labjas aan te trekken of je labbril op te zetten. Als chemicus voelt dat soms alsof je een dag verspild hebt, maar een academische carrière zit ook vol labbrilloze activiteiten.
Afgelopen week bijvoorbeeld. De dag begint vrijwel altijd met het halen van een kopje koffie in de kantine. Over smaak valt weliswaar niet te twisten, maar ik denk dat er geen betere manier is om de dag te starten dan met koffie (vooral tijdens een PhD). Ondertussen blader ik digitaal door de literatuurupdates in mijn vakgebied.
Het is belangrijk om goed bij te houden wat andere chemici in mijn vakgebied doen. Je wilt weten of iemand niet precies hetzelfde onderzoekt als jij. Of wanneer ze vergelijkbare dingen doen, kunnen hun inzichten me helpen in mijn eigen onderzoek. Bovendien kan je er ook op heel nieuwe ideeën komen. Zo kan ik bijvoorbeeld resultaten van anderen, die in eerste instantie helemaal niet lijken op wat ik aan het doen ben, soms best toepassen op mijn eigen onderzoek. En dan is er weer een nieuw project geboren.
Volle agenda
Okee, de koffie is op. Nu eerst naar de secretaresse, om van alles te regelen. Zo moeten er vergaderingen ingepland worden. Elke drie à vier weken hebben we werkoverleg en presenteer je je resultaten aan de professor en de rest van de groep. De secretaresse kan het beste in de professor zijn agenda kijken en de tijdstippen van de werkoverleggen vastleggen. We maken samen een schema dat tot aan de zomervakantie loopt, dan weet iedereen voorlopig waar hij/zij aan toe is.
Nu ik toch bij het secretariaat ben, vraag ik meteen of de vlucht en hotel al geboekt zijn voor een professor uit Engeland die we uitgenodigd hebben. Hij komt deze zomer een lezing bij ons geven en dan is het gebruikelijk dat wij voor de vlucht en het hotel zorgen. Aangezien het best een prestigieuze professor is, moeten we dat natuurlijk wel tot in puntjes verzorgen. De secretaresse vertelt mij dat de data waarop de professor wil vliegen nog niet bekend zijn. Dan is het lastig om een vlucht te boeken natuurlijk. Dan bel ik toch maar even naar Oxford om te vragen of ze al enig idee hebben wanneer ze uitsluitsel kunnen geven.
Nu terug naar het kantoortje om wat mailtjes te sturen en data van experimenten van gisteren te analyseren. De tijd vliegt, want voor je het weet is het al lunchpauze. Op naar de kantine. Ik moet nog dooreten ook, want om kwart voor één moet ik deelnemen aan een Skype-vergadering. Samen met iemand uit Nijmegen, München en Basel zit ik in de organisatie voor een conferentie in Zwitserland. Toch handig dat we op afstand dan via Skype kunnen overleggen. De inschrijving is geopend, dus we overleggen hoe we het beste reclame kunnen maken voor de conferentie. Ook wordt er besproken wat we gaan doen om het netwerken tussen de verschillende universiteiten te bevorderen. Na dik anderhalf uur overleg is alles besproken.
Scholieren op bezoek
Dan is er nog net tijd om voorbereidingen te treffen voor een aantal scholieren dat op bezoek komt. Als Face of Science word je nog wel eens benaderd voor zulke projecten. Het is de bedoeling dat ik voor VWO 5 wat dieper in ga op mijn onderzoek. Dat is even omschakelen. Om de ingewikkelde chemische termen en reactievergelijkingen over te brengen, kan ik het beste toch nog even wat handouts maken. Er is nog net tijd om die te printen voor de scholieren voor de deur staan.
Het is een leuke meeting met de scholieren. Ze zijn erg enthousiast en stellen heel veel vragen. Over wie er nu met een idee komt voor een onderzoek, de PhD’er, of de professor? En hoe gaat dat publiceren nu eigenlijk in zijn werk? Duurt dat lang? Schrijf je dat allemaal zelf? Waar stuur je het naar toe? Wie bepaalt er of het goed is? Misschien dat ik daar toch ook een keer een blog aan kan wijden. Ik geef ze een echt artikel mee. Daar mogen ze thuis doorheen ploeteren en we maken een afspraak voor een rondleiding op het lab voor de volgende keer. Ze zijn erg enthousiast en beloven om ermee aan de slag te gaan. Met hun frisse blik hebben ze wellicht nog leuke input voor mijn onderzoek. En zo vliegt er weer anderhalf uur voorbij.
Terug naar het kantoor. Er zijn weer nieuwe mails binnengekomen die ik moet beantwoorden. Dan weer terug naar de geanalyseerde data van vanmorgen. Ik moet er wijs uit worden, want ik moet het morgen presenteren op het werkoverleg.
Om vijf uur zet ik de computer uit. Weer een dag hard gewerkt: overlegd, gepland, gebeld, uitgelegd, geanalyseerd, voorbereid en gelezen. Een lange dag op ‘het lab’, maar ik heb geen molecuul gemaakt.