Hersenonderzoeker Dick Swaab is ervan overtuigd dat wij geen vrije wil hebben. Op 11 maart zal hij dat standpunt verdedigen in debat met onder andere bewustzijnsfilosoof Daniel Dennett tijdens het congres Bestaat vrije wil? Zijn kant van het verhaal alvast hier in een verkorte aangepaste versie van een interview uit het magazine Psyche & Brein.
Neurobioloog Dick Swaab (1944) is met emeritaat, maar nog steeds zeer actief. Zo publiceert hij eind april zijn nieuwste boek Ons creatieve brein en is hij bezig, als hoogleraar aan de Zhejiang Universiteit in Hangzhou, een Chinese Hersenbank op te zetten. Naar het voorbeeld van de Nederlandse Hersenbank die hij in 1985 oprichtte om onderzoek naar hersenaandoeningen te faciliteren. Een leven vol keuzes, maar niet uit vrije wil, want zoals hij zelf stelde in zijn eerdere bestseller Wij zijn ons brein: vrije wil is een illusie.
“Dat je onbewust een beslissing neemt, wil niet zeggen dat je die beslissing niet geïnformeerd neemt. Dat is het misverstand. Neurowetenschappelijke experimenten laten zien dat je een belangrijke beslissing als het kopen van een huis prima kunt nemen op basis van je gevoel. Dat betekent niet dat je die beslissing ‘zomaar’ neemt, die is wel degelijk gebaseerd op allerlei meegewogen informatie. Maar je beslist op een onbewuste, impulsieve manier. Achteraf verzint de cortex daar een al dan niet juist verhaaltje bij. Zo werkt ons brein nu eenmaal.”
U heeft vaak het belang van hormonale factoren op de vroegste ontwikkeling van de hersenen benadrukt. Was u in de baarmoeder reeds voorbestemd arts of hersenonderzoeker te worden?
“Dat weet ik niet. Ik ben in een medische omgeving grootgebracht. Mijn vader was gynaecoloog, mijn grootvader huisarts. Als kind speelde ik vaak met de microscoop van mijn vader, kweekte ik beestjes uit slootwater. Pas later besef je hoe bijzonder je omgeving is geweest voor je ontwikkeling. Er kwamen veel medici bij ons thuis, zoals de eerste hoogleraar seksuologie en de ontwikkelaar van de anticonceptiepil. Niemand die me overigens zei dat ik arts moest worden.”
Ergens expert in worden, of dat nu hersenonderzoeker is, eminent Bach-vertolker of toptennisser, dat vereist enorm veel inspanning. Het opbrengen van al die moeite, doen mensen dat niet uit vrije wil? Of hebben die mensen simpelweg veel geluk met hun hersenen?
“Het begint met een juiste aanleg op basis van je genetische achtergrond en vroege hersenontwikkeling. Natuurlijk breng je vervolgens de inspanning bewust op. Maar dat is ook leuk, als je er aanleg voor hebt. De fase van het bewust langzaam en stap voor stap leren is noodzakelijk. Net zoals leren autorijden moet je door allerlei fases heen voordat je diverse vaardigheden hebt geautomatiseerd.”
“Maar neem de kunstkenner die in één oogopslag van een schilderij ziet dat het een vervalsing is. Of een dokter die direct ziet wat een patiënt mankeert. Zij zullen pas na lang nadenken wat argumenten bij elkaar rapen. Dat zij dat direct zien, komt omdat hun brein onbewust die informatie zo goed kan verzamelen. Maar je hebt inderdaad een heel lange weg te gaan voordat je zover bent.”
Uw nieuwste boek heet Ons creatieve brein. Hoe definieert u creativiteit?
“Creativiteit gaat bijna altijd om dingen die in bouwstenen al bestaan, maar die dusdanig anders worden gecombineerd dat er iets nieuws ontstaat. Net als met Wij zijn ons brein wil ik duidelijk maken hoe belangrijk interactie met de omgeving is, in de vroegste ontwikkeling al, en hoe dat een impact heeft op de structuur en functie van het brein. Het boek maakt tevens duidelijk hoe het brein in staat is steeds nieuwe dingen te maken, en hoe hersenziekten daarop kunnen inwerken, ten gunste en ten ongunste. Er zijn mensen die op het randje zijn van functioneren maar buitengewoon creatief zijn.”
Wat beschouwt u als uw grootste creatieve ontdekking?
“Nou, ontdekking, meer een bijdrage. Ik denk dat het opzetten van de Nederlandse Hersenbank een bijzondere bijdrage is. Ook ik ben met experimenteel dieronderzoek begonnen, maar op een gegeven moment vraag je je toch af hoe toepasbaar de bevindingen op de mens zijn. Toen ik me begin jaren tachtig richtte op de ziekte van alzheimer, waarvan het net enigszins begon door te dringen dat het een epidemie zou worden, was er geen hersenmateriaal beschikbaar. Er was geen traditie van obductie, geen traditie van doneren. Die hele machinerie heb ik opgezet.”
Kunt u een korte schets geven?
“Aan de Hersenbank zijn nu 32 mensen verbonden. Zo zijn er teams van vier mensen die dag en nacht klaar staan voor obducties. De gemiddelde tijd tussen het overlijden en het einde van een obductie is zes uur. Zo wordt de moleculaire samenstelling van het brein zoals die was voor het overlijden zo veel mogelijk in tact gehouden. Er moet een heel gecompliceerd protocol worden afgewerkt. Er worden honderden stukjes brein op speciale wijze geprepareerd. Sommige stukjes moeten worden ingevroren, andere stukjes op een bepaalde manier gefixeerd. Er zit een enorme organisatie aan vast.”
De oprichting van de Hersenbank is een noodzakelijke voorwaarde geweest om veel fundamenteler hersenonderzoek mogelijk te maken?
“Ja. De Hersenbank heeft ons onder meer in staat gesteld het ziekteproces van alzheimer in stadia te verdelen en in moleculaire zin te volgen. Donoren geven niet alleen toestemming voor obductie maar ook voor het gebruik van hun medische gegevens. Zo kun je ontzettend veel ontdekken over de ontwikkeling van een ziektebeeld. We hebben nu zo’n vierduizend obducties gedaan. Ons materiaal gaat de hele wereld over, naar 750 onderzoeksprojecten in 25 landen.”
Als ik even persoonlijk mag worden: de ergste fase van alzheimer lijkt mij het besef dat je de ziekte hebt en dat het niet meer goed zal komen.
“Voor mij is de ergste fase niet zozeer het niet beseffen, maar alzheimer ontkennen. En het probleem ontkennen en bij de buitenwereld neerleggen zie je vaak bij hersenziekten. Maar zo glijd je wel het alzheimerproces in, en dat wil ik voorkomen. Mijn kinderen hoeven geen verpleeghuis voor mij te kiezen. Met onder meer mijn boeken en publieke voordrachten wil ik mensen stimuleren over euthanasie na te denken. Ik wil duidelijk maken dat je die keus hebt. Overigens kiezen elk jaar meer mensen voor euthanasie in een vroege fase van het dementeringsproces.”
Maar zo’n keuze voor euthanasie, is dat niet bij uitstek een keuze uit vrije wil?
“Dat je een keuze maakt, wil nog niet zeggen dat het een vrije keuze is. De vraag is of ik onder die omstandigheden net zo goed een andere keuze kan maken. Dat denk ik niet. Door mijn genetische achtergrond, de manier waarop mijn brein zich heeft ontwikkeld, door de vele patiënten en verpleeghuizen die ik heb gezien en door mijn afhankelijkheid van een goed functionerend brein voor alles wat ik interessant en fijn vind, heb ik geen andere keuze.”
Op 11 maart aanstaande gaat u in debat met de Amerikaanse filosoof Daniël Dennett. U zou in zijn ‘schurkengalerij’ voorkomen van wetenschappers die er naast zitten. Verheugt u zich op dat debat?
“Laat het hem maar toelichten waarom ik een schurk zou zijn.”
Doet die kritiek u iets? Of denkt u dat Dennett daar zelf niks aan kan doen omdat hij toch geen vrije wil heeft?
“Haha. Nee, ik ben altijd benieuwd naar argumenten. Filosofen kunnen problemen doorgaans goed stellen, maar oplossingen komen van andere disciplines. De vraag wat leven is, is nu een moleculair onderzoeksterrein. Waar we vandaan komen, is evolutieleer. Het punt van de vrije wil is overgenomen door de neurowetenschappen. Allemaal experimentele wetenschappen. De filosofie heeft geen empirische traditie.”
U bent verklaard atheïst. Geeft het u rust dat we ‘ons brein zijn’, zoals een gelovige wellicht rust vindt in een opperwezen?
“Ja. Ik kan goed accepteren dat ik ben, zoals ik ben, en niet anders. En dat anderen ook zo zijn als ze zijn, en niet anders. Dat scheelt veel onnodige frustraties. Ik geloof absoluut niet in het maakbaarheidsidee dat je kunt worden wat je wil, als je maar je best doet. Overigens begrijp ik prima dat mensen steun ervaren bij een godsdienst. Maar voor mij eindigt de hulp van bovenaf bij mijn kruin.”