Je hoort het geluid van je telefoon, terwijl deze niet overgaat. Zo’n verkeerde waarneming is een hallucinatie en komt bij veel mensen wel eens voor. Tijdens het Weekend van de Wetenschap op 1 en 2 oktober onderzoeken wetenschappers het schemergebied tussen waarneming en hallucinatie. En heel Nederland wordt opgeroepen om mee te doen.
“Wij willen graag weten wat iemand gevoelig maakt voor hallucinaties”, vertelt Marc Bohlken, hersenonderzoeker bij het UMC Utrecht Hersencentrum en verbonden aan het onderzoek dat tijdens het Weekend van de Wetenschap start in NEMO Science Museum.
“Vrijwel iedereen heeft weleens een foutje in de waarneming, zoals het zien van een schim in het donker”, vervolgt Bohlken. Er is echter nog maar weinig bekend over wat precies die hallucinaties veroorzaakt. “We denken dat de manier waarop je waarneemt hierin mogelijk een belangrijke rol speelt.” Door zulke fouten in waarneming bij een grote groep mensen te onderzoeken, hopen hersenwetenschappers uiteindelijk mensen te helpen die klinisch last hebben van hallucinaties.
Reconstructie uit het geheugen
In het dagelijkse leven proberen onze hersenen zo goed en zo snel mogelijk een afspiegeling te maken van de omgeving. Voor het maken van deze afspiegeling vertrouwen onze hersenen maar voor een klein deel op directe informatie die ze binnen krijgen via de zintuigen. De rest wordt razendsnel ingevuld vanuit ons geheugen. Zo beleven we niet de ‘echte’ buitenwereld, maar het beeld dat ons brein daarvan vormt.
“Het interpreteren van de omgeving berust op eerdere ervaringen en verwachtingen”, vertelt Bohlken. “Wat onze ogen en oren direct waarnemen, heeft maar een beperkte rol in de reconstructie van de buitenwereld.” Het gebied verantwoordelijk voor directe waarneming in de hersenschors is dan ook erg klein. Dit in tegenstelling tot de hersengebieden waarmee we waarneming in een context plaatsen. Deze zogenaamde associatiecortex is veel groter en helpt met het interpreteren van directe waarneming.
De hippocampus, een structuur die dieper in de hersenen ligt en veel weg heeft van een zeepaardje (vandaar de naam Hippocampus), is ook belangrijk voor de reconstructie van de buitenwereld. Dit hersengebied is betrokken bij het opslaan en weer ophalen van informatie uit het geheugen. “Met hersenscans zie je dat vlak voor een hallucinatie de hippocampus ineens actief werd”, legt Bohlken uit. “Dit kan betekenen dat er bij een hallucinatie een herinnering wordt opgediept.”
Gevoelig voor fouten
Het geheugen speelt dus een grote rol in de reconstructie van de buitenwereld. De hippocampus vult razendsnel een deel van de waarneming in. Deze snelle waarneming is ontstaan vanuit de evolutie. Snel waarnemen was letterlijk het verschil tussen leven en dood. Wie een leeuw het eerst zag of hoorde, had een grotere kans op overleving.
Door deze snelheid is onze waarneming echter wel gevoelig voor fouten. Liever een keer iets waarnemen dat achteraf niks bleek te zijn, dan missen dat een roofdier je besluipt, met fatale gevolgen. Onze waarneming is daarom gevoelig voor vals positieve waarnemingen, oftewel iets waarnemen dat er niet is.
Hallucinaties kunnen ook ontstaan door gespannen verwachtingen. Bohlken vertelt dat hij als kind een keer een grote weg over was gestoken. Iets waarvan hij heel goed wist dat het niet mocht. “Hierdoor was ik extra op mijn hoede. Op een gegeven moment hoorde ik mijn moeder steeds mijn naam roepen, maar toen ik omkeek stond er niemand.” Bohlken legt uit dat je sneller een vals positieve waarneming zal doen wanneer je alert bent. “Als je verwacht dat je door je moeder betrapt wordt, zal je eerder haar stem horen.”
Waarnemen is dus een samenspel tussen de zintuigen, het geheugen en verwachtingen. Naarmate er minder informatie vanuit de zintuigen binnenkomt, gaat het geheugen zelf meer invullen. Mensen die bijvoorbeeld lang opgesloten hebben gezeten in een pikdonkere grot beschrijven vaak dat ze beelden zagen. Bohlken vertelt dat iedereen dan ook kan hallucineren. “Iedereen die meer dan een uur in een geluidsdichte, donkere kamer zit, gaat vanzelf iets horen of zien dat er niet is.”
Levensecht
“Hersenscans laten zien dat tijdens een hallucinatie dezelfde hersengebieden actief zijn als wanneer iemand echte beelden ziet of geluiden hoort”, vertelt Bohlken. “Hierdoor weten we dat een hallucinatie voor de persoon zelf als een levensechte waarneming voelt. De hersenen behandelen een hallucinatie als een werkelijk gesproken woord of een echt waargenomen beeld.”
Iedereen heeft dus weleens een hallucinatie, maar je hebt daar pas last van als het vaak voorkomt of als het nare gewaarwordingen zijn. Wanneer je steeds een vreemde man in de kamer ziet staan, of negatieve stemmen hoort, is dat natuurlijk heel beangstigend. “We weten nog niet precies waarom hallucinaties bij sommige mensen vooral negatief zijn. Door hallucinaties bij een grote groep mensen te onderzoeken, hopen we daar meer over te ontdekken.”