Tijdens de vele oorlogen die de Republiek uitvocht, kaapte de vijand nog wel eens Hollandse schepen. De in beslag genomen post werd bewaard, als legitiem bewijs dat het om een vijandig schip ging. Eeuwen later wordt deze gekaapte post bestudeerd. De brieven blijken een unieke blik te werpen op het leven van gewone mannen en vrouwen. Ze beschreven niet alleen hun persoonlijke sores, maar bleken ook geïnteresseerd in het nieuws.
Judith Brouwer promoveert 12 september 2013 op haar onderzoek ‘Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672.’ Zij onderzocht aan de hand van gekaapte brieven hoe gewone mensen dit Rampjaar beleefden. Kennislink voelde haar hierover aan de tand.
Waarom heeft u het Rampjaar gekozen om te onderzoeken?
“In het Rampjaar gebeurde heel erg veel op politiek vlak en ook nog eens in een heel korte tijd. De Republiek werd van drie kanten aangevallen: door de Franse koning Lodewijk XIV, door de vloot van de Engelse koning Karel II en door de Duitse bisdommen Munster en Keulen. Dit was nog nooit gebeurd in zijn geschiedenis. De steden vielen als bosjes en binnen enkele weken waren de Fransen al bijna bij Holland.”
“Het leek erop dat heel het land opgeslokt zou worden door de vijand. Uiteindelijk zou Holland nooit bezet worden, maar dat wisten de briefschrijvers niet. De meeste van hen zaten in Holland en wachtten met angst en beven af op wat komen zou. Dit is terug te vinden in de brieven uit dat jaar. Nu is er al veel onderzoek gedaan naar het Rampjaar, maar nog nooit naar de beleving door de mensen zelf, waaronder de laagste klasse. En dat maakt het onderwerp zo interessant.”
Hoe beleefden de gewone mensen het Rampjaar dan?
“De totale onzekerheid waarin de briefschrijvers en de mensen om hen heen verkeerden in dat jaar, drukte een stempel op de brieven. Vrouwen van zeelieden leefden altijd al in onzekerheid over het wel en wee van hun mannen, maar nu kwam deze oorlog er nog eens bij. Dat betekende niet alleen meer vijanden dus onveiligheid voor de mannen, maar ook armoede en gebrek thuis.”
“En natuurlijk de onzekerheid of de vijand door zou stoten naar Holland, met alle gevolgen van dien. Wat ook niet meehielp, waren de vele nieuwsberichten. Er gebeurde heel veel en dat moest allemaal zo snel mogelijk gedrukt worden. Kranten kregen hun informatie vaak van getuigen of uit derde hand en er was geen tijd om het te verifiëren. Nieuwsberichten spraken elkaar tegen, wat de onzekerheid nog extra vergrootte.”
Uit wat voor soort brieven haalde u deze informatie?
“Ik heb 195 brieven, geschreven door mensen uit de Republiek in het rampjaar 1672, grondig bestudeerd. Iets meer dan de helft van de brieven kwam van echtgenotes van zeelieden en zij schreven vooral privé-brieven. De andere brieven waren voornamelijk van kooplieden. Zij schreven niet alleen zakelijke brieven: wanneer ze de geadresseerde kenden stond er ook veel privé-nieuws in.”
Werden de brieven door de vrouwen zelf geschreven?
“Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat brieven van meerdere afzenders hetzelfde mooie en gelijkmatige handschrift hadden. Ik ben naar het Stadsarchief van Amsterdam gegaan om de aktes van ondertrouw van deze vrouwen op te zoeken: die moesten namelijk ondertekend worden. Dit bleek vaak met een kruisje te zijn gebeurd, wat betekent dat deze vrouwen niet konden schrijven. Voor hun brieven maakten ze dus gebruik van een professionele schrijver. Een andere optie was om een familielid of kennis de brief te laten schrijven, maar die schreven vaak een stuk minder netjes.”
Maakte het qua inhoud nog uit of de brief door iemand anders werd geschreven?
“Dat verschilde: soms schreef de professional een standaard riedeltje, maar dat kan ook met de inspiratie van de afzender te maken hebben. Vaak genoeg maakte het niet uit wie schreef. Vrouwen blijken heel open en zegden hun mannen, via de briefschrijver, goed de waarheid. Of juist brieven vol ‘lieverdje dit, lieverdje dat en ik mis je zo…’. Daar werd geen aanstoot aan genomen.”
“Een ander voorbeeld is een brief aan een echtgenoot, in opdracht van zijn vrouw geschreven door zijn zoon Leendert van Boort. Eerst schrijft de jongen de woorden van zijn moeder op, onder andere dat ze hem mist en hoopt dat hij snel thuiskomt. Daarna neemt hij zelf het woord en bedankt hij zijn vader voor de rekenlessen die goed van pas komen. Dit levert een hele leuke stijlbreuk op. En een onhandige inktvlek.”
“Nog een voorbeeld is Marietje Theunis uit Amsterdam. Ze neemt geen blad voor de mond, ook al laat ze haar brieven aan haar man Harman Andriessen Layemaker in Batavia door een schrijver optekenen. Harman heeft namelijk veel schulden gemaakt, ondanks zijn redelijk betaalde baan bij de VOC.”
“Ze schrijft dat ‘de schuldeisers maar aan haar deur blijven kloppen, zodat ze nu zelfs de kinderen moet rondsturen met de bedelstaf. Heeft hij wel enig idee hoe ze zich voelt? Hij kan beter oppassen, anders komt ze naar Batavia toe om hem eens goed de waarheid te vertellen!’ Helaas is onbekend hoe het met Marietje is afgelopen, maar Harman heeft nog een paar keer bijgetekend bij de VOC. Hij was nog niet van zijn schulden af of hij durfde niet meer naar huis terug…”
Schrijven geletterde briefschrijvers hetzelfde over politiek als de zeemansvrouw?
“De meer ontwikkelde briefschrijvers gaan dieper op de zaak in dan de gemiddelde zeemansvrouw, maar de laatste benoemt het wel. Van de 195 brieven komen in 187 brieven politiek en actualiteit aan bod, dus ook bij de vrouwen. In de Republiek heerste een nieuwscultuur: er was veel nieuws voorhanden en het werd snel verspreid.”
“Tot nu toe dachten wetenschappers dat dit nieuws gebruikt werd door mannen uit de hogere en middenklasse, zoals kooplieden. Uit mijn onderzoek blijkt dat ook de lagere klasse en zelfs vrouwen toegang hadden tot nieuws, er geïnteresseerd in waren en er zelfs naar verwezen in hun brieven. Ze stuurden ook weleens de krant mee (die telde toen slechts een dubbelzijdig bedrukt blad).”
En zijn er verschillen te zien in de mening van een koopman en een zeemansvrouw?
“Het bleek helaas lastig om uit de brieven meningen te filteren. Brieven werden vaak via via verstuurd en het risico bestond dat ze in verkeerde handen zouden vallen (wat met deze brieven ook is gebeurd). Een te stellige politieke mening was belastend voor de briefschrijvers dus de briefschrijvers deden aan zelfcensuur.”
“Daarnaast was het doel van de brief uit die tijd om te informeren en om een teken van leven te geven, niet om de lezer te overtuigen van een mening. Die gaf de schrijver dan ook niet heel stellig. Iedereen die zijn mening wilde verkondigen en mensen wilde overtuigen, kon een pamflet schrijven. Dit gebeurde wel vaak anoniem, om geen problemen met de overheidsinstanties te krijgen.”
Ziet u veranderingen optreden in de besproken onderwerpen gedurende het jaar?
“Voor mijn onderzoek heb ik vooral brieven uit mei en november gebruikt en je ziet een groot verschil in deze maanden. In mei was de oorlog net uitgebroken en begonnen de brieven met dit onderwerp. Daarna gingen de briefschrijvers pas over op de persoonlijke informatie.”
“Enkele maanden later is het omgekeerde het geval. De oorlog is al even bezig dus dat is niet meer het hoofdnieuws. Eerst wordt de persoonlijke ellende besproken, zoals de tekorten en de onzekerheid, voordat de schrijvers overgaan op de actualiteiten. Een vrouw schrijft bijvoorbeeld dat ze elke zondag met de kinderen bij buurvrouw Antje mag komen eten. Zo zijn de magen van de kinderen in ieder geval een keer per week goed gevuld.”
Kunnen bestaande denkbeelden na uw onderzoek in de prullenbak?
“In onderzoeken van enkele decennia geleden gingen wetenschappers er nog vanuit dat tot ongeveer 1800 ouders weinig liefde hadden voor hun kinderen: moeders lieten borstvoeding vaak over aan de min en veel kinderen stierven jong. Ouders hechtten zich niet aan hun kinderen, was het idee. Vandaag de dag denkt men hier al anders over, maar deze brieven geven ook echt het bewijs van ouderliefde. Vrouwen schrijven naar hun mannen vol liefde over de kinderen: hoe ze opgroeien, leren staan en lopen, wat voor kleren ze dragen en wat ze op school hebben geleerd. En hoe ze om hun vader roepen.”
“Daarnaast zijn de gekaapte brieven niet eerder op grote schaal onderzocht, behalve bij het project Brieven als buit van de Universiteit Leiden, waarbij gekeken wordt naar het taalgebruik. Mijn onderzoek is het eerste promotieonderzoek naar de brieven met een cultuurhistorische benadering van het Rampjaar. De brieven bieden een nieuwe blik op deze periode, namelijk van onderop. Zij vormen een unieke bron: in eerdere onderzoeken naar het Rampjaar is nooit primair bronnenmateriaal van de lagere klasse gebruikt. Dit aspect is tot nu toe onderbelicht gebleven.”