Zoogdieren kunnen hun familiegeschiedenis sturen door het geslacht van hun nakomelingen strategisch te kiezen. Ze kiezen zo, dat de kans op kleinkinderen het grootst is. Amerikaanse onderzoekers leveren hiermee nieuw bewijs voor een oude theorie.
Het is een klassieke theorie die in 1973 voor het eerst zijn weg naar een wetenschappelijke publicatie in Science vond. De wetenschappers Robbert Trivers en Dan Willard stelden toen dat zoogdieren zelfzuchtige wezens zijn die bewust het geslacht van hun nakomelingen kiezen om hun eigen voortplantingssucces te vergroten. Ouders die een goede gezondheid hebben, dominant zijn of op andere vlakken uitblinken, zouden vaker zoons krijgen die goede kansen op de datingmarkt hebben en zelf voor veel nakomelingen kunnen zorgen. Moeders in minder optimale condities spelen op safe en krijgen meer dochters die geen onbegrensde productiviteit hebben, maar wel (bijna) altijd nakomelingen krijgen.
In 1984 kreeg de hypothese een nieuwe boost door een artikel in Nature van Tim Clutton-Brock van de universiteit van Cambridge, waarin hij uitlegt dat bij edelherten dominante vrouwtjes significant meer zonen krijgen dan herten met een ondergeschikte positie in de groep. Ook bij hagedissen is dit mechanisme terug te zien.
38.000 dierentuindieren
Joseph Garner, universitair docent aan de Stanford University School of Medicine, raakte geïntrigeerd door de theorie maar besloot dat er meer onderbouwing voor nodig was; de studie van Clutton-Brock bekeek bijvoorbeeld slechts twee generaties.
Garner werkte zich de afgelopen jaren door de stambomen van drie generaties dierentuindieren van de San Diego Zoo heen: van leeuwen, beren en wolven tot aan koeien, buffels en herten, paarden en neushoorns. Hij en zijn collega’s beschikten over de gegevens van 38.000 dieren van 678 verschillende soorten, maar alleen de dieren waarvan ze de complete stamboom wisten te achterhalen, werden meegenomen in het onderzoek.
Uiteindelijk bleven er 1627 ‘oma-dieren’ en 703 ‘opa-dieren’ over, afkomstig van 198 soorten. Met die data vonden de wetenschappers nieuw bewijs voor de oude theorie uit 1973: oma’s kiezen bewust voor een zoon wanneer de kans groot is dat hij gunstige eigenschappen heeft, zodat hij zelf voor veel nakomelingen zorgt. Garner noemt het de heilige graal van de moderne evolutiebiologie: als vrouwtjes de kans hebben te kiezen, doen ze dat kennelijk heel strategisch. De resultaten van zijn onderzoek verschenen vandaag in PLOS ONE.
Vrouwtjes hebben de macht
“Ook al lijkt het in het dierenrijk om het mannetje te draaien, waarbij de mannen met elkaar strijden om een vrouwtje en zij trouw voor de winnaar kiest, vrouwtjes hebben in feite veel meer macht dan we denken”, zegt Garner in een persbericht. “De vrouwtjes maken strategische keuzes over voortplanting, gebaseerd op de omgeving, hun conditie en de kwaliteit van hun partner. Ze kiest de spermacel die het geslacht op zal leveren dat de grootste kans op kleinkinderen geeft. Spermacellen zijn eigenlijk gewoon pionnen in een spel dat zich over meerdere generaties uitstrekt.”
Uit het onderzoek van Garner blijkt dat wanneer ‘oma-dieren’ voornamelijk zonen kregen, deze mannetjes gemiddeld 2,7 meer kinderen kregen dan de zonen van moeders die ongeveer evenveel zonen als dochters kregen. Hetzelfde gold voor de onderzochte ‘opa-dieren’; wanneer deze voornamelijk zonen kregen, hadden deze 2,4 meer kinderen. Een groter succes voor opa, maar wederom gestuurd door het oma-dier.
Jackpot of lege handen
Inzetten op reproductieve zonen brengt ook een groot risico met zich mee. Als de zoon inderdaad een vruchtbare, door alle vrouwtjes in zijn omgeving aanbeden, alfaman wordt, hebben opa en oma de jackpot te pakken. Helemaal bij diersoorten waar harems voorkomen, zoals bij leeuwen en bavianen. Maar een zoon kan ook toevallig de eeuwige bachelor blijven en helemaal niet voor kleinkinderen zorgen. Als je als vrouw niet zeker bent van je zaak, is inzetten op dochters dus een veiligere keuze; die paren toch wel.
Duwtje in de goede richting
Maar hoe kan een moeder nou weten welke spermacel een y-chromosoom bevat en vervolgens beïnvloeden dat deze cel als eerste bij haar eicel is? Het vermoeden is dat het vrouwtje in de slijmvliezen van haar voortplantingsorganen kan voelen wanneer een ‘mannelijk’ zaadcel voorbij komt, omdat dit net een andere vorm heeft dan ‘vrouwelijk’ zaad. Het gewenste zaad geeft ze een extra duwtje en het ongewenste zaad werkt ze tegen. “Wat de vrouw ook doet, het gebeurt in ieder geval tijdens de bevruchting, of ervoor. De beste voorbeelden van het effect treden namelijk bij dieren op die maar één keer per jaar nakomelingen krijgen en maar één eisprong hebben”, laat Garner per mail weten. “Daarnaast vergelijken de vrouwtjes zichzelf met de rest van de populatie: het mechanisme moet dus flexibel zijn en psychologische input hebben.” Volgens Garner is één ding duidelijk: alleen de vrouw bepaalt. “Er zijn verschillende studies die aantonen dat mannen de verhouding X- en Y-spermacellen niet beïnvloeden.” Hoe het nou precies werkt, blijft echter vooralsnog onduidelijk.
Miljardair krijgt meer zonen
Garner denkt dat er ook parallelen van het effect bij mensen te vinden zijn. Bij polygame gemeenschappen is bekend dat vrouwen die hoog in rang staan vaker een zoon krijgen dan lagergeplaatste vrouwen. De zoon heeft namelijk de grootste economische macht binnen de familie.
Eerder dit jaar verscheen een artikel in PLOS ONE dat Amerikaanse miljardairs vaker een zoon dan een dochter krijgen. Waarschijnlijk, zo speculeren de wetenschappers, omdat de zonen de weelde van de familie behouden en niet meenemen naar een andere familie. Al in 1989 werd gevonden dat moeders met een erfelijke spraakstoornis drie keer zoveel zonen als dochters krijgen. De theorie daarachter is dat een zoon met een spraakstoornis makkelijker een partner kan vinden dan een dochter, aangezien zij het vooral van haar spraak en sociale vaardigheden moet hebben.