20 maart is World Rewilding Day. Rewilding streeft ernaar om de natuur weer zoveel mogelijk in haar originele staat te herstellen. Maar door ongecontroleerde hertenpopulaties en de terugkeer van de wolf is er veel controverse rond rewilding in Nederland.
Het ging niet goed met het Amerikaanse natuurpark Yellowstone: door een overschot aan herten was de natuur in het park overbelast. Bomen als wilgen en populieren werden kaalgevreten, waardoor bevers geen dammen meer konden bouwen en nagenoeg waren uitgestorven in het gebied.
Tot in 1995 een roedel wolven naar het park werd gebracht. Dat veroorzaakte een kettingreactie aan positieve veranderingen in het ecosysteem. Karkassen van herten die door wolven werden gedood, vormen een voedselbron voor raven, arenden, coyotes en beren.
Doordat de herten, op de vlucht voor de wolf, beter over het gebied worden verspreid, kunnen bomen weer groeien en hebben de bevers weer hout voor hun dammen. Achter die dammen ontstaan veilige plaatsen voor vissen en vogels. En zelfs de loop van de rivier past zich aan de nieuwe omstandigheden aan.
Het wolvenproject in Yellowstone is een succesvol schoolvoorbeeld van rewilding, een populaire vorm van natuurbescherming die op 20 maart wordt gevierd op World Rewilding Day.
Ruimte voor de natuur
Het klinkt zo simpel: gewoon de natuur haar gang laten gaan, en als vanzelf wordt alles beter. Maar zo makkelijk als het klinkt, is rewilding in de praktijk niet. In een dichtbevolkt land als Nederland is er maar weinig plek om de natuur écht de ruimte te geven, en dus moet de mens zich er toch mee blijven bemoeien. Waarom willen natuurbeschermers de Nederlandse natuur weer wild maken, en kan dat überhaupt wel?
De term rewilding betekent volgens prof. Liesbeth Bakker zoveel als ‘meer ruimte geven aan natuurlijke processen’. Zij is buitengewoon hoogleraar Rewilding Ecology aan de Wageningen Universiteit. “Dat kan je bereiken door de invloed van de mens te beperken, of door eerdere invloed van de mens te verminderen, bijvoorbeeld door het weghalen van een dam in een rivier.”
Hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat, weet Bart Beekers. Hij is programmaleider bij natuurorganisatie ARK Rewilding in de Gelderse Poort, het rivierengebied tussen Nijmegen en de Duitse grens. “Hier werken we al vijfendertig jaar aan natuurherstel”, vertelt hij. “Voor die tijd werden de uiterwaarden van de rivieren allemaal agrarisch gebruikt, voor maisvelden of graslanden. Ook was er kleiwinning, wat grote, lelijke gaten achterliet in het landschap. Toen ontstond het idee om voortaan met kleiwinning natuurlijke processen na te bootsen.”
Daarnaast werden zomerkades afgegraven, en zijgeulen van rivieren weer geopend. Dat werkte: in de Gelderse Poort ontstonden zandige habitats, die lange tijd verloren waren. Allerlei soorten dieren en planten konden zich weer vestigen in het gebied.

De introductie van wolven in Yellowstone heeft het ecosysteem van het Amerikaanse natuurpark veel goed gedaan. In Nederland stuit de opkomst van de wilde wolf echter op meer weerstand.
Vrijgegeven in het publieke domein via Pxhere.comBeekers: “Ik word jaarlijks verrast door nieuwe soorten. In 2022 hebben we een grote telling gedaan, in dat jaar zijn er 6.200 soorten aangetroffen in het gebied. Haviken, grauwe klauwieren en zelfs zee-arenden zijn terug, bijzondere planten groeien hier weer. En ook de zwarte populier, een inheemse boom die in Nederland dreigde uit te sterven, groeit weer massaal in de open zandgronden die hier ontstaan zijn. Daar krijg je als natuurbeschermer heel erg moed van.”
“De ontwikkeling in de Gelderse Poort is een voorbeeld geweest voor hoe we in heel Nederland omgaan met rivieren”, vervolgt Beekers. “Inmiddels is er landelijk 28.000 hectare riviernatuur ontstaan. Goed voor de biodiversiteit, maar extra ruimte voor rivieren helpt ook om overstromingen te voorkomen, en om droogte te bestrijden. Dat smaakt naar meer: de komende twintig tot dertig jaar willen we dat gebied verdubbelen.”
De eerste stappen van de rewilding-beweging in Nederland werden in de jaren tachtig gezet. Daarbij speelden de Oostvaardersplassen in Flevoland een grote rol. Daar ontstond zonder menselijke invloed een natuurgebied. Doordat ganzen in het gebied grazen, groeiden de plassen niet dicht, wat van tevoren wel verwacht werd.
Voor die tijd werd altijd gedacht dat zonder tussenkomst van de mens overal in Nederland bossen zouden groeien. Maar op basis van wat er in Flevoland gebeurde, ontwikkelden biologen Frans Vera en Fred Baerselman de theorie dat de oer-natuur van Nederland er heel anders uitzag dan tot dan toe werd gedacht. Dat was geen bos, stelden de biologen, maar een afwisselend landschap, dankzij de invloed van kuddes grote grazers, zoals runderen, herten en paarden.
In de Oostvaardersplassen werden daarom heckrunderen en konikpaarden geïntroduceerd om het gebied te begrazen. Maar al zolang als die dieren daar rondlopen, zorgen ze voor discussie.
Als de natuur zijn gang mag gaan, geldt dat namelijk ook voor de minder prettige kanten ervan. Als de grote grazers genoeg te eten hebben, planten ze zich massaal voort. Maar wordt de kudde te groot, dan sterft een deel van de dieren ‘s winters aan ondervoeding. Zo kan rewilding onnodig lijden veroorzaken, waardoor er tóch menselijke invloed nodig is, om dieren bij te voeren of zwakke dieren af te schieten.
“Het is bijna een filosofische vraag wat natuurlijker is”, zegt Bakker. “Ingrijpen als vervanging van de afwezige predatoren, of niet ingrijpen om de invloed van de mens zo klein mogelijk te houden. Uiteindelijk is dat een keuze die de betrokkenen ter plekke maken.”
— Bart BeekersWe zitten hier niet in de middle of nowhere, er leven nou eenmaal ook heel veel mensen in Nederland
De discussie speelt niet alleen in de Oostvaardersplassen: ook in andere natuurgebieden blijkt ongecontroleerde natuur niet goed te werken. Zo worden in het natuurgebied Kennemerland-Zuid duizenden damherten afgeschoten, omdat de kuddes zo groot zijn dat ze kwetsbare duingebieden kaalvreten en zo de natuur juist beschadigen.
In échte wilde natuur worden hertenpopulaties op peil gehouden door roofdieren, zoals wolven. Maar als die predatoren er niet zijn, kunnen herten zich bijna onbeperkt voortplanten. Voor de rewilding-beweging is het dus goed nieuws dat de wolf terug is in Nederland.
Dat laat gelijk een ander probleem van rewilding zien: zitten mensen er wel op te wachten de wilde natuur zo dicht bij huis te hebben? De terugkeer van de wolf zorgt namelijk niet alleen voor enthousiasme bij ecologen, maar ook voor angst en boosheid onder boeren en plattelandsbewoners.
“Bij rewilding krijg je regelmatig met botsende belangen te maken”, zegt Beekers. “Vaak is dat tijdelijk, omdat mensen moeten wennen aan iets nieuws. Maar de natuur kan inderdaad voor overlast zorgen. Kijk naar de bever: het is fantastisch dat die hier weer leeft, die kan bossen op een natuurlijke wijze onderhouden. Maar soms graven ze gaten in de dijken. Dat wil niemand. Dat je zo’n bever dan moet verplaatsen, moet je ook kunnen accepteren.”
“De ooibossen die in de uiterwaarden ontstaan, kunnen zorgen dat het water plaatselijk hoger komt te staan, wat in strijd is met de waterafvoerende functie van de rivier. Dan moet je dat bos weghalen, of nog liever: kijken of je op natuurlijke wijze ergens anders ruimte kan creëeren om dat water op te vangen.”

De tegels uit je tuin halen zou je als een micro-rewildingactie kunnen beschouwen, als je het daarna natuurlijker laat ontwikkelen.
MabelAmber, via Pixabay.In een land als Nederland, waar elke vierkante meter een doel heeft, blijft echte wildernis dus ver te zoeken. Bakker: “Rewilding in een door mensen gedomineerde omgeving, zoals Nederland, zal nooit leiden tot een ongerepte wildernis.” Beekers sluit daarbij aan: “We zitten hier niet in de middle of nowhere, er leven nou eenmaal ook heel veel mensen in Nederland. En de afgelopen eeuwen zijn we verleerd om met de natuur samen te leven.”
Tegelwippen
Maar dat betekent niet dat de ideeën van rewilding hier kansloos zijn. Ook mét menselijke invloed, kan rewilding de natuur helpen, stelt Bakker: “Je kan ook klein beginnen: de tegels uit je tuin halen zou je als een micro-rewilding actie kunnen beschouwen, als je het daarna natuurlijker laat ontwikkelen. Dat is natuurlijk niet heel wild, en zal de biodiversiteit niet direct enorm vooruit helpen, maar alle beetjes helpen.”
“Je kunt altijd iets wilder maken”, vervolgt Bakker. “Daarbij kijk je naar wat het nu is, bedenk je hoe je het natuurlijker zou kunnen maken, en dan ga je aan de slag. Rewilding daagt je uit om na te denken wat natuurlijk is en welke stappen je zou kunnen nemen. En dat kan zo ongeveer overal, en door iedereen. We zullen het samen moeten doen om onze omgeving groener en biodiverser te maken. En dan kunnen we er ook samen van genieten.”