Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Wijsheden uit de oudheid

Wikimedia Commons

Vroeger dacht ik dat geschiedenis een brei met jaartallen en een hoop feiten was, maar nu ik historische verslagen uit de oudheid lees ontdek ik hoe smeuïg die verhalen kunnen zijn.

17 april 2019

Als ik zeg dat ik dag in dag uit met de geschiedenis van de Romeinse oudheid bezig ben, wat komt er dan in je op? Hopelijk is het die enthousiaste geschiedenisdocent die de les volpraat met sterke verhalen over die rare Romeinen. Vaker zijn het waarschijnlijk de saaie teksten in je geschiedenismethode, die je in je hoofd moet stampen voor de volgende toets. Toen ik op de middelbare school zat, zag ik geschiedenis als een hoop feiten en jaartallen, met tussendoor af en toe een verhaal. De ‘inzichtvragen’ op de toets, waarbij je de gestampte kennis moest toepassen op een historische tekst of cartoon, vond ik het boeiendst. Tegelijkertijd vond ik ze pittig, want hoeveel inzicht had ik nou eigenlijk in de geschiedenis?

Geheime plannen

Als je me toen had verteld dat ik later mijn dagen zou doorbrengen met de historische verslagen uit de oudheid, had ik je uitgelachen. Dat was niks voor mij. Ik las liever mooie verhalen: liever Ovidius en Homerus dan zo’n oorlogsverslag. Dat was voordat ik wist dat de geschiedwerken die in de oudheid geschreven zijn, in sommige opzichten meer lijken op een historische roman dan op de teksten uit mijn geschiedenisboek. De historici uit de oudheid zijn niet geïnteresseerd in jaartallen. Zij vertellen bijvoorbeeld welke slechte grappen politici maakten om hun collega’s belachelijk te maken; ze fluisteren ons in hoe de keizers geheime plannen smeedden om hun moeder te vermoorden; of ze beschrijven in geuren en kleuren de triomftocht van een grote generaal door het centrum van Rome.

Op dit moment lees ik het verslag van de Romeinse geschiedschrijver Cassius Dio, die een extreem uitgebreide én zeer sappige Historia romana (‘Romeinse geschiedenis’) heeft geschreven. Van de 80 (!) boeken die hij heeft geschreven, is helaas slechts een deel over. Wat we wel over hebben, is zijn verslag van de dood van Julius Caesar, in 44 v.Chr. Caesar was een tamelijk megalomaan sujet dat in 8 jaar heel Gallië veroverde en toen bedacht dat het eigenlijk best een logische stap was om ook Rome te onderwerpen.

Hij ambieerde de alleenheerschappij over Rome. De conservatieve republikeinse senatoren wilden daar echter niet aan toegeven en besloten dat het beter was als Caesar uit de weg geruimd werd. Dio beschrijft hoe de groep samenzweerders hem vermoorden in de senaat:

“En op dat teken vielen ze hem van alle kanten aan en staken ze op hem in, met als gevolg dat hij door het grote aantal aanvallers niets meer kon zeggen of doen, maar hij verborg zijn gezicht en werd met vele steekwonden afgeslacht. En dat is het meest betrouwbare verhaal; maar er zijn er ook die zeggen dat hij, toen hij door Brutus met kracht werd gestoken, tegen hem sprak: “ook jij, m’n zoon?”.” (44.19)

Laatste tragische woorden

Hoewel Dio toegeeft dat ze misschien niet waar zijn, wil hij ons toch niet deze laatste, tragische woorden van Caesar ontzeggen. Ze zijn ook te mooi om weg te laten. Dio had ze al overgenomen van zijn collega-historicus Suetonius. Shakespeare’s toneelstuk Julius Caesar heeft het tot een van de indringendste momenten van schok en verraad in de westerse geschiedenis gemaakt: “et tu, Brute?”.*

De moord op Caesar, door Vincenzo Camuccini (1804-05). Caesar steekt smekend zijn hand uit naar Brutus, die zijn zwaard opheft; het “Et tu, Brute?” moment is zo dramatisch in beeld gebracht

Wikimedia Commons

In de komende maanden laat ik je graag wat verschillende kenmerken van mijn onderwerp zien! Ik wil met name focussen op wat ik denk dat deze Romeinse auteurs ons kunnen leren, over onszelf, over de maatschappij waarin we leven, en over politiek leiderschap. De populistische leider is volgens experts bezig met een opmars (voor de geïnteresseerden onder jullie, zie deze pagina van de Britse krant The Guardian). Dit zijn leiders die de wereld presenteren als verdeeld tussen goede en foute mensen; zij behoren natuurlijk tot de goeden… Ook doen ze een sterk emotioneel appèl op hun publiek, ze ‘bespelen’ hun publiek. Kun je wat voorbeelden bedenken?

Over dit type leiderschap bestaan al ideeën in de antieke geschiedschrijving. Ik wil afsluiten met een oproep die gedaan werd vlak na de dood van Caesar, door een van de senatoren die niet betrokken was bij de samenzwering, en de vrede probeert te bewaren. Zijn naam was Cicero. Dio vertelt hoe hij een rede houdt voor de Romeinse senatoren en hen deze woorden op het hart drukt:

“Niemand moet ooit, vind ik, zich uitspreken alleen om in de gunst te komen of haat te zaaien, maar ieder voor zich zou moeten aantonen wat hij zelf denkt dat het beste is om te doen… Hoe gevaarlijk is het wanneer wij, de groep [politici] die het best in staat is om onze mening te formuleren, bij het nemen van besluiten onze eigen belangen zwaarder laten wegen dan wat goed is voor iedereen?” (44.23)

Het is typisch voor historici uit de oudheid dat ze hun lezers een morele les willen meegeven. Deze specifieke opmerking van Cicero is een all-timer, daar kan ik niets meer aan toevoegen.

*Meer weten over Caesar’s dood? Bekijk deze TedEd-video:

ReactiesReageer