Naar de content

Wie wat bewaart, heeft wat

Op bezoek bij de preparateur van Museum De Bastei

Peter Eekelder voor De Bastei

Natuurhistorische musea hebben vaak grote en bonte collecties overleden dieren. Preparateur Jan-Willem Koolen verklaart hoe deze collecties ontstaan en waarom het belangrijk is om ze te bewaren. 

6 maart 2025

In een teiltje water liggen een dood wezeltje en molletje te ontdooien. Ernaast staat iets wat lijkt op een broodtrommel, maar in plaats van een gezonde lunch bevat deze doos een pincet, snijmesjes en wat watjes. Als voorbeeld voor de bezoekers van vandaag liggen ernaast wat ‘balgen’ die al af zijn: met watten gevulde dierenhuiden die worden bewerkt, bestudeerd en bewaard voor wetenschappelijk onderzoek. Normaal werken de preparateurs van Museum De Bastei in Nijmegen achter gesloten deuren, maar af en toe verwelkomt het museum bezoekers voor een blik achter de schermen. 

Plastic zak

Jan-Willem Koolen is een van die preparateurs. Samen met wat vaste krachten en vrijwilligers besteedt hij iedere week een middag aan het ‘balgen’ van overleden dieren: een prepareertechniek waarbij preparateurs naast de organen ook het skelet uit het dier halen en enkel de huid met vacht overhouden. Heel anders dus dan de opgezette dieren die je als museumbezoeker ziet. “Opzetten in een natuurlijke houding is bedoeld voor educatieve doeleinden”, legt Koolen uit. “Balgen doe je puur en alleen om informatie te verzamelen.”

De meeste exemplaren die hij daarvoor op zijn placemat ontvangt, zijn afkomstig van mensen die ze toevallig ergens vinden. Een vogeltje dat tegen een raam vloog bijvoorbeeld of een eekhoorn die slachtoffer werd van een loslopende kat. De vinder stopt het dier daarvoor samen met een notitie over de vindplaats en datum in een plastic zak, en bewaart deze in de vriezer. Daarna kan het dier veilig bij het museum worden afgeleverd, waarna de preparateurs ermee aan de slag gaan.

Knutselwerkje

Deze middag is het een wezel waar Koolen zich over mag buigen. Voor hij met het ontleden begint, moet hij eerst wat metingen verrichten. Welke informatie later nuttig blijkt, is van tevoren namelijk nog niet te zeggen. En dus wordt alles voor de zekerheid nauwkeurig vastgelegd. Aan de vacht valt hem direct wat op: twee rode punten in de hals. Bedachtzaam inspecteert hij de wonden en buigt hij zich over het sectierapport. Naast gewicht en lengte noteert hij bij het kopje ‘overig’: bijtwond in hals, kat?

Balgen doe je puur en alleen om informatie te verzamelen.

Hij masseert de ledematen nog wat om de laatste vrieskou eruit te krijgen, en dan gaat het mes erin. Met een precisie en nuchterheid alsof het niet om een dier maar een knutselwerkje gaat, snijdt hij in het beestje, duwt hij de huid naar binnen en drukt dan in een directe beweging het vlees naar buiten. “Kijk”, demonstreert hij aan zijn publiek, “het been is nu binnenstebuiten”.

Sectierapport

De een loopt snel en misselijk naar buiten, terwijl de ander gefascineerd blijft kijken. Vervolgens knipt hij het eerste been door en haalt hij de botjes en spieren uit het kleine lichaam. “De pootjes zijn nu leeg. Alleen de teentjes heb ik erin gelaten, om de vorm te behouden.” Bij vogels gaat het er op eenzelfde manier aan toe, vertelt Koolen, “al houden we dan de schedel meestal intact. Bij zoogdieren gaat alles eruit.”

Het sectierapport is eigenlijk het belangrijkst aan een balg, legt Koolen uit. Dit komt omdat veel informatie met deze techniek verloren gaat. Dus onderwerpen wetenschappers de gevonden dieren aan allerlei metingen. Van de grootte van het kleinste teentje tot de spanwijdte van de vleugels, alles wordt opgemeten. Maar ook de vindplaats van het dier of de maaginhoud kunnen later belangrijk zijn. Dit laat bijvoorbeeld de effecten van klimaatverandering en milieuverontreiniging op de biodiversiteit zien. 

Een gebalgde wezel en een gebalgde vogel liggen op tafel. Op een kaartje aan hun poot staat informatie voor de collectie-opslag.

Balgen worden niet in een natuurlijke houding bewaard, maar juist met de poten strak langs het lichaam. 

Myrte Nowee voor NEMO Kennislink

Dat verklaart waarom musea soms wel miljoenen balgen in hun collecties hebben. “Aan een individu kun je immers weinig conclusies verbinden”, aldus Koolen, “maar aan een grotere groep wel.” Die grote collectie is ook de reden dat de dieren met de poten strak langs het lichaam worden bewaard, in plaats van in een natuurlijke houding. “Zo passen er meer in de opslag." 

Snavellengte

De huiden worden vooral bewaard als bewijs dat ook de rest van het rapport klopt. Daarnaast is het voor onderzoekers ook fijn dat delen van de exemplaren nog fysiek aanwezig zijn. “Zo kwam er laatst een vogelonderzoeker langs die de snavellengtes en vindplaatsen van onze collectie snippen wilde gebruiken”, vertelt de preparateur. “Hij hoopte daarmee iets te kunnen zeggen over of hun snavellengte en voedselaanbod over de tijd heen met elkaar mee zijn veranderd”.

Een klein Duits jongetje heeft vanaf het begin ademloos naar het prepareren gekeken. Een collega van Koolen vraagt of hij ooit eerder een wezel heeft gezien. Enthousiast reageert het jongetje dat hun kat er laatst een heeft gevangen. Zijn moeder - die de bui vermoedelijk al ziet hangen - grijpt direct in. Om te voorkomen dat haar zoontje na deze demonstratie zelf een archief begint, waarschuwt ze de kleine onderzoeker vriendelijk, maar ondubbelzinnig. “Even voor de duidelijkheid: dit is echt níet iets wat je thuis mag doen!”