Zelden kwamen er meer verschillende nationaliteiten naar Nederland dan vorig jaar. Veel van die mensen proberen Nederlands te leren. Waar de één dat zo onder de knie heeft, doet een ander daar jaren over. Welke nationaliteit heeft een voorsprong?
Een Amerikaan, een Syriër en een Oekraïner volgen samen een cursus Nederlands. Wie gaat het snelst?
Nee, dit is geen slechte mop, maar een reële vraag die opborrelde door de enorme stroom van immigranten in 2022. Volgens het CBS kwamen vorig jaar ruim 400 duizend mensen in Nederland wonen, bijna 150 duizend meer dan in 2021. Veel daarvan kwamen uit Oekraïne, bijna 90 duizend. Andere vluchtelingen – goed voor ruim 35 duizend asielaanvragen – kwamen uit landen als Syrië, Afghanistan en Turkije. De rest komt uit alle hoeken van de wereld en bestaat hoofdzakelijk uit studenten, expats of gezinsleden van eerdere immigranten. Voor de integratie is het goed als al deze mensen Nederlands leren.
Een eerste conclusie: die Amerikaan leert niet sneller Nederlands dan de Syriër. Juist niet. Inwoners van de Verenigde Staten (VS) of Groot Brittannië zijn het namelijk zo gewend om overal Engels te spreken, dat het lastig blijkt om een andere taal te leren, al is die taal verwant.
Blootstellen en onderdompelen
Een cursus Nederlands zou voor Engelstaligen en Duitsers een eitje moeten zijn, zou je denken. Voor Duitsers geldt dat ook wel: veel daarvan gaan als een speer. Die zitten nou eenmaal zo dicht tegen Nederland aan – taalkundig, cultureel en fysiek – dat een gemotiveerde Duitser toch wel een voorsprong heeft.
Het helpt zeker als een taal op het Nederlands lijkt, weet taalonderzoeker Sterre Leufkens van de Universiteit van Utrecht. “Maar ik denk wel dat dit overschat wordt. Andere factoren dragen meer bij aan succesvol een taal leren, zoals opleidingsachtergrond en motivatie. Het belangrijkste is misschien wel blootstelling aan die nieuwe taal in je echte leven, in plaats van in de schoolbanken. De mogelijkheid om te oefenen.”
Zo maken we ons onze moedertaal eigen: gewoon luisteren, praten en proberen, zoals jonge kinderen dat doen. “We worden geboren met een mechanisme om taal te leren. Dit stelt ons in staat om zelf grammaticale regels af te leiden door taal te gebruiken. Een belangrijke theorie over het leren van een tweede taal gaat uit van dit idee: dat volwassenen in zo’n proces precies hetzelfde doen. Volgens dit ‘nativisme’ is de moedertaal helemaal niet belangrijk, want je gebruikt gewoon je aangeboren vaardigheden.”
Een andere theorie gaat juist uit van het overnemen van onderdelen uit je eerste taal. Dus eerst woorden die op elkaar lijken, zinsbouw die je al kent. Als het werkt, blijf je dat herhalen tot het vanzelf gaat. Met vallen en opstaan kopieer je dan in zekere zin jouw moedertaal naar een tweede taal.
Gewend aan taalonderwijs
Beide theorieën zijn volgens Leufkens te kort door de bocht. “Er is onder taalonderzoekers wel consensus over dat het hier ergens tussenin zit. Je moedertaal doet er zeker wel iets toe, vooral in het tempo en het soort fouten dat je maakt. Maar het is niet allesbepalend.”
De manier waarop het onderwijs is ingericht in het land van herkomst speelt misschien nog wel een grotere rol. Zo blijken immigranten uit de VS veel minder makkelijk een tweede taal op te pikken dan je zou verwachten van mensen die zijn opgegroeid binnen dezelfde taalfamilie.
Amerikanen zijn geen taalonderwijs gewend. Leufkens: “Een tweede taal leer je meestal op een andere manier dan je moedertaal. Je zit in een klasje, je krijgt een werkboek. En omdat je over het algemeen ouder bent, kan je er meer bewust over nadenken. In de VS krijgen kinderen vaak niet meer dan een jaartje les in een andere taal.”
De onderwijsachtergrond speelt sowieso een grote rol. Hoger opgeleiden kunnen nou eenmaal beter studeren, zeker als ze een stabiel onderwijssysteem gewend zijn. “Lang niet alle immigranten zijn hoger opgeleid. We zien bijvoorbeeld dat het lastig is voor vluchtelingen uit Eritrea. Die zijn vaak laagopgeleid, soms zelfs analfabeet, en hebben weinig onderwijservaring in eigen land.”
Eerst praten, dan leren
De perfecte manier om een tweede taal te leren die voor iedereen werkt, moet nog uitgevonden worden. Naast culturele achtergrond is ook aanleg van belang, zoals ook niet iedereen even goed is in wiskunde. Ook leeftijd speelt een rol. Volwassenen beginnen vaak op een meer structurele manier, met regels en een handboek. “Kinderen worden eerder ondergedompeld in de tweede taal. De gedachte is dat zij het sneller oppikken dan volwassenen. Maar te streng hun moedertaal uitbannen kan weer een negatief effect hebben, zoals schaamte om te praten.”
De oplossing ligt dus ergens in het midden. Leufkens: “Het is eigenlijk heel gek dat we in ons taalonderwijs nog steeds heel erg uitgaan van regels en grammatica. Want we weten dat je een taal alleen kan leren als je ’m gebruikt. Iedereen herkent dat je een taal veel effectiever leert als je lang op vakantie bent of ergens gaat wonen. Recent onderzoek laat ook zien dat het niet meteen allemaal heel correct hoeft te zijn: eerst leren lezen en spreken, dan komt de grammatica daarna wel.”