Bijna blind rent hij door zijn smalle gangenstelsel en graaft met een enorme kracht er nog wat tunnels bij. Als hij een worm tegenkomt sprint hij er op af, verlamt hem en legt hem in de voorraadkamer: dan heeft hij later ook nog wat.
De mol is een van de weinige gewervelden die permanent in de bodem leeft. Ondanks zijn soms slechte reputatie bij boeren en eigenaren van prachtige gazonnetjes, toont de aanwezigheid van mollen een gezonde, vruchtbare bodem aan. Mollen hebben namelijk een goed functionerend ecosysteem en ondersteunende biodiversiteit nodig om te overleven.
“Onder de grond, onder de grond, daar woont een mol met een jasje van bont.
Hij graaft een gang, tien meter lang, zand op z’n snuitje en zand op z’n wang.
Molletje kan bijna niet zien, is dat niet gevaarlijk misschien? Molletje, straks stoot je je kop. Zet dus voortaan een brilletje op!”
Een bekend kinderliedje, maar de mol heeft die bril helemaal niet nodig. Een mollenlichaam is bedekt met een zachte, dikke, zilver-zwarte vacht waarin de kleine oogjes verstopt zijn. De ogen hebben dan ook nauwelijks nog een functie, mollen zijn nagenoeg blind. Ze hebben ook geen uitwendige oren. Daardoor zijn ze voornamelijk afhankelijk van hun tast- en reukzintuigen, maar laten die gelukkig heel goed ontwikkeld zijn. Zijn staart heeft kleine haartjes op de punt waarmee hij over het plafond van zijn tunnel gaat. Hiermee tast hij de omgeving af en met zijn spitse neus kan hij heel goed ruiken. De sterneusmol ontdekt, vangt en eet zijn prooi zelfs sneller dan het menselijke oog kan volgen: in minder dan 0,3 seconden.
Sterke graver
De mol heeft hele kleine achterpoten, maar grote voorpoten en sterke schouders waarmee hij goed kan graven. Aan iedere voorpoot heeft hij zes vingers. De mol heeft, net als bijvoorbeeld de panda, een duim extra.
In 2011 schreef een groep paleontologen in het vakblad Biology Letters hoe de mol aan zijn extra graafduim komt. Die extra duim gebruikt hij om op te leunen tijdens het graven en het vergoot zijn poot waardoor hij meer zand in één keer weg kan scheppen.
Ook bij andere dieren komt polydactylie – het hebben van een extra vinger of teen – weleens voor, maar bij mollen is het de standaard. Al tijdens de embryonale ontwikkeling wordt aangezet tot de ontwikkeling van de extra duim. Maar dit gebeurt later dan de ontwikkeling van de ‘gewone’ vingers, ontdekten de paleontologen. De extra duim heeft geen bewegende gewrichten. Het bestaat uit één sikkelvormig botje dat uit de pols ontstaat. Spitsmuizen, de dieren die het nauwst verwant zijn aan mollen, missen de extra duim.
De onderzoekers denken dat mollen de extra duim krijgen door hoge concentraties mannelijke geslachtshormonen. Bij veel mollensoorten hebben de vrouwtjes namelijk een bijzonder geslachtsorgaan met zowel mannelijke als vrouwelijke delen; ze zijn dus een soort hermafrodiet. Hierdoor produceren ze ook de typisch mannelijke geslachtshormonen.
Bij mensen wordt gedacht dat wanneer een embryo in de baarmoeder wordt blootgesteld aan een hoog testosteronlevel van de moeder, er een grotere kans op polydactylie is.
Mollen leven alleen in hun holenstelsel en komen nauwelijks boven de grond. Vrouwtjesmollen werpen één keer per jaar twee tot zeven jongen. De zwangerschap duurt rond de 42 dagen. Als de jongen vijf weken oud zijn verlaten ze het nest.
Sparen voor later
De mol heeft voornamelijk regenwormen en andere kleine ongewervelden uit de bodem op het menu. Daarnaast eet hij verschillende soorten noten. De mol eet 70 tot 100 procent van zijn eigen lichaamsgewicht (gemiddeld 115 gram) per dag. Als er een worm in een van zijn tunnels valt, rent hij erop af om de worm te doden. Hij hoeft zijn prooi niet direct op te eten, hij kan met zijn speeksel de worm ook verlammen. Zijn speeksel bevat namelijk een giftige stof waardoor de verlamde worm opgeslagen kan worden in de tunnel en voor later bewaard kan worden. En de mol is een echte spaarder; wetenschappers hebben voorraadkamers met meer dan 1000 regenwormen erin gevonden! Kieskeurig zijn ze ook. Voordat ze de wormen daadwerkelijk eten knijpen ze met hun klauwen eerst de aarde en darminhoud uit de worm.
Ademen onder de grond
Doordat mollen in smalle tunnels onder de grond leven zitten ze continu in een omgeving met veel koolstofdioxide en weinig zuurstof. In 2010 ontdekten wetenschappers dat mollen grote hoeveelheden koolstofdioxide kunnen verdragen en hierdoor hun eigen uitgeademde lucht opnieuw in kunnen ademen. Dat kan dankzij het hemoglobine-eiwit, dat in iedere rode bloedcel zit. Mollen hebben daar een speciale variant van, waardoor het meer koolstofdioxide kan binden.
Plaag
Omdat mollen de aarde vlak onder het oppervlakte doorspeuren op zoek naar eten, maken ze weleens de wortels van planten los, tot afschuw van boeren. Ze eten de planten echter niet op.
Ook hebben boeren soms last van steentjes in hun machines, omdat die door de door mollen omgewoelde aarde naar boven komen. In het Amsterdamse bos start begin maart een test om mollen van de sportvelden te verjagen met behulp van trillingen. Door de vibraties die in de gangenstelsel ontstaan, hopen de GGD en de Dierenbescherming de dieren weg te krijgen.
Lees ook:
- Aflevering 10: de mijnspin
- Aflevering 9: de slijmzwam
- Aflevering 8: de bodemmijt
- Aflevering 7: de loopkever
- Aflevering 6: de bodemschimmel
- Aflevering 5: de mier
- Aflevering 4: het beerdiertje
- Aflevering 3: de springstaart
- Aflevering 2: het pissebed
- Alevering 1: de regenworm