Brengt de wetenschap ons nog vooruit? Nu de voorbeelden van gebrekkig onderzoek zich de afgelopen jaren hebben opgestapeld, lijkt die vraag steeds indringender te spelen. Een groep filosofen doet er nu onderzoek naar.
Ons vertrouwen in de wetenschap wordt op de proef gesteld door studies die bij herhaling niet dezelfde resultaten blijken op te leveren. De replicatiecrisis, wordt het ook wel genoemd. Effecten die we voorheen als onomstotelijk bewezen zagen, blijken bij nader inzien toch een stevig wetenschappelijk fundament te missen. Daar komt nog eens bovenop dat er de afgelopen jaren verschillende gevallen van wetenschapsfraude aan het licht kwamen.
Het roept grote vragen op over de status van de wetenschap. Wat zijn de criteria voor goede wetenschap en zijn die voor alle wetenschappen hetzelfde? Een groep filosofen en integriteitsonderzoekers van de Vrije Universiteit te Amsterdam buigt zich de komende drie jaar over deze lastige kwestie in een grootschalig onderzoek naar wetenschappelijke vooruitgang. Universitair hoofddocent epistemologie Jeroen de Ridder leidt samen met zijn collega’s René van Woudenberg en Rik Peels het project. NEMO Kennislink sprak De Ridder.
Twee derde van de conclusies uit psychologische studies houdt bij herhaling geen stand. Komt dat omdat veel wetenschappers frauderen?
“Nee, dat lijkt me te sterk. Er is ook al veel onderzoek naar gedaan. Als je wetenschappers een anonieme vragenlijst laat invullen, dan zegt twee procent wel eens bewust de data te hebben vervalst. Dat percentage ligt in werkelijkheid ongetwijfeld hoger, maar wat veel vaker gebeurt is dat mensen bewust of onbewust slordige of slechte methodologie gebruiken.”
“In veel wetenschappen speelt een hoge publicatiedruk mee. Om een baan te krijgen aan een universiteit moet je zoveel mogelijk publiceren in de beste tijdschriften. Dat leidt niet altijd tot de meest betrouwbare wetenschapsbeoefening. Wetenschappers trekken dan te vroeg conclusies terwijl ze nog niet voldoende data hebben verzameld om zulke stellige beweringen te doen.”
“Het komt ook voor dat onderzoekers de data een beetje masseren. Als in hun dataset een paar punten sterk afwijken van de rest, dan is het verleidelijk om die data te zien als meetfouten en ze te verwijderen. Het is goed mogelijk dat het inderdaad meetfouten zijn, maar het zouden ook goede datapunten kunnen zijn.”
Hoe kan het dat de replicatiecrisis vooral speelt bij de psychologie en biomedische wetenschappen en minder, althans zo lijkt het, bij de natuurwetenschappen?
“Een mogelijke verklaring is dat zowel psychologen als biomedici zich bezighouden met het bestuderen van mensen. Psychologen onderzoeken menselijk gedrag en dat is razend ingewikkeld. Mensen reageren heel verschillend en hun reactie is vaak tijd- en plaatsgebonden. Harde wetmatigheden in ons gedrag zijn lastig vast te stellen. Het is dan ook te verklaren dat een studie bij herhaling andere resultaten oplevert.”
Want herhaalbaarheid is een belangrijke eis voor alle wetenschappen?
“Dat is een vraag waar wij ons de komende jaren ook mee bezig gaan houden. Die herhaalbaarheid is in de exacte wetenschappen heel vanzelfsprekend. Wij vragen ons af of dat in de mens- en geesteswetenschappen ook zo’n harde eis moet zijn.”
“Als mensen het woord ‘wetenschap’ gebruiken, dan denken ze vaak aan het Engelse woord ‘science’. Daarnaast heb je de humanities, wat wij de geesteswetenschappen noemen. Het Nederlandse woord ‘wetenschap’ heeft dus een bredere betekenis, daar horen ook de geesteswetenschappen bij. Als die gaat beoordelen met de criteria die gelden voor science, dan loop je tegen grenzen aan.”
“De geesteswetenschappen beslaan een groot gebied: taalkunde, geschiedenis, antropologie, archeologie, filosofie, theologie en letterkunde. Daar werkt dataverzameling heel anders. Je gebruikt meestal geen enquêtes of experimenten. Het bestuderen van een roman is echt wat anders dan het onderzoeken van cellen in je lichaam. Die wetenschappen kun je niet op dezelfde manier beoordelen.”
“Toch denk ik dat herhaalbaarheid ook in de geesteswetenschappen een zinvolle eis is. Neem de interpretatie van historische teksten of een roman. Natuurlijk zitten daar subjectieve elementen in, maar het is niet louter een individuele fantasie. Er zijn bepaalde kaders waarbinnen zo’n interpretatie zich moet bewegen.”
In veel landen liggen de faculteiten geesteswetenschappen onder druk vanwege structurele bezuinigingen. Hoe kan het dat de geesteswetenschappen vaak als minder waardevol worden gezien dan de bètawetenschappen?
“De geesteswetenschappen leveren minder harde data op. Dat maakt het makkelijk om er een beetje sceptisch over te doen. Harde feiten zijn tastbaar, terwijl onderzoek naar zin en betekenis eenvoudiger kan worden afgedaan als subjectief en dus betwijfelbaar. Dat is overigens niet altijd zo geweest. In de middeleeuwen waren theologie en filosofie de hoogste vormen van wetenschap.”
Sommige mensen denken dat de wetenschap zo langzamerhand wel over de middelen beschikt om de filosofie te vervangen.
“Die opvatting staat bekend als het sciëntisme. Dat is het idee dat (natuur)wetenschap onze enige bron van kennis is en uiteindelijk alle grote vragen kan beantwoorden. Daar geloof ik niet in. Er zijn allerlei grote filosofische vragen over de vrije wil en de moraal die je niet met de empirische wetenschap kunt oplossen.”
Hersenwetenschappers zoals Dick Swaab zouden daar anders over denken. Volgens hem weten we inmiddels dat de vrije wil niet bestaat.
“Het probleem is dat die neurowetenschappers onjuiste definities hanteren over wat de vrije wil dan zou zijn. Je zou alleen een vrije wil hebben als je een keuze kunt maken die door geen enkele factor beïnvloed is. Alsof je als het ware in een vacuüm een beslissing zou nemen. Als dat je definitie van een vrije wil is, dan hebben we inderdaad geen vrije wil.”
“Natuurlijk worden we beïnvloed door onze biologie, onze vrienden, onze ouders. De vraag waar het uiteindelijk om draait is: hebben wij, gegeven al die invloeden, zelf de mogelijkheid om te kiezen tussen twee alternatieven? Ik twijfel over of dit wel een empirische vraag is. Dan kun je zoveel experimenten doen als je wil, maar ga je die vraag nooit beantwoorden met de hersenwetenschap.”
Jullie onderzoek gaat over vooruitgang in de wetenschap. Wat is vooruitgang precies?
“Er zijn verschillende vormen van vooruitgang. Ten eerste heb je vermeerdering van kennis. Je hebt verschillende soorten kennis, en dus ook verschillende vormen van vooruitgang. De kennis dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is, is bijvoorbeeld een andere vorm van kennis (propositionele kennis) dan weten hoe je moet fietsen (praktische kennis).”
“Maar vooruitgang draait om meer dan het vermeerderen van kennis. Het elimineren van fouten en onjuiste ideeën noemen we ook vooruitgang. Ook het zien van een nieuwe samenhang is een vorm van vooruitgang. Dan gaat het dus niet om het vinden van nieuwe kennis, maar om het integreren van bestaande kennis in een groter geheel.”
Wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn tornde aan het idee van wetenschappelijke vooruitgang. Volgens hem wisselen we eens in de zoveel tijd van wereldbeeld. Het nieuwe wereldbeeld is zo anders, dat we het onmogelijk kunnen vergelijken met het oude.
“Ik denk dat het anders in elkaar zit. Mensen kunnen vaak prima uitleggen waarom we vroeger dachten dat de aarde in het centrum van de wereld stond, terwijl we nu weten dat de aarde om de zon draait. Kuhn noemt dat dan een paradigma-verschuiving, een totale verandering van het wereldbeeld. Het zijn fundamentele veranderingen, dat is waar, maar tegelijkertijd kun je vanuit het nieuwe paradigma toch wel degelijk goed uitleggen waarom het oude paradigma destijds zo overtuigend leek.”
Vooruitgang bestaat?
“Ja, ik ben daar vrij optimistisch over. Als je naar de geschiedenis van de wetenschap kijkt, dan moet je volgens mij concluderen dat we nu veel meer weten dan vroeger.”
Hoe ziet die vooruitgang in de geesteswetenschappen eruit?
“In de geschiedenis en archeologie is dat duidelijk: je krijgt een rijker beeld van een historische periode door meer bronmateriaal te verzamelen. In de letterkunde, theologie en filosofie ligt het ingewikkelder. Maar ook daar heb je vooruitgang.”
“Die vooruitgang zit in het verhelderen van begrippen en het beoordelen van argumenten. Wat dat betreft speelt filosofie in ieder wetenschapsgebied een belangrijke rol. Maar minstens zo belangrijk is dat de filosofie nieuwe verbeeldingsmogelijkheden schetst. In de filosofie ontstaan nieuwe visies en vergezichten. Je creëert nieuwe manieren om naar de werkelijkheid te kijken. Ook dat is vooruitgang in de wetenschap.”