De gevolgen van kanker kunnen je werk nog jarenlang beïnvloeden. Onderzoeker Ingrid Boelhouwer wil weten hoe werknemer en werkgever moeten omgaan met klachten zoals angst, pijn en vermoeidheid.
Het is een persoonlijk onderwerp voor haar. Zelf kreeg Ingrid Boelhouwer in 2012 de diagnose borstkanker. Ze had het geluk dat ze relatief snel weer aan het werk kon bij de Hogeschool van Amsterdam, maar in haar contact met lotgenoten ontdekte ze dat haar ervaring zeker niet de norm was. Ze droomde altijd al van een promotieonderzoek, en haar eigen ervaringen brachten haar op het idee om te onderzoeken waar werkenden tegenaan lopen in hun functie als ze kanker hebben gehad en hoe werkgevers daarmee om kunnen gaan.
Ieder jaar krijgen ongeveer 40 duizend werkenden kanker. Na twee jaar is bijna driekwart van hen weer aan het werk. “Het viel me op dat er weinig onderzoek naar kanker en werk was gedaan. En als dat er was, ging het meestal over die eerste twee jaar na de diagnose, maar niet over de periode daarna.” In Nederland waren we bovendien sterk gericht op een snelle terugkeer, viel Boelhouwer op. Mogelijk is dat vanwege het financiële aspect. Terwijl ook jaren later nog problemen op kunnen treden.
Voor haar onderzoek neemt ze vragenlijsten af onder werkenden die twee tot tien jaar geleden de diagnose kanker kregen. Daarnaast interviewde ze een groep leidinggevenden en verschillende professionals die ondersteuning bieden aan mensen die na kanker weer werken. De resultaten van die interviewstudie dient ze binnenkort in bij een wetenschappelijk tijdschrift. “Uit die interviews kwam naar voren dat het belangrijk is om open te blijven staan voor een gesprek met de werkende over eventuele late effecten van de kankerbehandeling. En dat de leidinggevende het voortouw moet nemen door te vragen wat de behoefte is van de werknemer. De werknemer zit in een kwetsbare positie dus sensitiviteit van de leidinggevende is erg belangrijk.” Of werknemers dat ook zo ervaren, moet uit haar vragenlijstenonderzoek blijken.
Late effecten
Opvallend is dat jaren na de diagnose nog late effecten van kanker kunnen optreden. Dat varieert van lichamelijke klachten, zoals lymfeoedeem in armen of benen, zenuwpijn en gewrichtspijn, tot vermoeidheid, angst voor de terugkeer van kanker en burn-outklachten. Ruim 40 procent van de werkenden die kanker hebben gehad ervaart weleens vermoeidheid. “Het lastige daarbij is dat vermoeidheid ook kan ontstaan doordat het werk niet is aangepast”, zegt Boelhouwer. “Soms is het moeilijk te bepalen of het alleen door de kanker komt of ook door het werk.”
Sommige werkenden ervaren daarnaast nog steeds cognitieve problemen, zoals concentratieproblemen of moeite met taken combineren. “Rumoerige kantoortuinen zijn voor deze groep een ramp.” Om deze problemen op te lossen is maatwerk nodig. De leidinggevenden die Boelhouwer sprak, gaven aan dat ze graag meer kennis zouden willen over hoe ze werk cognitief minder belastend kunnen maken.
Onlangs publiceerde Boelhouwer met haar collega’s Willemijn Vermeer en Tinka van Vuuren een overzichtsstudie in de International Archives of Occupational and Environmental Health waarin ze al het onderzoek naar late effecten van kankerbehandeling en werkvermogen bij elkaar zocht. Daaruit concludeerde ze dat late gevolgen ook na jaren nog samen kunnen gaan met een lager werkvermogen. Of die late klachten dat lagere werkvermogen veroorzaken is niet te zeggen. Ook zag ze dat sociale steun van collega’s en autonomie in de functie, juist samenhangen met een hoger werkvermogen.
Belang van autonomie
Dat autonomie belangrijk is, bleek ook uit de interviews die Boelhouwer afnam. “Als iemand zelf zijn werktijden of planning mag bepalen, kan dat ervoor zorgen dat mensen minder last hebben van late effecten zoals vermoeidheid, of cognitieve problemen.” Een valkuil is dan om een werknemer met klachten op een lager functieniveau te laten werken. “Dat resulteert vaak juist in minder autonomie.” Zelf had ze veel baat bij het vertrouwen en de autonomie die ze kreeg. “Eigenlijk is dit hele promotieonderzoek een voorbeeld van de autonomie die mijn werkgever mij gaf.”
Voor de groep zzp’ers en ondernemers lijkt die autonomie makkelijker te regelen. Maar ervaren ze dat zelf ook zo? Ze vormen een steeds groter wordende groep waar amper onderzoek naar is gedaan. Boelhouwer zou daar graag verandering in brengen. “Ik ben erg benieuwd wat de invloed op hun loopbaan is. Gaan ze bijvoorbeeld sneller weer in loondienst? Krijgen ze steun van collega zzp’ers of voelen ze zich alleen?”
Vanuit haar eigen ervaring heeft Boelhouwer één belangrijke tip: zoek contact met veel lotgenoten. “Dat heeft mij enorm geholpen en veel steun gegeven. Er is altijd wel iemand die in een vergelijkbare situatie zit en met je mee kan denken.” Ook nu heeft ze nog veel contact met de groep. “Je kunt mij niet blijer maken dan met de complimenten van mijn lotgenoten. Als zij zeggen dat ze trots op me zijn, dan is dat toch fantastisch? Wie weet verander ik wel echt iets voor mensen.”