Naar de content

‘We moeten nadenken over nationale rituelen om dit trauma te verwerken’

Interview met etnoloog Peter Jan Margry

Peter Jan Margry voor NEMO Kennislink

De coronacrisis brengt ingrijpende effecten voor onze cultuur met zich mee waar het OMT misschien niet direct oog voor heeft. We spraken met etnoloog Peter Jan Margry over nepnieuws, alternatieve geneeswijzen en de zoektocht naar nieuwe rouwrituelen.

22 mei 2020
Portretfoto van Prof.dr. Peter Jan Margry.

Peter Jan Margry is hoogleraar Europese etnologie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker aan het Meertens Instituut.

Jeroen Oerlemans
Coronadenktank

Dit is de vierde aflevering van de reeks ‘’. We spreken experts uit verschillende wetenschappelijke disciplines over de coronacrisis. Elk interview eindigt met een vraag aan iemand uit een totaal andere discipline. Deze gesprekken vormen een eerste aanzet voor de multidisciplinaire coronadenktank die NEMO Kennislink momenteel organiseert. Ga naar de denktank.

Toen in maart de coronacrisis in Europa uitbrak, zat Peter Jan Margry nog in de Vaticaanse archieven. Daar deed hij onderzoek naar de zieneres Janske Gorissen die tussen de twee wereldoorlogen een flinke achterban in katholiek Nederland verwierf door haar vermeende Maria-verschijningen. De hoogleraar Europese etnologie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker aan het Meertens Instituut kon Italië op het nippertje per vliegtuig verlaten.

Behalve religie onderzoekt Margry ook andere facetten van de Nederlandse cultuur. Zo deed hij onder meer onderzoek naar rouwrituelen en alternatieve geneeswijzen. Zijn vakgebied is de etnologie, de wetenschap die zich bezighoudt met de cultuur van het dagelijks leven. Net als bij de antropologie – het vakgebied dat nauw verwant is – bestaat de onderzoeksmethode vooral uit het doen van veldwerk: het observeren van mensen en met hen in gesprek gaan.

De huidige regelgeving maakt het doen van veldwerk nu niet goed mogelijk. Margry: “Wel houden we de ogen open voor wat er in de samenleving gebeurt. Vanuit ons vakgebied kunnen we geen bijdrage leveren aan het bestrijden van het virus. We kunnen wel reflecteren op de effecten die dit heeft op onze samenleving. Dáár moeten we het meer over hebben.”

Wat is de toegevoegde waarde van de etnologie in het coronatijdperk?

“Ik denk dan bijvoorbeeld aan het onderzoek van mijn collega Theo Meder naar broodjeaapverhalen en samenzweringstheorieën. Dat is iets waar we op het Meertens Instituut al langer ervaring mee hebben. De volksverhalenbank is een database waar je die nepberichten makkelijk uit kunt filteren, door er betekenis aan te geven of ze te ontkrachten. Door informatie in een context te plaatsen, kun je samenzweringstheorieën onderuithalen, en mensen die twijfelen geruststellen.”

Op dit moment is het nationale Netwerk Digitaal Erfgoed, waarin het Meertens instituut ook participeert, bezig een grote collectie van erfgoeddata rondom de coronacrisis op te bouwen. In lokale kranten zie je oproepen van lokale en regionale archiefdiensten om logboeken en dagboeken bij te houden. Margry:“Ik denk dat er straks geen crisis zo goed gedocumenteerd is als deze.”

Terimakasih0 voor Pixabay via CC0

“Dat zijn effecten die de coronacrisis met zich meebrengt en waar het OMT misschien niet direct oog voor heeft omdat hun prioriteiten elders liggen. Dat zou onze toegevoegde waarde kunnen zijn. Datzelfde geldt voor alternatieve geneeswijzen, waar mensen in deze periode veel heil in zoeken. Daar is nog weinig over bekend, omdat de berichtgeving erg gefocust is op de medische wereld. Maar zolang er geen gecertificeerd medicijn is, zullen mensen de behoefte hebben om van alles uit te proberen. Etnologen kunnen laten zien welke groepen mensen zich in het alternatieve circuit begeven en welke motieven zij hebben. Ik heb momenteel ook een stagiaire op het Meertens Instituut die onderzoekt waarom anti-vaxers niet gevaccineerd willen worden. Dat is natuurlijk ook heel actueel. Er is nog geen vaccin voor corona, maar hoe denken mensen over vaccinatie nu de angst rondom besmetting zo nabijkomt? Geeft dat aanleiding tot een andere overweging? Onze rol zit hem denk ik vooral in het verschaffen van een context voor alle informatie die mensen op zich afkrijgen. Of het nu gaat om vaccinatie of samenzweringstheorieën.”

“We hebben aan het Meertens Instituut ook veel onderzoek gedaan naar stille tochten en de betekenis van rituelen bij trauma. Rituelen zijn zinvol om je te kunnen verzoenen met zaken die moeilijk of onvermijdelijk zijn. Bij de MH17 hebben we een bijzonder ritueel gezien rond de overledenen en ik denk dat we nu na moeten denken over rituelen om te rouwen om de coronadoden. Die getallen van het RIVM elke dag hebben toch vooral iets heel abstracts. De vraag is of je zoiets lokaal moet organiseren, of nationaal of beide. Maar je moet manieren vinden om dit trauma te verwerken. En daar zijn rituelen voor die we in Nederland voor een deel al hebben uitgevonden. Daarover hebben we hier veel kennis in huis.”

Legt deze situatie een vergrootglas op hoe onze samenleving in elkaar steekt?

“Zeker, op allerlei manieren. Het is nog nooit gebeurd, dat een samenleving tot stilstand werd gebracht op zo’n manier. Vooral in de eerste twee maanden zag je een soort onberedeneerde angst die er nooit eerder was geweest. We hebben natuurlijk altijd al te maken gehad met grote aantallen doden door hart- en vaatziekten of verkeersongelukken. Maar nu was er iets ongrijpbaars, iets nieuws wat niemand kende.
We leven in een welvaartssamenleving waar alles onder controle lijkt te zijn: waar voor alles een medicijn is en waar bijna niemand echt gevaar hoeft te lopen als hij geen gekke dingen doet. Maar opeens bleek de gemeenschap vatbaar voor dit onbekende virus en werd de controleerbare samenleving op zijn kop gezet. En als er dan een oproep komt om massaal binnen te blijven dan zie je dat zo’n samenleving die gewend is aan ultieme vrijheid, zich ineens heel gemakkelijk aanpast. Dat zijn gedragspatronen die dan naar voren komen en die je misschien niet had verwacht.”

Zie je daarin verschillen tussen sociale en regionale groepen?

“Sociale klasse speelt zeker een rol. Je ziet dat mensen met geld nu beter af zijn doordat ze vaak een grotere woning hebben en een grotere tuin. Mensen die kleiner behuisd zijn, hebben meer last van de lockdown. En ook de medische impact is in zekere zin sociaal-cultureel bepaald. Mensen die beter zijn opgeleid laten zich minder bang maken door allerlei fakenews of zullen eerder geneigd zijn om naar het ziekenhuis te gaan als dat nodig is. En je ziet ook regionale verschillen. Ik was bijvoorbeeld in Friesland waar heel veel ruimte is, maar waar juist heel veel verzet is tegen het beleid. Er rijden auto’s rond waarop leuzen geverfd zijn als ‘Oprutte’ en ‘We worden voor de gek gehouden’.”

Dat komt misschien omdat er in Friesland relatief weinig coronabesmettingen zijn…

“Dat zou goed kunnen, hoewel er nu net een uitbraak was in het AZC in Sneek. Maar inderdaad, zolang het een ver-van-je-bed-show is, raakt het je minder. Het heeft misschien ook iets te maken met de afstand tot Den Haag en de autonomie die gevoeld wordt in deze provincie.”

Gedragen wij Nederlanders ons anders dan andere landen in de coronacrisis?

“Je ziet grote verschillen. Ik heb veel contacten in Italië en je ziet dat men daar veel bevreesder is voor infecties en besmettingen. Dat zit ook veel meer ingebakken in hun cultuur. De Italianen hebben over het algemeen een soort smetvrees, en zijn geneigd om snel naar het ziekenhuis te gaan. In Nederland zeggen we dat het zinloos is om naar de intensive care te gaan als je boven een bepaalde leeftijd bent. Maar in Italië is het leven sacrosanct, ‘heilig’. Daar is het ondenkbaar dat een 95-jarige die het door een opname op de ic nog een paar dagen langer zou kunnen uithouden, niet wordt opgenomen.”

“Italianen zijn gemiddeld genomen heel gezagsgetrouw en in combinatie met smetvrees konden zij zich makkelijk conformeren aan verregaande regelgeving. Omdat onze cultuur anders in elkaar zit, hebben wij een intelligente lockdown gehad. Omdat men toch voelde dat wij minder snel panikeren en beter die vrijheid konden hebben. Dat heeft Rutte natuurlijk goed ingeschat, dat je het hier niet te zwaar moet aanzetten terwijl dat in Italië bijvoorbeeld makkelijker is. Dat zijn cultuurverschillen.”

De laatste vraag komt van gedragswetenschapper Reint Jan Renes: Door de coronacrisis zijn er allemaal begroetings- en contactrituelen verloren gegaan. In Nederland gaven we elkaar graag drie zoenen, we schudden handen, we doen een high five, of een ferme ‘man hug’. Verwacht je dat hier andere rituelen voor terugkomen? Of kunnen we zonder deze rituelen? Wat is de functie eigenlijk van zo’n begroetingsritueel? Als er niks voor terugkomt, is dat dan erg?

“Dergelijke rituelen zijn cultuurgebonden. Daarom zien we ook verschillen tussen de Zweden of de Japanners die elkaar al weinig of niet publiek aanraken en bijvoorbeeld zuidelijk Europa waar de openlijke fysieke contacten er altijd heel nadrukkelijk bij horen. Wij zitten er een beetje tussenin. Maar goed, cultuur kan veranderen en dus ook deze rituelen en gebruiken. Van de andere kant: de mens is een sociaal wezen dat gedijt in contacten met anderen. Fysieke nabijheid is daarbij belangrijk, maar begroetingen laten ook zien hoe we ons tot elkaar verhouden. Met een handdruk of high five drukken we vertrouwen, collegialiteit en vriendschap uit, en met aanrakingen of begroetingszoenen een nog sterkere affectie.”

“De behoefte aan fysieke aanraking bestaat nog steeds en zal ook weer terugkomen, maar misschien in aangepaste mate of vorm. Dat zal allemaal samenhangen met de vraag of de dreiging van het virus kan worden afgewend, want als er serieuze existentiële angsten voor nieuwe virussen blijven bestaan, zal je zien dat die angsten gaan prevaleren over die sociale behoeften. Het is goed mogelijk dat je hierin een verschil gaat zien tussen leeftijdsgroepen omdat ouderen nu kwetsbaarder zijn dan jongeren. Misschien zullen zij eerder hun gedrag aanpassen.”

De volgende die voor de Coronadenktank wordt geïnterviewd is Patricia Bruijning. Zij is epidemioloog aan de Universiteit Utrecht en kinderarts bij het UMC Utrecht. Peter Jan Margry stelt haar de volgende vraag:

“Het moet tegelijk spannend en fascinerend zijn om als wetenschapper met je vakgebied ineens voor het oog van de wereld te staan, zeker met de verantwoordelijkheden die erbij horen. Terwijl je als wetenschapper normaal veel tijd hebt voor trial & error, moet er nu veel geïmproviseerd of op korte termijn besloten worden en kunnen daar nu mogelijk levens van afhangen, zoals bij de vraag over hoe een goede exitstrategie te ontwerpen. Maar hoe krijg je in deze tijden als individueel onderzoeker zicht op het geheel? Er zijn wereldwijd nu zoveel wetenschappers actief op het virus- en besmettingsgebied met nieuw onderzoek en nieuwe voorlopige resultaten, al dan niet gedeeld via de wetenschappelijke kanalen maar ook via de media, en tegelijk is er ook veel neponderzoeknieuws. Hoe kan je naast het vele praktische werk dat nu vereist wordt, ook nog nieuwe ontwikkelingen bijhouden en een scheiding maken tussen relevant en irrelevant nieuws op jullie terrein? Of zijn er onderlinge afspraken gemaakt (met UMC’s, RIVM?) met een taakverdeling daarin?”

Lees het antwoord van Patricia Bruijning

ReactiesReageer