Als we de aarde leefbaar willen houden, dan moeten we duurzamer leven. Toch komen we maar tergend traag in actie met z’n allen. Hoe kan dat? En kunnen we alsjeblieft wat meer tempo maken? We vragen het aan Marko Hekkert, directeur van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling.
Afval scheiden, spaarlampen gebruiken, minder vlees eten. Allemaal acties die bijdragen aan een duurzaam leven. Toch zou ons leven nog veel duurzamer kunnen worden. Om dat voor elkaar te krijgen, zijn duurzame transities nodig: omwentelingen in de samenleving richting iets totaal anders, zoals het overstappen op andere grondstoffen of het gebruikmaken van radicaal andere technieken.
Het Copernicus Instituut onderzoekt de barrières die de toepassing van dit soort veranderingen in de weg staan en hoe deze weggenomen kunnen worden. Dit leidt tot fundamentele inzichten in hoe duurzame innovatieprocessen verlopen en praktische oplossingen om ze te versnellen. Marko Hekkert is als directeur van Het Copernicus Instituut en hoogleraar dynamiek van innovatiesystemen aan de Universiteit Utrecht dagelijks met duurzame transities bezig.
Over wat voor soort veranderingen hebben we het?
“In de samenleving hebben we een aantal functies die we belangrijk vinden met z’n allen: we willen reizen, we willen vervoeren, we willen eten, we willen energie hebben. Bij een duurzame transitie ga je dat soort functies op een veel duurzamere manier invullen. Zo is bij een transitie in het mobiliteitssysteem de elektrische auto een belangrijke nieuwe technologie.”
Veel mensen associëren duurzame transities met ecologie en milieu. Is dat terecht?
“Veel duurzaamheidstransities worden geframed vanuit het tegengaan van klimaatverandering. Dat is ook heel erg belangrijk, maar ik zie duurzaamheid als een samenhang van people, planet en profit. Dus duurzaam kan ook zijn: een betaalbare gezondheidszorg. Want als zorg zo duur wordt dat maar een paar mensen bepaalde medicijnen kunnen gebruiken, dan is die hele _people_-kant een groot probleem. Daarom spreken we in de wetenschap ook wel van maatschappelijke transities in plaats van duurzame transities.”
Waarom gaan duurzame transities zo ontzettend langzaam?
“Dat heeft verschillende redenen. In de eerste plaats doordat mensen verschillende visies hebben die botsen. Bij de transitie van het energiesysteem vinden veel mensen dat we onze fossiele energie in moeten ruilen voor duurzame energie. Maar er zijn ook groepen die zeggen: als we onze CO2 onder de grond opslaan, kunnen we mét fossiele energie ook duurzaam zijn. Ook bij de discussie over een duurzamer voedselsysteem staan mensen lijnrecht tegenover elkaar. De ene groep zegt: klein is fijn, we moeten lokaal, biologisch-dynamisch boeren en anderen zeggen: het moet grootschalig, intensief en high-tech.”
Met welke groepen moet je allemaal rekening houden?
“Je hebt consumenten die keuzes maken, je hebt burgers die stemmen en via hun stemgedrag de politiek beïnvloeden waardoor bepaald beleid wel of niet wordt uitgevoerd. Dan heb je de overheid, bedrijven en NGO’s, zoals Urgenda en Greenpeace op het gebied van klimaat en het Voedingscentrum op het gebied van voeding. Ook zijn er kennisinstellingen die met kennis proberen te beïnvloeden welke kant het op zou moeten gaan. Al die partijen werken vaak niet dezelfde kant op en daardoor worden transities heel complex. Ik probeer te begrijpen hoe dit soort processen werken en hoe je ze kunt versnellen.”
Als iedereen dezelfde visie zou hebben, zouden transities dan sneller gaan?
“Soms snappen mensen wel welke kant het op moet, maar dan willen ze vasthouden aan het huidige systeem. Deze behoudendheid werkt vertragend. In feite is er een enorme lock-in in het huidige systeem: dat werkt nu perfect, dus we zitten er als het ware aan vast. Onze huizen zijn warm, we betalen relatief weinig, de techniek is heel betrouwbaar en goedkoop, als je boiler kapot gaat komt er iemand langs die precies weet hoe het werkt, de overheid verdient er geld aan met belastingen, bedrijven verdienen ook. Wil je van het huidige systeem af, dan is het substituut altijd slechter. Kijk maar naar windmolens. Mensen die het tegen willen houden, zeggen: die staan alleen maar in de weg, zijn veel te groot en te duur en er gaan vogels dood. Als je iets nieuws gaat bedenken, dan moet dat nog door een hele leercurve heen om het goedkoop en perfect te maken.”
Hoe beter de duurzame alternatieven, hoe sneller de transitie gaat?
“Ja, dat geldt ook voor de elektrische auto. Clayton Christensen schreef in 1995 het boek Innovator’s Dilemma. Hierin zegt hij dat disruptieve innovaties weliswaar nieuwe technieken zijn, maar dat deze in eerste instantie simpeler zijn dan de huidige technieken. Niemand wil erin investeren, totdat de technologie beter is dan de bestaande. Zo voorzag hij vijftien jaar geleden al dat de elektrische auto wel eens de innovatie zou kunnen zijn die de hele auto-industrie omver werpt. Elke autofabrikant heeft het intussen goed gelezen, dus ze worden niet meer zo snel verrast.”
Tegelijkertijd zijn er ook industrieën die duurzame innovaties tegen proberen te houden?
“Zeker. Elke transitie kent verliezers. De vleesindustrie ziet straks haar businessmodel verdwijnen en zal proberen om het oude systeem nog beter te maken, in dit geval door nog goedkoper vlees of diervriendelijker vlees op de markt te brengen. Dat is ook een interessante dynamiek.”
Om de wereld duurzamer te maken, hoeven we helemaal niet te wachten. We kunnen nu al beginnen met minder vlees eten, minder auto rijden en minder vliegen. Toch?
“Mensen willen helemaal niet minder vliegen en minder vlees eten, tenzij er een heel goed alternatief is. Je vraagt mensen om een offer te doen dat over een aantal generaties misschien leidt tot meer vreugde en een prettige leefomgeving voor hun kleinkinderen. Die onmiddellijke behoeftebevrediging moeten ze afzetten tegen de opbrengst nadat ze dood zijn. De mens is eigenlijk niet zover ontwikkeld om die afweging goed te maken, want we kiezen bijna altijd voor de korte termijn. Wel zie je dat er nu steeds betere alternatieven zijn voor vlees, die het veel makkelijker maken om over te stappen. Je lijdt immers niet heel erg onder het duurzame alternatief. In het begin was dat vegetarische vlees niet te eten, maar als het straks net zo lekker is als echt vlees of nog beter, dan is het veel makkelijker om over te stappen. Dan krijg je zo’n transitie op gang.”
Wat is de grootste mythe over duurzame transities?
“We denken vaak dat één bepaald bedrijf een innovatie heeft tegengehouden of dat de overheid niks doet. Ook is het een misverstand dat transities eenvoudige lineaire processen zijn. Ik zou mensen wat meer inzicht willen geven in de complexiteit van dit soort veranderingsprocessen. En dat iedereen daar een rol in heeft. Ook wil ik mensen duidelijk maken dat verandering niet per se erg is. Maar het belangrijkste vind ik dat je geen goede houding hebt als je vast wilt blijven houden aan het oude, terwijl de wereld aan het vergaan is. Eigenlijk vind ik dat ontzettend asociaal.”
Denk je nu aan hoe bepaalde conservatieve partijen zich opstellen voor de komende verkiezingen?
“Het zou mooi zijn als we iedereen op de een of andere manier meekrijgen. Misschien niet omdat de wereld beter wordt, maar omdat er andere voordelen zijn. Dat vind ik zo mooi aan de elektrische auto. Je kunt ‘m kopen omdat ‘ie goed is voor het milieu óf omdat ‘ie veel sneller optrekt dan een benzine-auto. Als conservatieve stemmers om deze laatste reden een elektrische auto kopen, nou en? Op dit moment wordt met duurzaamheid heel veel geld verdiend. Als je zegt: aandacht geven aan het milieu zorgt voor nieuwe werkgelegenheid en dat leidt weer tot economische groei, dan kun je ook de conservatieve partijen wel meekrijgen.”