Taal kan ook anders dan de klanken, woorden en zinnen die wij spreken. In de serie Wereldtalen onderzoeken we de brede variatie in talen in de wereld. Deel 7: creooltalen.
In 2020 sprak heel Nederland ineens een woordje Sranantongo. ‘Yu no man broko mi’, zongen we mee met Jeangu Macrooy tijdens het Eurovisie Songfestival, Sranan voor ‘je kunt mij niet breken’. Met je kennis van het Nederlands en Engels herken je hier al aardig wat woorden in. Dat komt doordat het Sranantongo (afgekort Sranan, tongo betekent taal) tijdens de Engelse en Nederlandse overheersing in Suriname op de plantages is ontstaan als contacttaal tussen de tot slaaf gemaakten, die afkomstig waren uit verschillende delen van westelijk Afrika. Zo’n 75 procent van de Surinaamse woordenschat komt uit het Engels. Mengtalen als het Sranan worden ook wel ‘creooltalen’ genoemd. Maar wat maakt een taal tot een creooltaal?
Overeenkomsten
Van alle talen in deze serie, van toontalen tot fluittalen, zijn creooltalen misschien wel het moeilijkst te beschrijven. Over de definitie zijn zelfs taalwetenschappers het niet eens. Volgens sommigen zijn creooltalen voortgekomen uit pidgins die zijn uitgegroeid tot een taal die wordt doorgegeven van ouder op kind. Een pidgin is een vereenvoudigde taal die ontstaat als mensen met verschillende moedertalen met elkaar moeten communiceren. Anderen zien creooltalen als contacttalen die zijn ontstaan als gevolg van kolonisatie, slavenhandel en geweld.
En talige criteria om creooltalen te onderscheiden zijn er eigenlijk niet, zegt Margot van den Berg, als taalwetenschapper verbonden aan de Universiteit Utrecht. Het is vooral de ontstaansgeschiedenis die taalwetenschappers er in het verleden toe heeft gebracht om deze talen onder één noemer te brengen. Maar betekent dit ook dat ze dezelfde kenmerken vertonen? “Er zijn wel overeenkomsten”, vertelt Van den Berg, “maar die zijn niet specifiek voor deze talen. Ze komen ook in andere talen voor, zoals het Nederlands, het Engels of het Chinees.”
Zo gebruiken creooltalen vaak een los woord om een ontkenning uit te drukken, zoals no in het refrein van Jeangu Macrooy – en ‘niet’ in het Nederlands. Ook zie je vaak eenzelfde vorm voor het telwoord ‘één’ en het onbepaalde lidwoord ‘een’. Wederom net als in het Nederlands dus, in het Sranan gaat het om wan. Nog een overeenkomst tussen veel creooltalen die ook in het Nederlands (of het Engels) voorkomt: bezit wordt vaak uitgedrukt met het werkwoord ‘hebben’: abi in het Sranan. Maar een werkwoord verandert in veel creooltalen dan weer niet van vorm om een andere tijd of status aan te geven, zoals in het Nederlands wel gebeurt. Het Sranan gebruikt daar losse woorden voor: yu no ben broko mi (‘je hebt me niet gebroken’) en yu no e broko mi (‘je bent me niet aan het breken’).
Stigma
Eigenlijk wil Van den Berg af van de term ‘creooltaal’, vooral omdat steeds meer sprekers bezwaar aantekenen tegen het gebruik ervan. “Dit label veronderstelt dat het een ander type taal is dan bijvoorbeeld het Nederlands. Terwijl dat niet zo is. Je kunt even effectief en efficiënt communiceren in het Papiaments of het Sranantongo als in het Nederlands. Aan de taal ligt het niet. Het label stigmatiseert en marginaliseert volgens deze mensen op dezelfde manier als oudere benamingen, zoals Bastert-Engels, Taki-taki of Neger-Engels. Het roept associaties op van minderwaardigheid, onderdrukking en uitsluiting. Wil je daar als wetenschapper aan blijven meewerken door het steeds te blijven benoemen, terwijl daar geen reden of aanleiding voor is?” Van den Berg niet. Ze spreekt in het vervolg liever van contacttalen of mengtalen.
“In het Nederlands wordt de term ‘Creool’ ook gebruikt als een label om een bepaalde etnische bevolkingsgroep aan te duiden, maar het Sranan wordt niet alleen door die groep gesproken, maar ook door mensen die zich niet identificeren als Creool. Ook dat maakt het een ingewikkelde aanduiding.”
Complexiteit
Vroeger dacht men dat creooltalen voornamelijk door kinderen werden uitgevonden in het tijdsbestek van één generatie. En dat de overeenkomsten tussen de talen het gevolg waren van hun aangeboren taalvermogen. Binnen de taalwetenschap wordt daar nu anders over gedacht. Van den Berg: “Sarah Roberts liet in 2000 al zien op basis van taalhistorisch onderzoek dat het Hawaiiaans niet in één, maar over verschillende generaties tot stand is gekomen, en dat niet alleen kinderen, maar ook volwassenen daar een aandeel in hebben gehad. En taalvergelijkend onderzoek van mijn collega Peter Bakker laat zien dat het ontstaan van contacttalen nog complexer blijkt te zijn dan men vroeger dacht.”
Nog een wijdverspreid misverstand: dat creooltalen eenvoudiger, simpeler zouden zijn dan andere talen. “Het is ontzettend lastig om het begrip eenvoud of complexiteit in taal goed te definiëren. Dat een taal in een bepaald deel van het systeem simpeler is, wordt meestal gecompenseerd door complexiteit in een ander deel van het taalsysteem”, aldus Van den Berg. Kijk maar eens naar reduplicatie of verdubbeling. “In het Nederlands komt dit niet vaak voor. Sommige zelfstandig naamwoorden kunnen verdubbeld worden en dan ontstaat er een heel specifieke betekenis, zoals wanneer je iemand een ‘meisje-meisje’ noemt. Dan gaat het waarschijnlijk om een heel meisjesachtig meisje. In het Sranantongo komt reduplicatie veel voor. Maar daar kun je het op zoveel manieren gebruiken, dat het bepaald niet eenvoudig te noemen is.”
Populariteit
Rondom contacttalen spelen nog altijd negatieve, neerbuigende sentimenten. Zo verbasterden sommige Nederlanders Jeangu Macrooys nummer tot ‘het Broccoli-lied’, omdat ze dat in het refrein verstonden. Albert Heijn gebruikte dit zelfs in een advertentie voor broccoli. Toch ziet Van den Berg de laatste jaren een groeiende populariteit van zowel het Sranan als het Papiaments. “Er bestaan tegenwoordig allerlei initiatieven om deze talen te ondersteunen. Papiaments is ook een instructietaal op school bijvoorbeeld. En in Nederland is Sranantongo populair, het draagt niet voor niets zoveel woorden bij aan jongerentaal.”
Ook worden deze talen vaker dan vroeger doorgegeven, tussen ouder en kind én tussen jongeren onderling. “Dat zou niet gebeuren als de houding overwegend negatief was”, stelt ze. “Dat zag ik ook tijdens een online cursus die ik net heb gegeven aan de Anton de Kom Universiteit in Suriname. Samen met studenten heb ik gekeken naar manieren waarop mensen hun meertaligheid inzetten. Dan zie je op allerlei media, van tv tot TikTok, dat het Nederlands en Sranan veel door elkaar heen gebruikt worden. Dat zou niet gebeuren bij een negatieve attitude.”
Er is wat dat betreft een kanteling gaande: waar mensen vroeger afzagen van het gebruik van Sranantongo omdat het niet bevorderlijk zou zijn voor de klim op de sociale ladder, hebben mensen nu juist behoefte om zich te verdiepen in hun cultureel erfgoed. “Mensen zijn zich steeds meer bewust van de geschiedenis en hoe een taal als het Sranantongo juist de veerkracht en vindingrijkheid van hun voorouders reflecteert. Daarom zijn ze veel meer geneigd om die taal door te geven en zich erin te verdiepen. Of om zich die taal zo goed machtig te maken dat ze er fantastische literatuur en spokenwordperformances in gaan schrijven.”
Van den Berg is daarom positief over de toekomst van creooltalen, of dus liever: contacttalen. “Omdat ze heel nauw verweven zijn met de geschiedenis. Zeker nu we steeds meer inzien dat het belangrijk is dat mensen hun eerste talen kunnen spreken en dat steeds meer mensen zich inzetten voor dit mensenrecht, denk ik dat er wel degelijk een toekomst is voor deze talen.”