In het nieuwste sciencefictionboek van Kim Stanley Robinson slaagt de mensheid er na grote klimaatrampen toch in de klimaatcrisis het hoofd te bieden. Het boek is een voortzetting van wat in de wetenschap al bekend is, zegt de schrijver. “Willen we de menselijke beschaving behouden, dan moeten we nu luisteren naar wetenschappers.”
De roman Het Ministerie voor de Toekomst van sciencefictionschrijver Kim Stanley Robinson kwam deze maand uit in Nederlandse vertaling. Het verhaal speelt tussen nu en 2050 en gaat over hoe de mensheid de komende jaren omgaat met klimaatverandering. Er wordt een nieuwe wereldwijde organisatie opgericht, het Ministerie voor de Toekomst, dat namens toekomstige generaties behoorlijk ingrijpende maatregelen neemt. Het boek loopt goed af: de mensheid slaagt er redelijk in klimaatverandering het hoofd te bieden.
In internationale media wordt het boek geprezen en gesteld dat het scenario realistisch is én een hoopvolle toekomstvisie schetst. Klimaatwetenschappers als de Nederlandse Heleen de Coninck tippen het boek als leesvoer. NEMO Kennislink sprak Kim Stanley Robinson over het klimaat en de rol van wetenschap in zijn werk.
Is uw boek gebaseerd op wetenschappelijke feiten, of is het ook fantasie?
“Ik schrijf al veertig jaar op wetenschap gebaseerde sciencefiction. Ik heb daarvoor veel wetenschappelijke bronnen gelezen, en er zoveel van geleerd als een leek ervan kan leren. Vrienden van me die wetenschapper zijn hebben me bovendien geadviseerd en meegelezen. Waar het om de technische innovaties gaat die in het boek beschreven staan, staat er niet iets in dat niet nu al mogelijk is. Ik doe verslag van de huidige trends, en trek de lijn door. Wat wel speculatief is, is de politieke fantasie dat we als mensen het met elkaar eens worden wat ons te doen staat, en dat ook gaan doen in succesvolle samenwerkingen.”
Waarom schrijft u over klimaatverandering?
“Ik voel me gedwongen om over klimaatverandering te schrijven. Waar zou je anders over moeten schrijven als je over de nabije toekomst schrijft? Klimaatverandering is de allesbepalende situatie. Het gaat om de vraag of de beschaving gaat instorten of niet.”
U schreef eerder sciencefiction over de verre toekomst. Waarom kiest u nu voor de nabije toekomst?
“Dat is een bewuste keuze. Hoe verder je het verhaal in de toekomst plaatst, hoe fictiever het wordt. Ik vond het tijd om mijn kaarten op tafel te leggen, door in het nu te beginnen en dertig jaar vooruit te kijken. Zonder iets te verzinnen en het gunstigste scenario te laten zien. Het is een portret van onszelf waarin we op een succesvolle manier met de klimaatproblematiek omgaan. Geschreven op een manier die mensen kunnen geloven.”
Wat hoopt u over te brengen met dit boek?
“Dat we in staat zijn om een balans te vinden tussen behoud van de mensheid én de biosfeer. Zonder een massale uitroeiing van soorten te veroorzaken, en zonder dat de beschaving uiteenvalt. Dat we dat kunnen, zelfs als er geen goed plan is. Want er zal strijd zijn. Er zullen mensen zijn die proberen het te verknoeien. En toch kunnen we het als mensheid bereiken, als we blijven volhouden. Dat wil ik laten zien. En het gekke is: dat is niet een verhaal dat mensen vaak vertellen.”
Wat zijn de politieke of economische veranderingen die we daarvoor nodig hebben?
“We moeten overschakelen van het huidige neoliberale kapitalisme naar een vorm van kapitalisme die veel meer gereguleerd wordt. Ik noem mezelf eco-socialist, en inderdaad, ik ben in de minderheid in de VS. In sommige Noord-Europese landen zijn er groene sociaal-democratische partijen in parlementen, wat in de buurt komt. De periode van vrijemarkteconomie zoals we die tussen 1980 en 2020 gehad hebben was eigenlijk een sociaal experiment dat op vele manieren een ramp was.”
“We moeten alles in het werk stellen om onmiddellijk te stoppen met alle uitstoot van broeikasgassen, om de schade zoveel mogelijk te beperken. Een van de middelen om dit te bereiken, die ik in mijn boek noem, is de koolstofmunt (een munteenheid die de dollar gaat vervangen en gekoppeld is aan de hoeveelheid CO2 die vastgelegd wordt of als olie in de grond blijft, red). Dat is een manier om onszelf te betalen om groen werk te gaan doen.”
U zegt dat de economie moeten veranderen, maar de koolstofmunt is een marktinstrument, die past in een neoliberale economie?
“Dat zei Thomas Piketty (econoom bekend van zijn pleidooi tegen economische ongelijkheid, red.) ook tegen me toen ik hem twee weken geleden sprak in Parijs. Hij ziet liever de financiële oplossing die ik in mijn vorige boek bracht, New York 2140, waarin alle private banken genationaliseerd worden en veranderen in publieke banken. Maar dan hebben we nog steeds geen manier om groen werk lonend te maken. Invoering van de koolstofmunt is wel een taak van de overheid. En dit is geen sciencefiction meer. Het is een bestaand idee van Dalton Chen, dat door de bekendheid van mijn boek is opgepikt. De Global Carbon Reward wil de koolstofmunt daadwerkelijk in praktijk gaan brengen.”
Wat wel vooral sciencefiction lijkt, is dat het Ministerie voor de Toekomst zoveel gedaan krijgt. Waar is de macht van die organisatie op gebaseerd?
“Het is voor een deel een literaire vorm. Het Ministerie voor de Toekomst staat symbool voor alle bestaande VN-organisaties en andere internationale organisaties die werken aan duurzaamheid. En de hoofdpersoon Mary Murphy staat symbool voor alle bestaande diplomaten, wetenschappers en politici die hard werken aan verbetering door overredingskracht. Een bureau dat goede ideeën zoekt en verspreidt, en daarin slaagt. Inderdaad, daar heb je politieke fantasie voor nodig. Maar dat is ook wat we in werkelijkheid nodig hebben.”
“En vergeet niet: Het Ministerie krijgt een budget van 60 miljard dollar per jaar, waar ze veel mee kan doen. Bovendien is er een geheime dienst, een black wing, die onderdeel is van het Ministerie en die op illegale wijze dingen voor elkaar krijgt. Ik liet het met opzet aan de verbeelding van de lezer welke zaken de black wing nou precies wel of niet deed.”
Wat vindt u dat de rol van wetenschappers moet zijn in de klimaatcrisis?
“Er zijn wetenschappers die activist zijn geworden, wat ik begrijp. Maar wetenschappers kunnen ook glashelder de situatie uitleggen. Denk aan de overzichtsstudies over de grenzen van onze planeet. Een van de redenen waarom overheden en burgers nu eindelijk klimaatverandering serieus nemen, is dat de wetenschappelijke gemeenschap, verenigd in het IPCC, doorlopend heeft volgehouden de waarheid te vertellen.”
Moeten wetenschappers misschien net als sciencefictionschrijvers meer doen om de toekomst te verbeelden, en een alternatief schetsen?
“Ik denk niet dat dat het werk is van wetenschappers. Want dat haalt ze uit hun wetenschappelijke terrein, waar feiten vastgesteld worden door bewijs. Wetenschappers hebben dus anderen nodig om het algemene publiek duidelijk te maken dat het niet leuk is als de beschaving instort. Het lijkt logisch, maar blijkbaar is het dat niet. We hebben filosofen, sociale wetenschappers, sciencefictionschrijvers, journalisten, filmmakers en politici nodig om de toekomst te verbeelden.”
“Het punt is: geen enkel individueel mens kan klimaatverandering zelf zien. Het is een wetenschappelijke observatie. Want het weer is altijd wild geweest. Er zijn altijd hittegolven en overstromingen geweest. Het feit dat de gemiddelde temperatuur stijgt en de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer toeneemt, en wat de gevolgen daarvan zijn, is een wetenschappelijke bevinding. De rest van ons moet daaruit concluderen dat er een noodzaak is om te veranderen.”
Is het belangrijk dat er toekomstverhalen zijn die perspectief bieden, zoals u doet?
“Een gedachte over waar we naar toe moeten is wezenlijk. Dat is een kompas dat je elke dag nodig hebt, of je je er nou bewust van bent of niet. Dat is de poolster waar we op koersen. Mensen hebben een doel voor ogen nodig in het leven. En utopische fictie kan dat zichtbaar maken.”
Hoe lukt het u om optimistisch te zijn? Er zijn veel redenen om pessimistisch te zijn.
“Het is makkelijk om pessimistisch te zijn. Maar het is een beetje laf. We hebben een morele plicht richting de toekomstige generatie, onze kinderen en hun kinderen, om dingen te verbeteren, nu. Stel dat je als land in oorlog bent. Dan is het geen goed burgerschap om te zeggen: we hebben al bijna verloren, het heeft geen zin om te gaan vechten. De analogie klopt niet helemaal, want in deze oorlog staan we allemaal aan dezelfde kant, behalve misschien dat we in oorlog zijn tegen de fossiele industrie. Maar we moeten positief zijn. We kunnen het, dus moeten we het ook doen.”
Hoopt u dat uw ideeën werkelijkheid worden?
“Mijn boek is nu drie jaar uit en ik ben een soort ambassadeur geworden van een feitelijk Ministerie voor de Toekomst. Ik sprak in 2021 op de VN-conferentie over klimaat, en ik sprak met leiders van de Wereldhandelsorganisatie, de OECD, de EU en de VS, en met centrale banken, militairen en verzekeraars. Iedereen heeft behoefte aan een Ministerie voor de Toekomst. Maar misschien is een letterlijk Ministerie zoals in het boek niet nodig. Het staat symbool voor alle overheden in de wereld. Overheden die steeds meer gaan beseffen dat we een plan nodig hebben voor de toekomst.”