Ouderen zijn langer gezond en actief. Hoe besteden zij hun tijd? En hoe zorg je dat die fase van het leven echt de moeite waard is?
De gemiddelde levensverwachting is in de afgelopen honderd jaar enorm gestegen, dankzij verbeterde hygiëne, medische innovaties en bredere toegankelijkheid van goede gezondheidszorg. Werden mensen rond 1900 gemiddeld nog geen vijftig jaar oud, inmiddels halen we gemiddeld ruim de tachtig. Waarmee vullen we die extra jaren?
In beweging
Ouderen zitten niet stil. Je kunt dit letterlijk terugzien in de mate waarin ze sporten en bewegen. Maar liefst 13 procent van de Nederlandse volwassenen behoort tot de actieve ouderen, die regelmatig fietsen, wandelen of anderszins bewegen. Daarnaast valt 2,5 procent onder de niet-bewegende ouderen met een laag inkomen en lichamelijke beperkingen. Remko van den Dool doet onderzoek naar ouderen en beweging aan het Mulier Instituut voor sportonderzoek. Van den Dool: “Er zijn ook mensen die de sportrevolutie gemist hebben. Degenen die nu negentig zijn, hebben ook in hun jeugd vrijwel niet gesport. De massale sportdeelname kwam pas in de jaren zestig en zeventig op gang. De generatie die nu tussen de zestig en tachtig is, heeft zijn sportgewoontes in grote lijnen behouden en beweegt dus veel meer dan eerdere generaties ouderen.’
Het aantal regelmatige wandelaars en fietsers neemt onder ouderen nog elk jaar toe. Wel zijn er flinke verschillen tussen sociale groepen. Van den Dool: “Van de mensen met een lager opleidingsniveau sport ongeveer een derde. Onder hoogopgeleiden is dat twee derde. Geleidelijk neemt het opleidingsniveau van de bevolking toe, en dus ook de mate van beweging en sport tot op hoge leeftijd. En beweging draagt weer bij aan een goede gezondheid, die mensen extra levensjaren oplevert.”
Actief in vier dimensies
Wat doen we verder met al die gewonnen jaren? “Mensen ervaren de jaren boven de pensioengerechtigde leeftijd niet vanzelfsprekend als rustiger – integendeel, vaak hebben ze het drukker dan daarvoor”, aldus ethicus Frits de Lange. Hij schreef het boek ‘Eindelijk volwassen. De wijsheid van de tweede levenshelft’, waarin hij laat zien dat er grote kwaliteiten schuilen in de ouderdom.
Het beeld dat ouderen ‘achter de geraniums zitten’ klopt niet meer. Traditioneel was er een chronologisch geordende levensloop: eerst ging je naar school, daarna ging je werken, en daarop volgde je pensioen. Deze fases waren aan concrete leeftijden gekoppeld. Het pensioen begon bij 65, nu 67. En dan kon je rusten in huize Avondrood.
Een nieuwe indeling, die de Amerikaanse gerontoloog Matilda Riley in kaart heeft gebracht, bestaat niet uit drie blokken die op elkaar volgen, maar uit vier dimensies die in je hele leven aanwezig zijn, in steeds wisselende verhoudingen: zorg, opleiding, werk en vrije tijd.
Frits de Lange: “Zorg is iets wat je een leven lang ontvangt en wat je een flink deel van je leven ook geeft aan anderen. Opleiding staat nog steeds nadrukkelijk op de voorgrond in de eerste fase, maar je blijft nu een leven lang leren en bijscholen. Werk begint vaak al in de puberteit, en loopt langer door: ook na de pensionering blijven veel mensen nog werken, alleen op een andere manier. Vrije tijd is ook in alle fases van het leven aanwezig.”
Zelf indelen
Het gaat volgens De Lange in elke levensfase om het vinden van de juiste balans tussen die dimensies. En dat geldt dus ook voor de ouderdom, waarin er juist veel ruimte is om de tijd naar eigen inzicht in te delen. Je kunt tot op heel hoge leeftijd van betekenis zijn voor anderen en ook een bijdrage leveren aan de samenleving.
“Misschien zelfs beter dan toen je jong was”, zegt De Lange. “Als je jong bent, speelt je ego nog een grote rol: je wilt iemand worden, status verwerven. In de tweede helft van het leven verandert dit voor velen, en kan je werken zonder aan status of ego te denken. Je ontleent je zelfwaardering aan intrinsieke waarden, niet aan wat anderen van je vinden.”
Of dit per se aan leeftijd gebonden is? “Nee, er zijn ook mensen die er al veel eerder in hun leven op deze manier naar kijken. Maar voor de meesten is het een bevrijding op hogere leeftijd: ik kan iets betekenen voor de volgende generatie, en mijn bijdrage draait niet om mij. Je hoeft je niet meer te laten gelden. Je hoeft ook niet meer jaloers te zijn, je kunt anderen gewoon bewonderen om wat ze doen. Daar word je een aangenamer mens door. En daardoor kun je juist iets heel belangrijks bijdragen aan de wereld – in zorg voor anderen, maar ook in werk waarin je jouw kennis en ervaring inzet.”