Naar de content

Wat weten we eigenlijk van sexting?

Pro Juventute/Flickr.com

Een verliefd naïef meisje laat zich door een jongen verleiden tot het sturen van pikante foto’s. Die jongen stuurt ze naar de hele school, waarna het meisje levenslang beschimpt wordt. Een klassiek voorbeeld van sexting, ja toch? Nou, niet helemaal. De ervaringen van scholieren rondom sexting zijn veel diverser dan dit scenario.

1 april 2016

Nienke voert op haar kamer via de computer een videogesprek met een jongen. Ze kleedt zich (deels) uit voor de webcam, en de jongen reageert: “Je zou model kunnen worden”. Hij maakt foto’s. Wanneer Nienke de volgende dag op school komt blijkt dat iedereen in haar klas deze foto’s heeft gezien. Ze wordt uitgelachen en gaat huilend naar huis.

Het verhaal van Nienke is geënsceneerd: Nienke is een voorlichtingsfilm voor middelbare scholieren die de gemeente Amsterdam gebruikt ter preventie van sexting. Het staat model voor een verontrustend verhaal zoals er velen circuleren: online, in kranten, via nieuwsprogramma’s als de Wereld draait door.

Speurneuzen als Peter R. de Vries en Alberto Stegeman maakten er tv-programma’s over, de ChristenUnie stelde er Kamervragen over, en ook de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zich over het onderwerp gebogen. Maar hoe gaat het er nou eigenlijk in de praktijk aan toe?

In de voorlichtingsfilm Nienke komt een meisje in grote problemen als ze een naaktfoto naar een medescholier stuurt. De film benadert sexting als een voorspelbaar fenomeen waarin onzekere meisjes slachtoffer worden van gehaaide mannen of jongens. Ook in mediaverhalen rondom sexting bij tieners is dit de verhaallijn. Toch is de praktijk niet altijd te vatten in dit ‘onzeker-meisje-stuurt-naaktfoto-naar-jongen’-scenario.

Sexting: altijd hetzelfde liedje?

De term sexting, een neologisme gevormd uit de Engelse woorden ‘sex’ en ‘texting’, werd in 2009 opgenomen in de Van Dale. Daar wordt het beschreven als ‘het versturen van seksueel getinte boodschappen en foto’s via sms’. De term is inmiddels stevig gegrond in ons gemeenschappelijk vocabulaire. In de wetenschap verschenen de eerste publicaties rond 2005, en een recente zoekopdracht in Google Scholar leverde niet minder dan 7.570 resultaten op.

In de huidige wetenschappelijke discussie over sexting zijn twee trends zichtbaar. Zo bezien psycholoog Bianca Klettke en gezondheidswetenschapper Jeff Temple sexting als groot gevaar voor de jeugd. Volgens de eerste twee wetenschappers zou sexting door jongeren een opstapje zijn tot ‘hoog-risico’-gedrag, zoals roken of onbeschermde seks. Dit uitgangspunt leidt vaak tot krampachtige pogingen om vermeende slachtoffers te beschermen en jongeren ervan te overtuigen helemaal te stoppen met sexting. Ook in de maatschappij en media zien we deze benadering veel terug. “Ja, die naaktfotootjes hè jongens, dat is, dat is het niet hè. Ja misschien is het het wel, ik ken de opwinding niet, maar je krijgt er alleen maar narigheid van”, zei nieuwsshowpresentator Matthijs van Nieuwkerk bijvoorbeeld in De Wereld Draait Door tegen drie jongeren in een discussie over sexting op 5 februari 2016.

Andere wetenschappers zoals de Amerikaanse communicatie-expert Nora Draper, de Australische mediadeskundige Catherine Lumpy en de Duitse psychologe Nicola Döring zien de aandacht voor sexting juist als wat overtrokken; als een vorm van morele paniek: een overdreven angst van de maatschappij voor seksualisering en/of nieuwe technologieën. Volgens hen kunnen we hierdoor gemakkelijk problemen over het hoofd zien, bijvoorbeeld dat als meisjes gepest worden naar aanleiding van ‘gelekte’ naaktfoto’s, dat gedrag niet op zichzelf staat, maar het resultaat is van ongelijke machtsrelaties tussen mannen en vrouwen in de maatschappij en/of een dubbele seksuele moraal voor mannen en vrouwen.

In beide benaderingen wordt sexting gezien als een eenduidig fenomeen: een onzekere meid wordt door een jongen gevraagd een naaktfoto van zichzelf te sturen. Zij voelt zich gevleid en gaat erop in. De jongen wil stoer zijn bij zijn vrienden en verspreidt de foto. Het is een typering waarin aloude ideeën over de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke seksualiteit worden herhaald: meiden zijn op liefde gericht, reactief, waar jongens seksgericht en actief zijn. Ook ideeën over jongeren als “vatbaar voor groepsdruk’ zijn hierin te herkennen. Etnografisch onderzoek laat echter zien dat wat er in de praktijk gebeurt op Nederlandse middelbare scholen geen recht doet aan dit eenzijdige beeld.

Het meisje als verspreider

Neem Manon. In de tweede klas van een middelbare school ergens in Nederland, ging er een naaktfoto van haar rond. Manons vriendinnen negeerden haar en in de klas werden gemene grappen gemaakt. Het leek een klassiek geval van sexting geval, waarin Manon zich uit verliefdheid had laten overhalen een naaktfoto te sturen aan een jongen, die deze op zijn beurt doorstuurde aan zijn halve school.

Maar deze interpretatie begon al snel te wringen. Toen Manon de ruimte kreeg haar verhaal te vertellen, bleek dat de jongen haar naaktfoto aan zijn beste vriendin had doorgestuurd. Deze vriendin stuurde de foto vervolgens aan haar gehele contactenlijst, waarin ook mensen van Manons school stonden. Het was dus een jongen die in eerste instantie de foto ongevraagd deelde, maar een meisje dat verantwoordelijk was voor het wijd verspreiden van de foto.

Ook bleek Manon helemaal niet te reageren als een bang en verdrietig meisje. Ze was juist woedend en wilde de verspreidster fysiek te lijf gaan. Voor haar woede was echter geen plaats; haar klasgenoten en ook sommige van haar docenten zagen deze reactie als teken dat Manon ‘echt het verkeerde pad op ging’, zoals een van haar vriendinnen het stelde. Manons reactie staat haaks op de versie van sexting waarin meiden uitsluitend als verdrietig en passief slachtoffer worden voorgesteld. Ook het feit dat het niet altijd jongens zijn die ongevraagd de foto’s verspreiden onder een groot publiek, komt zelden ter sprake in debatten over sexting. Maar zowel meisjes als jongens kunnen dader zijn.

Meisjes worden geacht vooral verdrietig te zijn als hun naaktfoto’s of video’s zonder toestemming door de ontvanger verspreid worden, en zich daarvoor ook erg te schamen. Maar in de praktijk kan een meisje ook best eens in de aanval gaan.

Flickr.com/Irish typepad

Imagoschade

Hoewel Manon niet verantwoordelijk was voor de wijde verspreiding van de foto – zij had het immers slechts voor één paar ogen bedoeld – kreeg ze wel de schuld. Haar vriendinnen vonden het ‘dom’ dat zij een naaktfoto had gemaakt en aan de jongen had gestuurd. Jongens, zoveel was voor hen op 14-jarige leeftijd al duidelijk, zijn nu eenmaal niet te vertrouwen als het om seks gaat.

Toch, vertelden ze, lieten ze Manon niet in de steek vanwege de naaktheid. Wat zij met name afkeurden was het feit dat Manon al een tijdje omging met jongens van een andere school, en dat zij hun waarschuwingen, dat deze jongens ‘fout’ zouden zijn, in de wind had geslagen – de foto was aan een van hen gestuurd. Deze voorgeschiedenis is belangrijk om te begrijpen dat sexting niet geïsoleerd plaatsvindt, maar in de context van de middelbare school waarin seksualiteit een belangrijke rol speelt in het maken en verbreken van vriendschappen.

Ondanks de reacties van haar omgeving blijkt Manon het voorval enkele maanden later al wat vergeten. Tijdens een interview reageert ze enigszins verbaasd op mijn vragen over de foto die rond was gegaan: “Wat grappig dat je daar over begint, het is al zo lang geleden”. Ze vertelde dat ze ongeveer een week “last had gehad van die foto” en dat de opmerkingen daarna waren opgehouden, de ruzies bijgelegd. Dit strookte met mijn observaties in de weken na het voorval. Manons ervaringen zijn daarmee heel anders dan die van Francien Regelink, die in haar boek Francien laat je tieten nog eens zien beschrijft hoe de gevolgen van texting haar leven kapot maakten. Toch doen de media nogal eens voorkomen dat de gevolgen van texting zoals Francien die beschrijft universeel voor alle meisjes zouden zijn.

Sexting is geen eenrichtingsverkeer

Zelf had Manon ook een aantal naaktfoto’s van jongens op haar telefoon staan, vertrouwde ze me toe, alleen die stuurde ze niet door, omdat ze dat zielig vond voor hen. Oftewel, sexting is geen eenrichtingsverkeer: ook meiden vragen en krijgen naaktfoto’s toegestuurd van jongens. Maar hier is minder aandacht voor: het verhaal van het meisje als slachtoffer eist de hoofdrol op. Het valt overigens te betwijfelen of het verspreiden van een naaktfoto van een jongen Manon uit de brand had geholpen. Waarschijnlijk had het haar nog verder gemarkeerd als ‘fout’ of ‘slet’.

Deze Duitse voorlichtingscampagne neemt wel actief mee dat naast meisjes ook jongens slachtoffer kunnen worden van sexting. Ook laat het in het midden of de verspreider een man of een vrouw is.

Pro Juventute/Flickr.com

Alleen maar narigheid?

Sexting kan dus niet enkel worden gezien in termen van ‘gevaar’. Behalve dat sexting in het voorbeeld van Manon en andere ondervraagde tieners anders verloopt dan algemeen wordt aangenomen, komt sexting ook minder vaak voor dan veel media suggereren. Recente cijfers laten zien dat slechts zo’n twee procent van de jongeren aangeeft dat er seksueel beeldmateriaal van hen is gemaakt of dat ze zelfgemaakte foto’s of video’s hebben doorgestuurd. Het merendeel van de jongeren kijkt met plezier terug op het sturen van naaktfoto’s via social media. Dat wil niet zeggen dat het niet op bepaalde manieren fout kán gaan, maar dat dit slechts één versie van het fenomeen sexting is.

Betere en eerlijke voorlichting

Om sexting beter te kunnen duiden is het allereerst nuttig dat we meer zicht krijgen op de uiteenlopende ervaringen van jongeren rondom sexting. Wanneer vormt sexting precies een probleem? Wat is er problematisch aan? Voor wie? En: hoe bepaalt seksualiteit bij jongeren hoe ze hun mannelijkheid en vrouwelijkheid beleven en uiten, en hoe populariteitshiërarchieën en vriendschappen eruitzien? Op die manier kunnen voorlichtingscampagnes over sexting beter aansluiten bij de doelgroep.

Om de doelgroep goed te bereiken is het belangrijk dat voorlichtingscampagnes recht doen aan die rijke realiteit. Zo leggen interventies die blijven steken in het ‘onzeker-meisje-stuurt-naaktfoto-naar-jongen’ indirect de verantwoordelijkheid bij het meisje en legitimeren daarmee pestgedrag (en misschien ook wel het doorsturen van foto’s). Terwijl een dubbele moraal over wat jongens en meiden mogen en kunnen laten zien eigenlijk ook onderdeel van het probleem is, meent psychologe Nicola Döring. Ook vraagt ze zich af of onthouding van sexting wel het doel moet zijn van dergelijke voorlichting.

‘Smart sexting’?

Voorlichting zou zich ook kunnen richten op safe sexting door jongeren manieren te leren om filmpjes en foto’s slimmer (‘smart’) te versturen. De Amerikaanse sociologe Amy Hasinoff is het hiermee eens. Onderzoek laat zien dat seksuele voorlichting die onthouding propagandeert – dat wil zeggen: geen seks voor het huwelijk – niet werkt. In haar boek Sexting Panic zegt Hasinoff dan ook dat we helemaal niet moeten proberen sexting te stoppen, maar ons in plaats daarvan moeten richten op het verminderen van de negatieve gevolgen ervan.

In Nederland doet de campagne #geenhoofd van het programma Spuiten en Slikken van jongerenomroep BNN daar al een poging toe. Het doet sexting niet in de ban, maar leert jongeren hoe ze, als ze aan sexting willen doen, dat ‘smart’ kunnen doen. Alleen moet het natuurlijk niet zo zijn dat als je hoofd wel op een foto staat, het opeens wel oké is om gepest te worden als de foto’s uitlekken…

Campagnes als #geenhoofd verminderen het risico op herkenning wanneer een foto ongewenst verspreid wordt. Volgens sommige sociologen is het aan de kaak stellen van ongelijke gendernormen echter de beste manier om de negatieve sociale gevolgen van sexting te bestrijden. Pro Juventute/Flickr.com
Over de auteur

Willemijn Krebbekx werkt als PhD aan de Universiteit van Amsterdam in het onderzoeksproject Sexualities and Diversities in the Making. Gedurende haar etnografisch veldwerk op middelbare scholen (van verschillende niveaus, in onderbouwklassen), raakte zij geïnteresseerd in sexting. Dit onderwerp kwam tijdens haar onderzoek veel in het nieuws en speelde ook in de gesprekken van leerlingen en docenten een belangrijke rol. In haar proefschrift schrijft Willemijn behalve over sexting ook over praktijken van seksuele voorlichting en over manieren om onderzoek te doen naar seksualiteit en diversiteit.

Dit artikel is gebaseerd op eerdere artikelen van Krebbekx in Waterstof en in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken

Bronnen:

- A.A. Hasinoff, Sexting Panic. Rethinking Criminalization, Privacy and Consent Urbana, Chicago, and Springfield: University of Illinois Press, 2015, 240 pp., ISBN 978-0-252-08062-3
- de Graaf, H., and J. Kerstens. 2015. “Ervaringen van Jongeren Met Seksualiteit Op Internet: Resultaten van Het Onderzoek Jeugd & Cybersafety.” JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg 47(5): 87–91. http://link.springer.com/10.1007/s12452-015-0024-8.
- Klettke, B., Hallford, D.J. & Mellor, D.J., 2014. ‘Sexting prevalence and correlates: a systematic literature review’. Clinical psychology review, 34(1), pp.44–53.
- van Oosten, J.M.F., Peter, J. & Boot, I., 2014. ‘Exploring Associations Between Exposure to Sexy Online Self-Presentations and Adolescents’ Sexual Attitudes and Behavior’. Journal of youth and adolescence.
- Temple, J.R. et al., 2014. ‘Brief report: Teen sexting and psychosocial health’. Journal of adolescence, 37(1), pp.33–6.

ReactiesReageer