Overstromingen, problemen met de drinkwatervoorziening en beperkingen voor de scheepvaart. Forse uitdagingen liggen in het verschiet, blijkt uit het nieuwe Deltarapport. “We moeten aan de bak.”
De schade na de overstromingen in Zuid-Limburg in juli 2021 bedroeg 400 miljoen euro. In het buitenland vielen toen zelfs zo’n 200 slachtoffers en was er langere tijd geen elektriciteit in de getroffen gebieden. In sommige gevallen duurde het een half jaar om beschadigde gebouwen te herstellen. Gelukkig zijn dit nu nog zeldzame scenario’s, maar vanwege het veranderende klimaat neemt de kans op dit soort extreme omstandigheden toe. Het is een vooruitzicht waarop je je maar beter kunt voorbereiden. Daarbij is kennis van groot belang. Want hoeveel extreme neerslag kunnen we door klimaatverandering verwachten? Hoe droog worden onze zomers? En welke gevolgen heeft dat voor onder meer de landbouw en onze drinkwatervoorziening?
Die vragen beantwoordt onderzoeksinstituut Deltares in het nieuwe Deltarapport, dat in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Deltacommissaris is gemaakt. “Verschillende Deltascenario’s laten zien hoe de Nederlandse watervraag én het -aanbod in de komende eeuw gaan veranderen”, vertelt Renske de Winter, onderzoeker klimaatverandering bij Deltares. Ze is één van de auteurs van het rapport, waarin vier scenario’s voor Nederland te vinden zijn: Vlug, Ruim, Warm en Stoom.
Welvaart en klimaat
Deze geschetste scenario’s worden beïnvloed door twee zaken. De eerste is de hoeveelheid sociaal-economische groei. Kort gezegd: hoe gaat het met de hoeveelheid Nederlanders en de welvaart in ons land? De tweede is de mate van klimaatverandering en de bijbehorende afspraken uit het Klimaatakkoord, die de toekomstige klimaatverandering mede bepalen. Zo staat het scenario Vlug voor veel sociaal-economische groei en een beperkte hoeveelheid klimaatverandering . Bij Warm is de sociaal-economische groei juist beperkt, maar is er veel klimaatverandering en uitstoot.
In zijn algemeenheid zorgt minder sociaal-economische groei en een beperktere mate van klimaatverandering en uitstoot ervoor dat Nederland in de komende jaren minder waterproblematiek voor zijn kiezen krijgt. Een grotere bevolking betekent daarentegen een grotere drinkwatervraag, en daarnaast vragen industrie, scheepvaart, natuur en landbouw ook water.
Hoewel de twee factoren in het model niet aan elkaar zijn gekoppeld, hangen klimaatverandering en sociaal-economische groei in de praktijk met elkaar samen. Een beperktere economische groei betekent dat er minder spullen worden gemaakt, waardoor de uitstoot van broeikasgassen beperkter blijft. Omgekeerd tasten de gevolgen van klimaatverandering, zoals een grotere kans op overstromingen, ook onze kansen op economische groei aan.
Problemen
Het scenariorapport geeft enkel de gevolgen weer van zaken die al zijn besloten. Het gaat om alle geplande maatregelen voor het watersysteem in Nederland tot 2028, zegt De Winter. “We nemen dus geen toekomstige en nog onzekere maatregelen mee, want daarmee valt geen betrouwbaar model te maken.”
De problemen die op ons af komen zijn in elk geval fors, ziet ze. Zelfs bij beperkte klimaatverandering en sociaal-economische groei worden de weersomstandigheden grilliger, wordt zoet water schaarser, neemt de wateroverlast toe en komt de waterveiligheid in het geding. De opgave rondom beschikbaarheid van drinkwater is zelfs op korte termijn al urgent. Nu al heeft zeker de helft van de drinkwaterbedrijven minder zoetwater achter de hand dan verplicht, terwijl in een scenario met veel sociaal-economische groei de drinkwatervraag met een factor 1,16 toeneemt. De ruimte om meer drinkwater te winnen is er niet altijd. Ook krijgt de scheepvaart bij langdurige droogte te maken met beperkingen.
Grotere grilligheid
De scenario’s in het rapport zijn gericht op de langere termijn: er wordt vooruitgekeken naar 2050 en 2100. In scenario’s met beperkte klimaatverandering (Vlug en Ruim) zijn de klimaatcondities tussen 2050 en 2100 vergelijkbaar. Dat is het geval wanneer het Klimaatakkoord van Parijs – het beperken van de opwarming van de aarde tot ruim onder de 2 graden Celsius – wordt nageleefd. Toch stijgt ook dan temperatuur in Nederland nog tot 0,9 graden boven het niveau van 1850 tot 1900, de periode voor de industriële revolutie. In de minder gunstige scenario’s Stoom en Warm is de temperatuurstijging in 2050 zo’n 1,5 graden, oplopend naar 4,1 tot 4,4 graden in 2100.
De zeespiegel ligt 24 dan 27 centimeter hoger in 2050, doorlopend tot 44 of zelfs 82 centimeter in 2100. “Ook bij het volledig terugdringen van de broeikasuitstoot, zoals in het Parijsakkoord is afgesproken, blijft de zeespiegel nog doorstijgen”, zegt de Winter. “Het is een traag reagerend systeem.”
Tegelijk worden de verschillen tussen droge en natte condities groter. Er ontstaat een grotere grilligheid in neerslag en verdamping en in de aan- en afvoer van rivieren. In scenario’s met meer klimaatverandering is dat duidelijker het geval dan in scenario’s met minder verandering. Ook neemt de behoefte aan drinkwater en water voor de industrie in alle scenario’s toe.
Verschillen met 2017
De scenario’s zijn gebaseerd op die uit 2017, toen het vorige Deltarapport uitkwam. Wel zijn de achterliggende rekenmodellen waarmee klimaatverandering wordt doorgerekend vernieuwd, en hebben meer landen zich gecommitteerd aan het Klimaatakkoord van Parijs. “Daarom zien we de doelstellingen uit het Parijsakkoord nu als bestaand beleid”, zegt De Winter. En dus zijn ze meegenomen in het nieuwe rapport. De varianten Vlug en Ruim, die uitgaan van dit model, tonen daardoor minder waterproblematiek dan in 2017 werd voorspeld.
Het heeft ons echt verrast dat langere perioden van droogte vaker gaan voorkomen
Bij de varianten Stoom en Warm zijn de klimaatcondities nog wel vergelijkbaar met 2017. Hier is vooral meer detail aangebracht, en is meer aandacht voor droogte. Een voorspelde temperatuurstijging van 2 graden in 2050 in warmere scenario’s uit 2017 is nu gespecificeerd naar 1,5 tot 1,6 graden.
Verder is veranderend landgebruik, bijvoorbeeld meer ruimte voor woningen of minder ruimte voor landbouw, én broeikasuitstoot door blootliggend laagveen meegenomen in het nieuwe rapport. Ook heeft het KNMI, dat de data over de klimaatverandering voor het rapport aanleverde, aangegeven dat langere perioden van droogte vaker gaan voorkomen dan in 2017 nog werd voorspeld, zegt De Winter. “Dat heeft ons echt verrast.”
Ergens ertussenin
Overigens moeten we ons niet vastpinnen op één van de scenario’s, zegt De Winter. Alle scenario’s zijn waarschijnlijk en geven slechts een bandbreedte aan van wat ons staat te wachten, benadrukt ze. “De toekomstige wateropgave gaat hoogstwaarschijnlijk ergens tussen deze scenario’s zitten.”
Buiten de scenario’s om zijn er ook nog extreme omstandigheden denkbaar. Het gaat bijvoorbeeld om een fors versnelde zeespiegelstijging vanwege het smelten van de Antarctische ijskap of extreem weer, zoals de wateroverlast in Zuid-Limburg van 2021. Deze omstandigheden zijn nog onderdeel van onderzoek en daarom niet cijfermatig uitgewerkt in de modellen. Wel wordt in het rapport een beeld geschetst van wat er bijvoorbeeld gebeurt bij extreme neerslag in de Randstad: de schade loopt in de miljarden. De Winter kijkt zelf niet echt meer op van de soms alarmerende cijfers in het rapport. “We hebben er best wel lang aan gewerkt. Dan kom je in een fase dat je niet meer zo verrast bent. Maar we moeten in alle vier de scenario’s echt wel aan de bak.”
Voor burgers is er daarin ook een rol weggelegd, denkt ze. “Mensen moeten er bewust van zijn dat dit de komende jaren gaat spelen. Het kan zijn dat mensen te maken krijgen met dijkversterkingen, droogte en meer wateroverlast.” Ten dele gebeurt dat al, ziet ze. “Laatst zag ik iemand een nieuwe oprit aanleggen. Daar kwamen infiltratiekratten onder, die het regenwater opvangen. En als je in een droge periode zelf een regenton laat staan, hoeft het water voor in de tuin niet uit het drinkwater te komen. Dat soort dingen moeten we met z’n allen doen.”