PhD-dips komen veel voor onder promovendi. Alhoewel een wetenschappelijke carrière ook veel ups kent, geef ik je graag ook een eerlijk beeld van de dips. Want als PhD-student krijg je ook te maken met de nodige academische hobbels.
Toen ik net begon met mijn onderzoek bleven de PhD-dips bij mij nog een tijdje uit. Ik snapte daardoor in eerste instantie niet waar anderen toch over ‘zeurden’. Het eerste half jaar werkte ik in de veronderstelling dat ik de mooiste baan had die ik maar kon krijgen. Iets doen waar ik ontzettend blij van werd: onderzoek. Vier jaar lang betaald worden om met een onderwerp bezig te zijn dat mij ontzettend aan het hart gaat. En onderdeel uit mogen maken van een groep collega’s die stuk voor stuk interessant onderzoek doen naar vergelijkbare thema’s waar ik dagelijks van mag leren. Genoeg ups dus.
De ik-produceer-niks-dip
Toch is de-ik-produceer-niks-dip ook iets waar ik mee te maken kreeg. Met name het eerste half jaar is een onzekere periode. Ik moest wennen aan de vrijheid en het vreemde gevoel van een eindeloze tijd voor een PhD-project van vier jaar. Het eerste doel van je PhD is om je te verdiepen in het onderwerp van je onderzoek. Dat betekent vooral heel veel lezen en je het onderwerp eigen maken. Dat kost tijd. En denkwerk dat zich niet laat reguleren binnen 9-tot-5-werkdagen.
Het betekent dat je soms ’s avonds niet kan slapen omdat theorieën in je hoofd blijven malen of dat je onder de douche opeens een inzicht opdoet. Het betekent terugkijken op een hele dag werken en erachter komen dat je ‘maar’ een half artikel hebt gelezen. Het betekent een artikel opnieuw en opnieuw moeten lezen om echt te begrijpen wat een auteur bedoelt. En hoe pas je dat nu toe op je eigen onderzoek? Soms ben je een volle werkweek of zelfs maanden bezig met je afvragen: wat heb ik nu eigenlijk de afgelopen tijd opgeleverd of gepresteerd?
De imposter dip
Deze dip komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De imposter dip verwijst naar het imposter syndroom dat betekent dat je het idee hebt dat je iedereen om je heen oplicht of dat je hier alleen bent door dom geluk. Want: ik hoor hier toch helemaal niet? Ik kan dit toch helemaal niet, een wetenschapper zijn? Je hebt het gevoel dat je door de mand valt bij je collega’s: oh nu komen ze erachter dat ik eigenlijk een oplichter ben. Toen ik voor het eerst hoorde dat hier dus een naam voor is: ‘het imposter-syndroom’ en ik niet de enige was die zich zo voelde, luchtte dit mij toch wel op.
De waar-doe-ik-het-allemaal-voor-dip
Binnen de academische wereld is er (helaas) een grote druk op publiceren. Een publicatie is niet makkelijk en kost vooral veel tijd. Maandenlang schaaf, zwoeg en zweet je op een artikel samen met je promotoren, gevolgd door een tergend langzaam review-proces bij een wetenschappelijk tijdschrift. Maar als het dan eindelijk lukt om je allereerste artikel te publiceren, is dat zeker wel een grote UP! Maar soms verandert die up ook gemakkelijk in een dip: de blog die ik voor Faces of Science heb geschreven levert meer reacties op dan een artikel dat ik heb gepubliceerd.
Toch zijn deze ‘dips’ soms ook nodig in het proces van je PhD. Wat je ertegen kan doen? (1) Verwachtingen temperen: een collega vertelde mij dat ze met het schrijven van een halve alinea per dag, of het lezen van een artikel per dag, tevreden mocht zijn. Dat was een eyeopener omdat ik constant dacht dat ik niet genoeg deed. Gun jezelf de tijd om een onderwerp eigen te maken: een PhD is niet het type werk dat zich laat vangen tussen 9-tot-5, maar een proces dat doorloopt zelfs op momenten dat je vrij bent en je er eigenlijk niet mee bezig wilt zijn. (2) Begin alleen aan een PhD of het schrijven van een artikel als het onderwerp je aan het hart gaat. Alleen een PhD doen ‘om de status van een PhD’ of een artikel schrijven ‘omdat het goed staat’, maakt het heel moeilijk om door de dips heen te komen. (3) Zoek mede-PhD’ers of anderen waarmee je je ‘dips’ kan bespreken en waarmee je een veilige community vormt.
Maar niet alleen PhD-studenten zelf moeten veranderen, ook het systeem binnen de academische wereld werkt deze dips in de hand. In dit systeem hangt de waardering volledig af van het aantal publicaties van individuele wetenschappers. Terwijl het werk van een wetenschapper ook voor een groot deel bestaat uit onderwijs, feedback geven op elkaars werk en het delen van je onderzoeksresultaten met de maatschappij, onder andere door het schrijven van blogs zoals op Faces of Science. En alhoewel je met deze activiteiten soms de meeste impact maakt, worden die nog nauwelijks tot niet gewaardeerd binnen universiteiten.
Dan heb ik vast nog een heel aantal dips niet benoemd (zoals de ‘hoe-verder-ik-kom-hoe-minder-ik-weet-dip’ en de ‘PhD-after’-dip). Voor toekomstige PhD’ers: deze dips zijn helaas niet (allemaal) te voorkomen, maar je bent er nu in ieder geval een beetje op voorbereid. En als het helpt: je bent niet alleen.