Veel inheemse talen zijn met uitsterven bedreigd. Met het verdwijnen van deze talen gaat ook allerlei unieke kennis verloren. Kennis over de natuur, maar ook over lokale geschiedenis en culturele gebruiken. Taalwetenschappers doen hun best om deze talen te documenteren voordat ze er niet meer zijn.
Op de eilanden Alor en Pantar in Indonesië woont een kleine groep mensen, genaamd de Abui. Hun taal is een van de vele inheemse talen die met uitsterven wordt bedreigd. Met het verdwijnen van deze taal dreigt veel kennis over de werking van geneeskrachtige planten te verdwijnen. Daarom werken taalkundigen en biologen hier samen om de plantnamen en hun geneeskrachtige werking vast te leggen. Een bad in Bayooqa-bladeren is een medicijn voor leprapatiënten, tamarinde (Tamal) geneest bij waterpokken, olie van de kokosnoot (Wata) kan op pijnlijke plekken op het lichaam worden gesmeerd, papaja (Bataamaal) helpt in de behandeling van malaria en wonden, maar ook bij hoest en koorts.
Met het verdwijnen van inheemse talen gaat dus veel meer verloren dan taal alleen. Met hun taal verliezen de sprekers ook hun cultuur en identiteit. Daarnaast gaat informatie verloren die ook voor buitenstaanders relevant is, zoals allerlei kennis over de natuur. NEMO Kennislink sprak met twee Nederlandse taalwetenschapper die inheemse talen documenteren, voor de wetenschap en voor de sprekers zelf.
Grote talenrijkdom in Indonesië
Marian Klamer is hoogleraar aan de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in de lokale talen van Oost-Indonesië. Deze talen behoren tot de families van Austronesische en Papoeatalen. Alleen al op het eiland Papoea worden zo’n 600 talen gesproken. En dat is dan nog maar één eiland. Volgens Klamer biedt de geografie van het gebied een belangrijke verklaring voor de enorme talenrijkdom. “Het is een gebied met veel eilanden, hoge bergen, vulkanen en diepe zeetroggen. Daardoor komen talen minder snel met elkaar in contact.”
Volgens de onderzoeker zijn de talen op de eilanden van Zuidoost-Azië en Oceanië die niet bedreigd zijn beperkt in aantal: officiële landstalen als het Indonesisch, Maleisisch, het Javaans of het Balinees hebben miljoenen sprekers en zijn dus toekomstbestendig. Maar ruim 95 procent van de talen heeft minder dan 10 duizend sprekers, soms maar een paar duizend of een paar honderd. Die talen worden verdrukt door nationale talen als het Maleisisch, Indonesisch of het Tok Pisin, een op het Engels gebaseerde creooltaal (afgeleid van het Engels ‘talk pidgin’).
Veel volwassenen spreken onderling nog wel een inheemse taal, maar geven deze niet door aan hun kinderen, vertelt Klamer. “Op school wordt Indonesisch gesproken, alle geschreven taal is Indonesisch. Ouders denken daarom dat die taal hun kinderen een beter toekomstperspectief biedt. Dat is misschien ook zo, maar ze zouden ook kunnen kiezen voor een meertalige opvoeding. Vaak realiseren ze zich helemaal niet dat hun moedertaal er door deze keuze over dertig jaar niet meer is.”
Racisme sinds de tijd van Columbus
Hetzelfde geldt voor de inheemse talen van Zuid-Amerika, vertelt taalwetenschapper Rik van Gijn van de Universiteit Leiden. Deze worden vrijwel allemaal bedreigd door het Spaans en het Portugees, de dominante talen sinds de koloniale tijd. “Het begon eigenlijk al met de komst van Columbus”, zegt Van Gijn. “Volgens sommige schattingen is al 90 procent van de oorspronkelijke taaldiversiteit weggevaagd door genocide en epidemieën.”
Nu zijn er andere oorzaken voor het taalverlies. “Mensen stappen over op het Spaans vanwege de economische vooruitzichten. Maar de denkfout die veel mensen maken is dat ze hun eigen taal daarbij moeten opgeven. Wat hierin ook meespeelt: deze mensen schamen zich voor hun taal en cultuur doordat ze al decennialang gediscrimineerd worden. In mijn ogen hangt het verlies van inheemse talen in Zuid-Amerika sterk samen met schaamte en racisme.”
Van Gijn is gespecialiseerd in de inheemse talen van Zuid-Amerika en bracht veel tijd door bij de Yurakaré-indianen in Bolivia. Hij zag met eigen ogen hoe hun taal langzaam verdrongen werd door het Spaans. “Ik was in een dorp dat honderd procent Yurakaré was, met uitzondering van de onderwijzer. Die kwam van buiten en sprak alleen Spaans. Ook de ouders spraken overwegend Spaans met hun kinderen. Als ik daar met oudere mensen over sprak, was er spijt en droefenis dat die taal gemarginaliseerd werd, en met die taal allerlei gebruiken.”
Geneeskrachtige planten rond de evenaar
Het verdwijnen van inheemse talen is dus in de eerste plaats erg voor de sprekers zelf. De keuze om hun eigen taal op te geven voor een dominante taal en bijbehorende cultuur lijkt een vrijwillige keuze, maar is vaak ingegeven door economische motieven. Daarnaast gaat de kennis van inheemse volkeren ook nog eens verloren voor de rest van de mensheid. Het leven van deze mensen staat over het algemeen sterk in verbinding met de natuur en de kennis van die natuur is dan ook groot.
Van Gijn denkt terug aan zijn verblijf in Bolivia: “Ik vond het geweldig hoe veel mensen wisten over de natuur. Welke planten je kunt gebruiken voor welke kwaaltjes. Maar ook welke bomen geschikt zijn om kano’s mee te bouwen. Hoe je bepaalde vissen het beste kunt vangen. Ook heeft elke taal zijn eigen taxonomie: de manier waarop je dieren en planten indeelt in bepaalde klassen. Zo kan het zijn dat wij in het westen spreken over één soort aap, terwijl er misschien volkeren zijn die twee soorten onderscheiden en daar een functionele reden voor hebben. Al die informatie gaat verloren als deze talen verdwijnen.”
Uit een recente studie van een Zwitsers onderzoeksteam blijkt dat veel kennis over geneeskrachtige planten ligt opgeslagen in inheemse talen. De onderzoekers concentreerden zich daarbij op drie gebieden met een hoge biodiversiteit: het noordwesten van het Amazonegebied, Noord-Amerika en Nieuw-Guinea. In hun studie onderzochten ze 3.597 medicinale plantsoorten en 236 inheemse talen. Daaruit bleek dat een groot deel van de medische kennis voorbehouden was aan één unieke taal: dat gold voor 73 procent in Noord-Amerika, 92 procent in het Amazonegebied en 84 procent in Nieuw-Guinea.
Rodrigo Camara Leret, een van de auteurs, licht per mail toe: “Deze kennis wordt vooral mondeling overgedragen. Er zal dus een grote inspanning geleverd moeten worden om al deze kennis te documenteren, anders gaat deze verloren.” Klamer weet dat er in Indonesië ook wetenschappers zijn die samen met de inheemse bevolking de geneeskrachtige werking van lokale planten in kaart brengen, zoals in Abui. Daarvoor is kennis van de inheemse talen nodig. “Voor veel lokale planten en dieren bestaan niet eens woorden in het Indonesisch”, aldus Klamer.
Kennis teruggeven aan de bevolking
Behalve kennis over natuur gaat er nog iets anders verloren: de orale geschiedenis van deze inheemse volkeren. Die is ook vaak weer nauw verweven met de natuur. Klamer vertelt hoe ze tijdens haar veldwerk door een bos liep: “Voor mij als westerling was het gewoon een bos. Maar de persoon met wie ik wandelde had bij elke plek wel een verhaal. Op deze steen stond vroeger een draak. Bij die boom was ooit een moeder die een zesling baarde. Een van hen was onze voorouder.”
Over die lokale geschiedenis staat niets op schrift. “In de geschiedenis-boeken van Indonesië lees je alleen over Java en Bali, maar niet over al die andere eilanden en culturen. Die geschiedenissen zijn nergens opgeschreven. Die kennis is alleen aanwezig bij de inheemse groepen zelf. En omdat zij alleen een mondelinge traditie hebben zijn zij niet in staat om die kennis op te schrijven, laat staan om die te vertalen naar het Indonesisch.”
Vandaar dat taalwetenschappers al decennialang bezig zijn om inheemse talen te documenteren. Daarmee blijven de talen behouden voor taalwetenschappelijk onderzoek, maar ook maakt documentatie het mogelijk voor toekomstige generaties sprekers om alsnog kennis te nemen van hun taal, bijvoorbeeld via het onderwijs. Samen met collega’s maakte Klamer een openbare database met informatie over ruim 357 kleine met uitsterven bedreigde talen in Indonesië. Om veel talen in korte tijd in kaart te brengen heeft ze eerst vier talen intensief bestudeerd: van twee Austronesische en twee Paoeatalen schreef ze een grammatica. “Daardoor herken ik nu veel in andere talen uit dezelfde taalfamilie. Tijdens mijn laatste veldwerk had ik steeds een week de tijd om voor één taal 600 woorden en enkele basiselementen van de grammatica te documenteren. Dat is heel weinig, maar alles valt nu snel op zijn plek.”
Ook Van Gijn heeft meegewerkt aan het documenteren van talen zoals het Yurakaré en het opslaan ervan in digitale archieven. Daarmee kunnen taalwetenschappers over de hele wereld taalvergelijkend onderzoek doen. Hij zelf onderzoekt bijvoorbeeld de geschiedenis van Zuid-Amerikaanse talen aan de hand van gedocumenteerde talen. Maar hij denkt dat er nog een vervolgstap nodig is, namelijk het toegankelijk maken van die archieven voor de lokale bevolking zelf. “Vooralsnog hebben wij die archieven gecreëerd, vanuit onze westerse perspectieven. Maar dat hoeft helemaal niet aan te sluiten bij wat de lokale bevolking zelf belangrijk vindt. Ik denk dat we vanaf nu het inheemse perspectief veel meer gaan betrekken bij het wetenschappelijke proces.”
&t=158s