Veldepidemioloog Amrish Baidjoe heeft ervaring met crisismanagement in kwetsbare gebieden. Wat vindt hij van het coronabeleid in Nederland? Waarom doet Afrika het zo goed in de statistieken? En wat ís eigenlijk een veldepidemioloog? NEMO Kennislink sprak met hem.
Op 22 juli stuurden vier deskundigen een brandbrief naar het kabinet. De verspreiding van het coronavirus loopt uit de hand, schreven ze, het werd tijd om stevig in te grijpen. Sindsdien verschijnen de brievenschrijvers regelmatig in de media, en is het RedTeam waar zij deel van uitmaken een belangrijke speler in het coronadebat.
Eén van deze deskundigen is uitbraakspecialist en veldepidemioloog Amrish Baidjoe van het internationale Rode Kruis in Genève, die veel ervaring heeft met management van gezondheidscrises. Wie is hij, en wat kan hij bijdragen? NEMO Kennislink sprak met hem (via Zoom), over zijn werk, de wetenschap, de corona-aanpak van Nederland en de situatie in Afrika en in vluchtelingenkampen.
Officieel is een Red Team een groep experts die het officiële adviesorgaan tegenspreekt, om de boel scherp te houden. Wat ziet u als de taak van het ‘RedTeam’ waar u deel van uitmaakt? Moeten jullie altijd tegen het Outbreak Management Team (OMT) in gaan?
“Nee hoor. Ik zie het als onze taak om te reflecteren op wat het leidende team doet, en alleen tegenspraak te bieden als dat nut heeft. Als alle experts het met elkaar eens zijn, is tegenspraak niet nodig. Het gaat mij erom dat we gezamenlijk werken aan een oplossing.”
Maar u bent niet zo te spreken over de aanpak van de coronacrisis?
“Laten we voorop stellen: het OMT doet ontzettend goed werk. Zonder OMT zijn we hopeloos verloren. Alleen bestaat het OMT louter uit biomedici, en dat is een cruciale fout. Er zitten geen crisismanagers of gedragswetenschappers in het kernteam – alleen in een subcommissie die het kernteam mag adviseren.”
“Vergelijk dat eens met de werkgroepen waarmee de World Health Organization (WHO) op ziekte-uitbraken reageert. De grootste werkgroep is nooit die voor uitbraakpreventie of epidemiologie, maar altijd – en met overmacht – het team ‘risicocommunicatie en gemeenschapsbetrokkenheid’. Nederland vindt dat kennelijk niet zo belangrijk, maar het kabinet zegt nu wel dat het misgaat omdat we ons niet goed gedragen.”
“Voor goed gedrag is acceptatie van de maatregelen een eerste vereiste. De WHO heeft dat in 2014 tijdens de ebolacrisis in West-Afrika geleerd, door keihard zijn hoofd te stoten trouwens. Ze vlogen hulpverleners in, met alle goede bedoelingen, in gebieden die daarvoor decennialang verwaarloosd waren. De inwoners zagen hun ‘eigen’ mensen verdwijnen in klinieken, om er nooit meer uit te komen… Dan kan je achteraf gaan praten en uitleggen wat je aan het doen bent, maar dan helpt het niet meer. Je moet mensen voorbereiden, meenemen in wat komen gaat, de kans geven mee te bewegen.”
“Daarnaast is er de neiging tot onderschatting. Toen in juli het aantal besmettingen opliep, werd gezegd: ‘O, maar in de ziekenhuizen nog niet!’ Toen het signaal in de ziekenhuizen ook zichtbaar werd, was de reactie: ‘O, maar het gaat om kleine aantallen!’ Pas toen de eerstelijnszorg zei: ‘Hohoho, het gaat weer helemaal mis!’ is men begonnen met nadenken over maatregelen.”
Maar het had toch ook mee kunnen vallen?
“Wat me in Nederland de meeste zorgen baart, is dat de aanpak van de crisis te vaak gezien wordt als een academische exercitie, met als insteek: laten we wachten tot het bewijs echt helemaal rond is, voor die tijd gaan we niet bewegen. Die luxe hebben we niet. Hoe langer we wachten met maatregelen, hoe steviger, langer en duurder die worden.”
“Bovendien, als je proactief handelt, kan de maatschappij zich voorbereiden op wat komen gaat. Als jij als restauranthouder vandaag hoort dat je vanaf morgen het aantal gasten drastisch moet terugbrengen, en je hebt net ingekocht, kan je de helft van je voorraad weggooien. Dat had je eerder moeten weten.”
Dus de wetenschap schiet tekort?
“Het gaat er niet alleen om of de wetenschap tekortschiet, maar ook of wetenschappelijke kennis genoeg is. De situatie is urgent, je moet je informatie overal vandaan halen. Je kan wel ziekenhuisbedden tellen, maar je moet je oor ook te luisteren leggen bij de zorgmedewerkers die zeggen dat ze het niet meer aankunnen.”
“Praat mét de mensen, niet tegen ze. WHO-baas Tedros is tijdens de ebolacrisis drie of vier keer naar het crisisgebied toe geweest – terwijl het er toch behoorlijk gevaarlijk was. Dat werd natuurlijk breed uitgemeten in de media, maar hij liet wél zien dat hij naar de mensen luisterde, hun zorgen begreep. Dat helpt echt.”
“Ik ben groot fan van de Amerikaanse astronoom en wetenschapscommunicator Carl Sagan, met name vanwege de verbindende wijze waarop hij sprak en schreef. Volgens hem was wetenschap bedrijven een exercitie tussen twee extremen: je moet ruimdenkend zijn als geen ander, maar tevens onvergeeflijk kritisch.”
“Ik merk dat veel wetenschappers dat niet goed kunnen verenigen. Als je kijkt naar de Nederlandse reactie op het coronavirus zie je vooral hoe veel er wordt geloofd en hoe overtuigd men is van het eigen gelijk. Er is nauwelijks ruimte voor samenwerking of kritiek. Terwijl er zoveel is dat we nog niet of niet zeker weten.”
U bent veldepidemioloog. Wat is dat eigenlijk?
“Dat kan van alles zijn: een arts, een gedragswetenschapper, een antropoloog, een medisch wetenschapper… zelf ben ik medisch bioloog. Wat veldepidemiologen gemeen hebben, is dat ze na hun studie een tweejarige praktijkgerichte training hebben gehad, waarin ze onder meer een universele taal hebben leren spreken. Zo kunnen we optimaal samenwerken.”
“Zelf werkte ik vorig jaar nog in de stad Cox’s Bazar in Bangladesh. Daar bevindt zich het grootste vluchtelingenkamp ter wereld, van de Rohingya uit Myanmar. Het gaat om een kleine miljoen vluchtelingen, er zitten meer dan 120 hulporganisaties. Mijn taak was om de gezondheidshulp te coördineren.”
“Daarnaast kreeg ik de kans iets aan onderzoek te doen – maar dan op een andere manier dan die waar ik me altijd zo aan gestoord heb. Vaak gaat onderzoek in kwetsbare gebieden in samenwerking met westerse universiteiten. Alleen is de gang van zaken dan vaak: er worden westerse onderzoekers geparachuteerd, die komen gegevens halen, daarna verdwijnen ze weer naar hun eigen universiteit om mooie papers te schrijven, en in het veld horen we er nooit meer iets van.”
“In Cox’s Bazar organiseerden we een symposium voor internationale onderzoekers, lokale onderzoekers en experts uit het veld – die vaak wel een academische opleiding hebben gehad, maar nooit de kans hebben gekregen om artikelen te schrijven. Van de vijftig inschrijvingen hebben we er twintig geselecteerd die hun resultaten mochten presenteren, en die hebben we vervolgens geholpen er wél artikelen van te maken. Binnenkort komen die in de – behoorlijk bekende – wetenschappelijke tijdschriften PLOS one en PLOS medicine. En, belangrijker nog, de resultaten kunnen direct in de praktijk gebruikt worden.”
“Inmiddels werk ik voor het Rode Kruis, waar ik werd aangenomen als Hoofd Operationeel Onderzoek op het hoofdkantoor, maar al na twintig dagen werd overgeplaatst naar het Covid-crisisteam. Een soort OMT, maar dan voor meerdere landen tegelijk, waar het eigenlijk altijd al crisis is. Het Rode Kruis doet nooit uitspraken over wat overheden goed of fout doen, en komt daardoor ook in gebieden waar andere hulporganisaties niet welkom zijn. In streken waar de Taliban de scepter voert, bijvoorbeeld.”
U heeft eerder ook in Afrika gewerkt. Daar is het geregistreerde aantal coronadoden opvallend laag. Heeft u een idee hoe dat komt?
“Afrika is een enorm continent met heel veel landen, dus dat verschilt natuurlijk nogal per regio. Maar als je veralgemeniseert, liggen twee verklaringen voor de hand. Ten eerste de leeftijdsopbouw van de bevolking. De gemiddelde leeftijd in Afrika ligt net onder de 20 jaar, in Europa ruim boven de 42. En een hoge leeftijd is de grootste risicofactor voor een ernstig ziekteverloop.”
“Daarnaast komen er in Afrika minder welvaartsziekten voor – hoewel dat inmiddels regionaal wel sterk varieert. In Kenia heb je bijvoorbeeld een snel groeiende middenklasse, en daarmee ook een toename in overgewicht en hoge bloeddruk.”
“Maar wat ook kan meespelen is de registratie zelf. Als je in de Afrikaanse Sub-Sahara doodziek een ziekenhuis binnenkomt, denkt men als eerste aan hiv, tuberculose of malaria. Als het wel COVID-19 is, is het nog maar de vraag of ze de diagnose met zekerheid kunnen bevestigen – en anders kom je niet in de grafieken terecht.”
“De tragedie van Afrika (en andere kwetsbare gebieden) is vooral dat de continuïteit van hulpprogramma’s voor andere ziekten nu in het gedrang komt. Onlangs is een enorm succes geboekt, het ‘wildtype’ van het poliovirus is uit Afrika verdwenen, er zijn nu alleen nog een paar verzwakte varianten uit de vaccins zelf over. Zo’n mijlpaal is geheel te danken aan vaccinatieprogramma’s. Die zijn zeer goed ontworpen, er is twintig tot dertig jaar keihard voor gewerkt. Maar de mazelenvaccinaties zijn door de coronacrisis gigantisch teruggelopen. En ook het anti-malariaprogramma – dus het uitdelen van netten en de voorbereiding van de ziekenhuizen op het nieuwe seizoen – ligt grotendeels stil. De aandacht heeft zich verplaatst, de artsen en spullen zijn elders nodig en de economie heeft een terugslag gekregen. Bovendien zijn er logistieke problemen, zoals minder vliegtuigvluchten en grensrestricties, waardoor hulpverleners minder mobiel zijn.”
Toen corona zich vanuit China begon te verspreiden, dacht ik dat we heel snel schrijnende verhalen uit vluchtelingenkampen zouden krijgen. Vooralsnog hoor je er weinig van. Komt het daar dan toch minder voor, of is het gewoon gebrek aan aandacht?
“Als het er voorkomt, zal dat om dezelfde reden als in Afrika minder grote gevolgen hebben – dat is momenteel althans de voorzichtige hypothese. In vluchtelingenkampen is de gemiddelde leeftijd vaak zelfs nóg lager. Want wie oud of zwak is, kan de barre tocht erheen niet aan, of houdt het harde leven in zo’n kamp misschien niet vol.”
“Maar ook hier betekent het niet dat de crisis ongemerkt aan de mensen voorbij gaat, hoor. De indirecte effecten maken het leven in de kampen nog zwaarder dan het al is. Er komen minder hulpgoederen, er komt minder hulp en de spanningen lopen op.”
“In Moria zijn wel gevallen van corona vastgesteld overigens. Men houdt het daar in de gaten, de zorg is dat mensen vanuit de uitgebrande kampen de lokale gemeenschappen intrekken. Ik schaam me er altijd voor, Moria. Dat Europa, bastion van welvaart en beschaving, die mensen zo aan hun lot overlaat. We hebben wel een groter probleem dan Covid, denk ik dan…”
Het is koffiedik kijken, dat weet ik – maar hoe denkt u dat de wereld er over pakweg twee jaar voor staat, als het om het coronavirus gaat?
“Tsja. Alle hoop is gevestigd op de vaccins, maar als je ziet hoe marginaal de immuniteit wordt opgebouwd… Niet iedereen die een corona-infectie heeft gehad bouwt een hoog niveau aan antistoffen op, en het lijkt er ook niet op dat die antistoffen heel lang aanwezig blijven. Het vaccin zal dus hoogstwaarschijnlijk niet honderd procent effectief zijn. Maar hoe lang dan wel? En hoe snel heb je genoeg om een groot deel van de wereldbevolking in te enten?”
“Het politieke spel zal gaan over wie er als eerste toegang krijgt tot het vaccin. Er zijn initiatieven zoals het Statement of COVAX, dat tot doel heeft bewoners van alle landen – en ook statelozen zoals de Rohingya-vluchtelingen – dezelfde kans te geven het vaccin te krijgen. Het Rode Kruis roept daar ook toe op.
“Het is alleen de vraag in hoeverre zulke initiatieven standhouden onder geopolitieke druk. Bij de race om testmateriaal en beschermingsmiddelen zoals medische mondkapjes zagen we immers al hoe landen voorraden voor elkaars neus weg kaapten.”
“Ik denk dat een vaccin, in elk geval in het begin, vooral een extra hulpmiddel zal zijn om het virus in bedwang te houden. Maar ook andere maatregelen zullen nog lang nodig blijven.”