Er waren al eerder vermoedens dat ‘bots’ bijdragen aan het verspreiden van nepnieuws via sociale netwerken, maar nu lijkt er ook bewijs voor te zijn. Op 20 november 2018 publiceert Nature Communications een onderzoek waarin wetenschappers hebben aangetoond dat bots – profielen op sociale netwerken die gestuurd worden door software – actief worden ingezet op nepnieuws te verspreiden. Maar wat is nepnieuws ook alweer precies en hoe komt het dat mensen er in geloven?
Sinds de Amerikaanse verkiezingen van afgelopen november is de verspreiding van nepnieuws via internet hot. Geen wonder, want de Amerikaanse burger werd in het aanlooptraject daarnaar via het web flink bestookt met fake news, waar vervolgens menigeen intrapte.
Ook politieke leiders tuinen soms in nepnieuws. Khawaja Muhammad Asif, bijvoorbeeld. De Pakistaanse minister van Defensie ontstak eind vorig jaar in woede toen hij op Internet las dat de Israëlische minister van Defensie had gedreigd kernbommen op Pakistan te gooien als het troepen zou sturen naar Syrië. “Israel lijkt te vergeten dat Pakistan ook kernwapens heeft”, twitterde hij op 23 december.
De Israëlische regering ontdekte dat Asif waarschijnlijk verwees naar een verzonnen bericht op awdnews.com van 20 december, een site vol nepnieuws. De toenmalige minister van Defensie in Israël, Moshe Yaalon, meldde daarom de volgende dag in een tweet dat het hier een fake report betrof, waarin hij voor de zekerheid ook Asif tagde. Hoewel het incident daarmee met een sisser afliep, illustreert het hoezeer echt nieuws op internet steeds meer moet concurreren met nepnieuws – met alle mogelijke gevolgen van dien.
Tijdsgeest
Waarom trappen mensen dus zo gemakkelijk in nepnieuws op internet – ook als ze beter hadden kunnen weten? Hoewel het onderzoek daarnaar nog in de kinderschoenen staat, komen met name filosofen en psychologen al wel met eerste verklaringen. Dat is ook niet zo gek, want hun vakgebieden bestuderen al eeuwenlang de menselijke neiging tot liegen én de neiging daarin te trappen. Daarbij is er al relatief veel bekend over de werking van het internet. Daarom is het al wel mogelijk een stukje van de puzzel op te lossen. Ook de reconstructies die journalisten soms maken van populaire nepnieuwsstories, helpen daarbij.
Dat nepnieuws zo massaal om zich heen kan grijpen heeft volgens sommige sociale wetenschappers te maken met de tijdsgeest. Onder invloed van het postmodernisme – een filosofische stroming die benadrukt dat de waarheid relatief is – zijn we steeds meer gaan geloven dat feiten ook maar een mening zijn. Die houding is een vruchtbare bodem voor nepnieuws, meent Michael Lynch, een filosofieprofessor aan de Amerikaanse Universiteit van Connecticut. Omgekeerd versterkt fake news zulk relativisme, waardoor het nog gemakkelijker om zich heen kan grijpen. “Door nepnieuws geloven mensen soms waargebeurde zaken niet meer. Het sterkt ze in hun mening dat niemand toch weet wat nu wel en niet waar is. Als we in nepnieuws trappen worden we er dus tegelijkertijd ontvankelijker voor”, vertelde hij aan de New York Times.
Daarnaast leven we in een tijd waarin het steeds meer de norm is dat we meningen spuwen zonder die te onderbouwen, stelde Egbert Dommering, hoogleraar Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam bij een publieke bijeenkomst georganiseerd door zijn vakgroep. Dat zien we bijvoorbeeld veelvuldig terug op Twitter. Hierdoor stellen we minder hoge eisen aan bewijslast.
Vooroordelen
Er is nog meer aan de hand. Volgens psychologen zorgt onze confirmation bias of bevestingsvooroordeel ervoor dat we informatie die onze bestaande gedachten en ideeën over de wereld bevestigen sneller oppikken en eerder geloven. Daardoor kunnen we relatief gemakkelijk een prooi worden van fake news dat aansluit bij wat we toch al dachten, schrijft psycholoog Marleen Hoek op Psychnet.
Het ‘Sylvanagate’, waarvan NRC-journalist Peter Zantingh een uitgebreide reconstructie maakte, is hier een mooi voorbeeld van. In november ging ‘nieuws’ dat voormalig vj en politicus Sylvana Simons het zwarte scheidsrechteruniform wilde vervangen door een niet-racistisch ‘regenboogtenue’ viraal. Uit de duizenden, veelal boze, reacties bleek dat de mensen die erin trapten Sylvana vaak sowieso al niet hoog hadden zitten. “Echt weer iets voor haar”, schreven sommigen en ‘dit had je natuurlijk kunnen verwachten’. Het nepnieuws sloot, kortom, zo goed aan bij hun verwachtingen, dat ze niet geneigd waren kritische vragen te stellen over de herkomst ervan. Sterker nog, ‘ik zou het morgen weer geloven’, schreef iemand.
Ook bij eerdere ‘nieuwtjes’ van de satirische sportwebsite Er mag gezongen worden speelde confirmation bias een rol. Zo was een blogje in juli 2014 dat het Nederlands elftal de penalty’s op het WK voetbal opnieuw zou mogen nemen na vierentwintig uur al 1,4 miljoen keer gelezen. Het was nieuws dat we, een dag na de teleurstellende uitschakeling van Nederland in de halve finale door Argentinië, domweg wilden geloven.
Herhaling
Als nepnieuws eenmaal populair is en mensen het veelvuldig gaan delen, kan er bovendien een illusionair waarheidseffect optreden. Volgens neuropsychologe Lynn Hasher van de Canadese universiteit van Toronto, gaan we naarmate we iets vaker horen of zien, het plausibeler vinden. Omdat het bekend in de oren klinkt, kunnen onze hersenen de informatie sneller verwerken, wat ze interpreteren als een signaal dat klopt.
Dat nepnieuws inderdaad van dit effect profiteert, blijkt uit onderzoek van psychologe Danielle Polage van de Central Washington University (Verenigde Staten) onder vierenveertig proefpersonen. Deelnemers kregen een nieuwsartikel (waarvan ze niet wisten dat het nep was) meerdere malen onder ogen. Ze moesten daarna aangeven of het klopte of niet. Ze dachten daarbij veel vaker dat de informatie correct was dan deelnemers die het artikel ter plekke beoordeelden.
Kokervisie
Nu is onze confirmation bias natuurlijk niet de schuld van het internet – net als illusionaire waarheidseffecten dat niet zijn. Maar de setup van zoek- en sociale media-programma’s kan ze wel versterken. Zo slaat Google bepaalde algoritmes op als we zoeken, waardoor nieuwe informatie vaak aansluit ons eerdere zoekgedrag. Ook is het mogelijk om je te abonneren op nieuwsbrieven of zaken te liken, waardoor we nog selectiever info binnenkrijgen. Door al dat filteren, creëren we als het ware onze eigen online bubbel. Als onze feitenbubbel samenvalt met die van anderen ontstaat er een grotere community waarin de neuzen ongeveer dezelfde kant opstaan.
Hierin verspreiden kwaadwillenden gemakkelijk nepnieuws dat aansluit bij de aard van de bubbel – en daarom eerder geloofd en gedeeld wordt. Doordat we nog maar weinig tegengeluiden horen, wordt onze kokervisie des te sterker. “Juist binnen deze filterbubbels blijven onware berichten rondzingen”, schreven filosofen Marcel Becker en Bart Jacobs dan ook eerder in Trouw.
Volgens Hasher spelen ook nog andere zaken ons parten. “Het illusionaire waarheidseffect is sterker als mensen moe zijn of afgeleid door andere informatie, wat anno 2017 schering en inslag is”, vertelde ze onlangs aan Wired.com.
Zijn we daarmee gedoemd tot een toekomst waarin nepnieuws alleen maar meer invloed uitoefent? Dat hoeft niet. Zoals vorige week op NEMO Kennislink te lezen viel, hebben computertechnici een algoritme ontwikkeld om feiten in een tekst te herkennen, wat erg handig is voor factcheckers. Ook bereiden veel overheden inmiddels bewustwordingscampagnes voor.
Bovendien zal er binnenkort een gedurfd experiment plaatsvinden om nepnieuws de wind uit de zeilen te nemen, dat technische trucs en bewustmaking combineert. Met als hoopvol uitgangspunt dat een ezel zich liever niet twee keer aan dezelfde steen stoot, gaan journalisten van het Belgische, Engelstalige The World Magazine een zogeheten disinfogenerator ontwikkelen. Hiermee kun je zelf een nepbericht creëren en delen op sociale media. Wie daarop klikt, krijgt een melding dat het hier nepnieuws betreft en wat de karakteristieken daarvan zijn. Hopelijk geldt straks dus ook voor nepnieuws: een gewaarschuwd mens telt voor twee.