Gezonde mensen kunnen bij leven een nier afstaan aan een nierpatiënt. Blijkbaar kunnen we dus prima overleven met één nier. Maar waarom hebben we er dan twee? En waarom hebben patiënten met een nierziekte wel een nieuwe nier nodig?
Nieren zijn onmisbaar. Ze filteren schadelijke stoffen uit je bloed, regelen de vocht- en zoutbalans in je lichaam en produceren hormonen. Een belangrijke functie is weggelegd voor de nefronen. Iedere nier is opgebouwd uit wel een paar miljoen nefronen. In de nefronen vindt bloedzuivering plaats.
Eerst gaat bloed door een soort zeef. Bloedcellen en grote eiwitten blijven in het bloed achter, water en opgeloste stoffen komen terecht in de nefronen. Dit is voorurine. In de voorurine zitten nog veel nuttige stoffen, zoals natrium en glucose. Deze nuttige stoffen en een groot deel van het water worden teruggewonnen door het lichaam. Wat overblijft is urine; een klein beetje water met opgeloste afvalstoffen. De urine gaat via de urineleiders van de nieren naar de blaas, om daar het lichaam te verlaten.
Als de nefronen in de nieren niet goed werken, worden er niet voldoende afvalstoffen uit het bloed gezuiverd en is het lichaam zich als het ware aan het vergiftigen. Dit is wat er mis gaat bij nierziekten. Er zijn te weinig nefronen of ze werken niet goed, waardoor het bloed kunstmatig gezuiverd moet worden om een patiënt in leven te kunnen houden.
Compenseren
Bij de geboorte hebben de nieren van gezonde mensen overcapaciteit. Er zijn zoveel nefronen aanwezig dat er makkelijk voldoende bloed kan worden gefilterd om gezond te blijven. Mochten er gedurende het leven nefronen kapot gaan, dan is dat niet direct een probleem. De resterende nefronen kunnen compenseren en dan nog steeds voldoende bloed zuiveren. Die overcapaciteit is dus eigenlijk een ingebouwd veiligheidsmechanisme.
Wat gaat er dan fout bij nierziekten? Nierziekten zijn bijna allemaal auto-immuunziekten. Lichaamseigen afweercellen vallen de cellen in de nier aan en maken deze kapot. “Het is essentieel om te beseffen dat een nierziekte altijd in twee nieren tot uiting komt”, vertelt Andries Hoitsma, emeritus hoogleraar orgaandonatie en -transplantatie aan de Radboud Universiteit. “Er zijn bijna geen nierziekten die maar één nier aandoen. Er zijn een paar uitzonderingen, bijvoorbeeld ontstekingen of tumoren.”
Als twee nieren tegelijkertijd aangevallen worden en beschadigd raken, gaat de afname van nefronen hard. Ook in dit geval proberen de resterende nefronen te compenseren. “Ze gaan harder werken om de bloedzuivering toch voor elkaar te krijgen”, legt Hoitsma uit. “Ze blazen zich op zodat ze meer vocht op kunnen nemen. Ze overwerken zich dus eigenlijk en dat werkt uiteindelijk averechts.”
Nier doneren
Bij nierpatiënten blijft op deze manier na enige tijd nog minder dan tien procent van de oorspronkelijke nierfunctie over. Het is dan noodzakelijk om het bloed te reinigen met behulp van dialyse. Veel patiënten komen op dat moment ook in aanmerking voor transplantatie. Zij wachten op een gezonde nier van een donor.
Vanwege de overcapaciteit van onze nieren kunnen gezonde mensen bij leven een nier doneren aan een patiënt. “De nierfunctie van een donor voordat hij een nier afstaat is vaak honderd procent of meer”, vertelt Hoitsma. “Op het moment dat de nier getransplanteerd is, blijft ongeveer zeventig procent over. En daar kun je het heel lang mee volhouden. Er zijn voorbeelden bekend van mensen die veertig, vijftig of zelfs zestig jaar met één nier hebben geleefd.”
Niet goed genoeg
Toch kan niet iedere gezonde volwassene zomaar een nier afstaan. Volgens Hoitsma zijn er een heleboel redenen om iemand als donor af te wijzen. Soms is transplantatie technisch niet mogelijk vanwege de anatomie van de nier. Een nier met heel veel bloedvaten of met heel korte bloedvaten is zo lastig te transplanteren dat artsen daar liever niet aan beginnen.
Het kan ook voorkomen dat de nierfunctie goed is, maar niet goed genoeg. Met een nierfunctie van tachtig procent kun je prima leven, maar als je dan een nier weghaalt kom je wellicht beneden een veilige ondergrens. Waar die veilige ondergrens precies ligt, verschilt per persoon en is onder andere afhankelijk van de leeftijd en de bloeddruk. De nierfunctie van een donor moet voor transplantatie dus altijd goed in kaart worden gebracht.