Naar de content

'Waardevol erfgoed verpulvert waar je bij staat'

De impact van droogte en klimaatverandering op de archeologie

Een zestiende-eeuws scheepswrak in Zeewolde.
Een zestiende-eeuws scheepswrak in Zeewolde.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Door de extreme droogte van afgelopen zomer kwamen wereldwijd rivieren zo goed als droog te liggen. Daardoor werden ineens allerlei archeologische schatten zichtbaar. Goed nieuws voor archeologen? Niet bepaald. Archeoloog Martijn Manders maakt zich grote zorgen over wat hij zag gebeuren.

13 september 2022

Afgelopen zomer werden door de lage waterstanden in de rivieren ineens bijzondere archeologische overblijfselen zichtbaar die voorheen onderwater lagen. In Nederland, waar een oud spoorlijntje dat in de Nederrijn lag opeens zichtbaar werd, maar ook in bijvoorbeeld China waar in de opgedroogde Yangsze-rivier een vergeten boeddhistische tempel opdook. Bijzonder om te zien, en zo ontdek je nog eens wat nieuws.

Maar Martijn Manders, als maritiem archeoloog verbonden aan de Universiteit Leiden en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), is er helemaal niet blij mee. Hij deed samen met collega’s van de TU Delft onderzoek naar factoren als droogte, overstromingen en hitte op archeologisch materiaal in de bodem. Allemaal ontwikkelingen waar we als gevolg van klimaatverandering steeds vaker mee te maken zullen krijgen.

Ik spreek Manders via Google Meet. Voor de RCE is hij een van de verantwoordelijken voor het beheer van Nederlandse scheepswrakken ‘in den vreemden’; historische wrakken die in buitenlandse wateren zijn vergaan maar nog altijd Nederlands eigendom zijn. Daarvoor is hij momenteel in Engeland. Samen met Britse collega’s duikt hij naar deze wrakken – er zijn er ruim 1600 van bekend – om de conditie ervan te onderzoeken en te bepalen wat ermee moet gebeuren.

Onomkeerbaar

De toenemende droogte wordt een groot probleem voor de archeologie, zeker in combinatie met de manier waarop we in Nederland met het water zijn omgegaan, zegt Manders. “Nederland ligt aan het einde van een grote Europese delta, waar meerdere grote rivieren in zee uitmonden. Vroeger kronkelden die rivieren door het landschap, waardoor water lange tijd werd vastgehouden. Daardoor was het land vochtig en had je ook een hoge grondwaterstand. Maar dat was voor de scheepvaart niet handig en zorgde ervoor dat het omliggende land te nat was om te bebouwen. Daarom zijn de rivieren verlegd, rechtgemaakt en stukken land gedraineerd. Alles om het water zo snel mogelijk naar zee af te voeren. Maar als de droogte zo snel toeneemt – de zomers van 2018, 2019 en 2022 hadden een extreem neerslagtekort – vallen de rivieren droog, want er is geen reservewater meer.”

Die droge rivieren zag je afgelopen zomer overal in Europa. De Franse rivier de Loire bestond in augustus vrijwel niet meer. Wat minder zichtbaar is, maar des te erger voor de archeologie, is dat tegelijk met de rivieren ook de grondwaterstand lager wordt. “Archeologische overblijfselen liggen in de bodem. Om dat goed te conserveren moet het onder de grondwaterspiegel liggen. Anders komt er zuurstof bij. Hout rot dan weg en ijzer gaat roesten. In Nederland ligt veel archeologisch materiaal in veengebieden of in rivierklei.”

Een zestiende-eeuws scheepswrak in Zeewolde.

Een zestiende-eeuws scheepswrak dat is opgegraven tijdens een fieldschool van de RCE bij Zeewolde.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

“Dat zien we bijvoorbeeld in de voormalige Zuiderzee (nu het IJsselmeer). In het westen ligt dat nog veilig onder water, maar in het oosten worden de wrakken direct door verdroging bedreigd omdat daar nu de Flevopolders liggen. Eén zo’n wrak – van een zestiende-eeuws Waterschip – werd afgelopen zomer tijdens een veldonderzoek door studenten, gecoördineerd door de RCE, opgegraven. Als dat soort wrakken opdrogen, en met lucht in contact komt, dan vergaan ze heel snel. Er begint een onomkeerbaar proces en binnen een paar weken valt het helemaal uit elkaar.”

Rooswijk

Manders bekijkt op dit moment in Engelse wateren het wrak van het Nederlandse VOC-schip de . Dat schip verging op 10 januari 1740 in een storm op de Goodwin Sands, voor de kust van Engeland. Het wrak werd in 2017 ontdekt en het werd al snel duidelijk dat het gevaar liep omdat de stromingen op zee veranderen. “Ook dat komt deels door klimaatverandering. Het is iets wat je niet altijd direct ziet, maar als scheepswrakken bloot komen te liggen krijgen allerlei schadelijke invloeden vrij spel. Bijvoorbeeld de paalworm, een klein diertje dat hout heel snel kan opeten. Bij de Rooswijk speelt dit ook. Het is duidelijk dat er hele sterke erosie aan de gang is.”

Grote zorgen

“Er is in de archeologie veel dat we nog niet hebben ontdekt, schatten waarvan we nog niet eens weten dat ze er zijn. Maar we weten tegelijk dat alles bedreigd wordt door de gevolgen van klimaatverandering. Daar maak ik me zorgen over. Er zijn bijvoorbeeld een aantal gebieden in Nederland waar nog heel veel archeologische resten moeten liggen. En vaak zijn dat juist plekken langs rivieren. Vroeger waren rivieren voor de meeste archeologen en erfgoedbeheerders een stuk water waar niets was en ook de uiterwaarden werden niet echt belangrijk gevonden. Terwijl rivieren in de geschiedenis van ons land juist heel belangrijk waren. Menselijke activiteiten vonden juist op en rondom de rivieren plaats. Zo werd in de Maas bij Cuijk een Romeinse brug en kade gevonden en zijn er op plekken waar de Rijn vroeger stroomde Romeinse en vroegmiddeleeuwse scheepswrakken gevonden.”

Extreem lage waterstand in de rivier de Lek

Wikimedia commons

Juist deze belangrijke vindplaatsen in natte gebieden rond de rivieren worden nu bedreigd. Het is moeilijk om hier iets aan te doen. “Er is bij gemeentes vrijwel geen geld of menskracht om archeologische schatten van hun ondergang te redden”, zegt Manders. “We moeten scherpe keuzes maken. Als er door droogte weer archeologisch materiaal bloot komt te liggen moeten we snel kunnen handelen. Dan scheelt het enorm als we een plan hebben wat we willen en kunnen redden. Voor dit soort plekken moet een actieplan komen, bijvoorbeeld door te zorgen dat die gebieden nat blijven. Anders raken we ze kwijt.”

Naast droogte deed Manders ook onderzoek naar de impact van andere klimaat-gerelateerde bedreigingen voor de archeologie, zoals overstromingen, wateroverlast, verzilting en hitte. Hittestress kan vooral in steden een groot probleem worden voor monumentale gebouwen. “In de steden ligt de temperatuur altijd een paar graden hoger dan buiten de stad. En door de lage waterstand in rivieren en kanalen komt zout zeewater steeds verder het land in. Ook dat bleek afgelopen zomer al, onder andere rond het Noordzeekanaal tussen IJmuiden en Amsterdam.”

“Verzilting is dramatisch voor de landbouw, maar ook voor de archeologie. Zoutkristallen versnellen de ontbinding van archeologisch materiaal nog meer, zeker in combinatie met droogte. En als het dan weer gaat regenen is de grond vaak zo uitgedroogd dat het regenwater niet meer kan opnemen. Dan bestaat het gevaar dat er heftige overstromingen komen waarbij archeologisch materiaal gewoon wegspoelt.”

Haast

Manders is al langer bezig met de impact van klimaatverandering op archeologie. Maar zo extreem als de hitte en droogte van afgelopen zomer heeft hij de praktijk van klimaatveranderingen nog niet gezien. “Ik dacht altijd dat klimaatverandering iets van de lange termijn was. Een glijdende schaal, iets waar we in de toekomst rekening mee moeten gaan houden. Maar sinds deze zomer lijkt het ineens heel snel te gaan”, zegt Manders. “Het is echt vijf voor twaalf. Dat maakt verder onderzoek belangrijk. Voor dit onderzoek hebben we gewerkt met bestaande data. Waar ligt het bekende en te verwachten archeologische materiaal, en op welke plekken kunnen we toekomstige droogte verwachten? Dan kom je tot bepaalde risicoschattingen.”

“De komende jaren willen we ook gaan kijken naar de conditie van het materiaal in de bodem. In de Nederlandse polders hebben we bijvoorbeeld jaren geleden al experimenten gedaan met het inpakken en nathouden van scheepswrakken. Inmiddels zien we dat de conditie van deze ingepakte scheepswrakken veel beter is dan de conditie van schepen waar we niets mee gedaan hebben. Die zijn zo goed als vergaan, helemaal verpulverd. De volgende stap is om deze processen met nieuwe data nog beter in kaart te brengen. Het is overduidelijk dat daar echt haast bij is.”

ReactiesReageer