Elke promovendus werkt toe naar het afronden van een proefschrift en daarna komt de grote dag van het promoveren. Afgelopen maart was ik na ruim vier jaar onderzoek zelf aan de beurt. En zo ontdekte ik dat een proefschriftverdediging niet alleen een wetenschappelijk huwelijksceremonie tussen promovendus en wetenschap is.
Faces of Science Julia en Rob schreven onlangs al beide in leuke blogs hoe zo’n promotiedag er meestal aan toe gaat. Beiden vergeleken ze zo’n dag nogal treffend met een bruiloft. Maar de echte kern de promotiedag, de verdediging van je proefschrift, is volgens mij zeker niet te vergelijken met een bruiloft. Maar met wat is die verdediging dan wel te vergelijken? Misschien heb ik na twee bijzondere ervaringen een antwoord hierop.
Tegenstanders uit meerdere landen
De tegenstanders bij een verdediging heten officieel opponenten, meestal ervaren wetenschappers, vaak professoren. Als het proefschrift klaar is, gaat je begeleider op zoek naar een groepje wetenschappers deskundig voor het onderwerp van je proefschrift. Bij mijn verdediging waren daarvoor een professor van mijn eigen universiteit uit Wageningen, een professor uit Amsterdam en daarnaast nog twee universitair docenten uit Zweden en Duitsland te gast.
In de heerlijke roes vlak na mijn eigen verdediging nodigde mijn Amsterdamse opponent mijn begeleider John van der Oost uit als opponent voor een verdediging in juni. Helaas kon John niet op die dag. Maar het onderwerp van het te verdedigen proefschrift bleek heel dicht bij dat van mij te liggen. Dus stelde John voor dat ik hem verving als deskundige opponent. Ik was wel even verrast door dit aanbod, opponenten zijn dus meestal nogal ervaren wetenschappers, in de praktijk vaak grijze professoren in toga dus. Maar de belangrijkste eisen voor een opponent zijn: 1. dat jezelf gepromoveerd bent, check, en 2. dat je genoeg van het onderwerp weet, check.
Opponeren zonder toga
Dus las ik met plezier thuis op de bank het proefschrift van promovenda Que Chen, bestaand uit ruim tweehonderd pagina’s. Daarnaast maakte ik een lijstje met mogelijke vragen om te stellen bij de verdediging. Vervolgens reisde ik in mijn enige pak en mét stropdas, ook gedragen bij mijn eigen verdediging, naar de verdedigingslocatie van de Universiteit van Amsterdam: de plechtige Agnietenkapel. Bij aankomst werd ik naar de togakleedkamer gestuurd, maar omkleden in een deftige toga is alleen weggelegd voor professoren. Daarna onder leiding van de plaatsvervangend rector, de voorzitter van de ceremonie, een korte voorbespreking met de andere vijf opponenten over wie wat zou gaan vragen.
Na een kort introducerend praatje van Que voor het publiek vol met haar vrienden en collega’s, kwamen wij als opponenten netjes in een rij binnen. Als derde was ik aan de beurt om Que acht minuten lang met vragen over haar onderzoek uit te dagen. Ik opende met een officiële en ingewikkelde Engelse openingszin, die ik al weer grotendeels vergeten ben, maar hij begon met iets als ‘Esteemed candidate, based on my rights and privileges..enzovoort’. In elk geval geen handige openingszin voor andere situaties dan een verdediging. Verder complimenteerde ik Que met haar goede proefschrift. Daarna begon ik met de vragen op mijn lijstje. Que begon haar eerste antwoord op mij volgens de etiquette met ‘Esteemed opponent’, ofwel zeer geleerde opponent. En dankzij haar goede en uitgebreide antwoorden op mijn eerste drie vragen, bijvoorbeeld over hoe ze verder onderzoek naar haar onderwerp zou willen doen, vlogen de acht minuten om. De rector gaf aan dat het tijd was voor de volgende van de drie resterende opponenten. Na 45 minuten kwam de pedel binnen en was het ‘hora est’, het was tijd, de verdediging was gedaan.
Daarna trokken we ons terug voor het officiële beraad van de oppositie, alhoewel de verdediging in Nederland een ceremonie is waarbij je niet meer kunt zakken. In ons land verdedig je alleen met een goedgekeurd proefschrift. Que had de verdediging sowieso erg goed gedaan en zo ondertekende ik samen met de andere opponenten het plechtige, grote diploma met zegel. Daarna zat mijn werk erop en mocht ik ook de meer bruiloftsachtige, feestelijke onderdelen zoals de uitreiking, speeches, receptie en een heerlijk Chinees diner bijwonen.
Een wetenschappelijke vechtkunst
Maar dan blijft de vraag als je de verdediging zelf niet kan vergelijken met een bruiloftsceremonie, waar dan wel mee? Ook voor een wetenschapper is het een bijzonder gebeuren. We discussiëren wel vaker over ons werk, maar normaal niet in toga of andere nette kleren, en ook niet met zoveel publiek en formele regels. Het beste kun je het denk ik nog vergelijken met een potje vechtkunst, en dan geen judo of karate, maar misschien met een krijgskunst als het Japanse aikido. Deze sport kent geen wedstrijden met winnaars en verliezers, de beoefening heeft als doel om van elkaar te leren en goede verdedigingstechnieken te beoefenen. Een proefschriftverdediging is net als een bijzondere vechtkunst. Beide hebben een ceremonie met publiek, een dresscode, officiële omgangsvormen en een scheidsrechter en assistent, al heet dat in de universitaire wereld de rector en pedel.
En ook binnen de wetenschap gaat het niet om ‘aanvallen’ maar bovenal om een interessante verdediging door een discussie van goed wetenschappelijk niveau. En ik kan nu beamen dat je van die discussie zowel als verdediger als opponent van alles bijleert over discussievaardigheden en interessante onderzoeksinzichten. Maar na ruim vier jaar intensief een relatie opbouwen met de wetenschap, is het ‘bruiloftsachtige’ feest na afloop toch wel het leukste! En net als trouwen doe je verdedigen meestal maar een keer, voor opponeren komt, wie weet als ik al grijs ben, mogelijk nog eens een kans.