Lukt het om voor het eerst een oceaanwervel door te meten? Voorzichtig druppelen de eerste data binnen. Het lijkt binnen de wervel een stuk minder turbulent dan verwacht.
Zo’n twee maanden geleden zetten de bemanningsleden van onderzoeksschip de Pelagia een aantal apparaten overboord, waarmee ze voor het eerst heel nauwkeurig de stroming in een grote oceaanwervel wilden meten. Ondertussen hield Caroline Katsman duizenden kilometers verderop continu haar computer in de gaten. Want als de apparaten inderdaad werkten, zouden ze na verloop van tijd boven water komen, contact zoeken met een satelliet en data doorsturen. Dat was het eerste spannende moment voor Katsman.
“Helaas kon ik niet mee met de expeditie, ik moest naar een conferentie. Maar op afstand volg je alles, ontzettend spannend”, aldus Katsman. De initiatiefnemer van het onderzoek is als projectleider aan de TU Delft verantwoordelijk voor het modelleren van de wervel. “De eerste data zijn binnengekomen, dat is toch wel even afwachten. De techniek wordt op zich veel gebruikt, maar je zou maar net pech hebben dat een van de floats (meetboeien) in een ondiep stuk terechtkomt en blijft hangen. Dan is al het werk voor niets geweest.”
De argo floats die Katsman voor haar onderzoek gebruikt, zijn een soort meetboeien. Ze meten temperatuur en zoutgehalte en aan de afstand die ze afleggen tussen twee duiken kan de stroming worden afgeleid. De floats kunnen hun volume veranderen door een soort ballon op te blazen of leeg te laten lopen. Daarmee verandert het soortelijk gewicht, en komen ze dieper of juist ondieper te zweven.
Weerballon
Katsmans floats zijn zo ingesteld dat ze op een ‘parkeerdiepte’ van 500 meter met de zee meestromen. Elke drie dagen laat de ballon zich leeglopen, zakt de float tot 2 kilometer diepte en komt hij weer omhoog. “Als een soort weerballon maakt hij zo een profiel van de zee. Eenmaal boven maakt hij via een antenne contact met het satellietnetwerk om de data te versturen. Daarna duikt hij weer onder.” De float is maximaal een paar uur boven water, anders is de kans overvaren te worden te groot.
En nu zijn dus de eerste meetgegevens binnengekomen. Wat is er te zien? “Alle vier de floats doen het keurig, ze zijn goed te volgen op de kaart . Ze bewegen zich naar het westen, zoals voorspeld. Twee lijken de wervel helaas kwijt te zijn, één slingert een beetje heen en weer – we weten niet zo goed wat dat betekent – en de derde lijkt mee te bewegen met een wervel. Maar we moeten alles nog in detail analyseren.”
Vreemde sprongetjes
Wat volgens Katsman het meest verrassend is aan de metingen zijn de trapstructuren die ze in de grafieken aantreft. “In eerste instantie denk je misschien aan een meetfout, vreemde sprongetjes in de data: de float meet 20 meter hetzelfde, springt dan een halve graad omhoog, is dan weer twintig meter hetzelfde, en dan weer een halve graad warmer. Je zou op zee een gladde curve verwachten.”
“We kunnen dit soort trapstructuren wel namaken in het lab, maar dat lukt alleen als er verder heel weinig gebeurt in het water, het moet ontzettend rustig zijn”, aldus Katsman. “Onder het oppervlak, op 300 tot 700 meter diepte, is een soort dood gebied, een soort windstilte maar dan in zee, dat had niemand verwacht.” Wat dit betekent voor de modellen van oceaanstroming, voor het grote plaatje waar ze aan werkt, dat weet de onderzoeker nog niet. “Maar dat is nu precies het leuke aan de wetenschap, om te kijken hoe alles in elkaar past.”