Bij nieuwe biomedische technologieën moet je meteen oog hebben voor de ethische vragen, vindt medisch-ethicus Annelien Bredenoord. Daarom zwengelt ze nu in Science de discussie aan over organoids, gekweekte mini-orgaantjes. “We moeten eerst de ethische vragen onderzoeken, voordat we zo’n technologie breed gaan toepassen.”
Per patiënt een eigen mini-orgaantje kweken en dat gebruiken om geneesmiddelen te testen. Dat is een van de beloften van organoids of organoïden; de vakterm voor mini-orgaantjes die zijn gekweekt uit stamcellen van individuele patiënten. Doordat je niet test op anonieme cellen, maar direct op patiënt-eigen orgaanweefsel, krijg je een beeld van het effect in die specifieke patiënt. Het is ook mogelijk om organoids te gebruiken tijdens de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, om sneller dan nu een beeld te krijgen van wat de nieuwe stof doet in het menselijk lichaam. Daarnaast kunnen ze ervoor zorgen dat er minder dierproeven nodig zijn.
Bij stamcellen, weefselkweek, patiëntenmateriaal en het testen van geneesmiddelen gaat het natuurlijk om meer dan alleen de technische mogelijkheden. “Er zitten veel ethische aspecten aan organoid technologie”, zegt Annelien Bredenoord, associate professor Medische Ethiek bij het Julius Centrum van het UMC Utrecht. Voor NEMO Kennislink licht Bredenoord een aantal punten uit het artikel verder toe.
Wat zijn de nieuwe ethische vragen die we over organoids moeten stellen?
“Een belangrijke vraag is hoe je organoids op een ethisch verantwoorde manier kunt opslaan in zogenaamde biobanken. Daarbij moet je zaken als toestemming van de patiënt, het terugkoppelen van bevindingen die voor de patiënt relevant zijn, vragen omtrent eigendom, zeggenschap en commercieel gebruik goed doordenken.”
“Hieraan gerelateerd is de vraag hoe patiënten tegen organoids aankijken. Als je stamcellen van een patiënt gebruikt om organoids te kweken, krijg je een mini-orgaantje dat ‘lijkt’ op de patiënt. Dat is ook precies het idee erachter, dat je een representatie van een individuele patiënt maakt om bijvoorbeeld te testen welk geneesmiddel de meeste kans van slagen biedt. Maar hoe kijken patiënten naar ‘hun’ organoids? Is het voor hen hetzelfde als een buisje bloed afgeven? Of zien ze het als een levend stukje van hun eigen lichaam, waar ze een andere omgang mee verwachten?”
“Voor biologen en biomedische onderzoekers is het al snel gewoon een klompje cellen, maar dat is misschien niet voor iedereen het geval. Begrijp me niet verkeerd, ik zeg niet dat er een probleem is. Het kan best zijn dat patiënten organoids net zo zien als een bloedmonster en dat ze het geen enkel probleem vinden dat hun mini-orgaantjes worden gebruikt voor onderzoek en therapie, maar we weten het nu niet. Dat moeten we eerst onderzoeken, voordat we zo’n technologie grootschalig gaan toepassen.”