De Waddenzee is een belangrijk gebied voor veel steltlopers. Biologen willen weten waarom. Dat doen ze door de vogels van een zendertje te voorzien en te volgen met ontvangststations die ze in de Waddenzee plaatsen. NEMO Kennislink voer een dagje met ze mee op hun onderzoeksschip.
Het is zomervakantie en toch heb ik het Texelse strand bij strandpaal 33 voor me alleen. Een stranddagje begint voor de vele toeristen doorgaans niet om kwart over acht ‘s ochtends. “Wacht maar bij de steiger, dan pik ik je daar op”, had ecoloog Allert Bijleveld me gemaild. Maar behalve de verlaten veerboot naar Vlieland is er geen boot te bekennen. Net als ik de locatie nog een keer in mijn mail wil checken, zie ik in de verte een zodiac aan komen varen. Ik spring in de rubberboot van de onderzoeker van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en samen varen we naar zijn collega’s die verderop in de Waddenzee al druk aan het werk zijn.
Vanaf een klein aluminium bootje, ‘Het Zilvervisje’, bouwen Bijleveld en zijn collega’s een frame van steigerbuizen. Het water is ongeveer een meter diep op het moment dat we er zijn. Te ondiep voor de Navicula: het veertig jaar oude onderzoeksschip van het NIOZ waarop het team al acht dagen bivakkeert. Daarom gebruiken ze het kleine bootje als een soort drijvende werkplaats. Als het steigerbuizenframe staat, maken Bijleveld en technicus Job ten Horn er een windmolen, accu en enkele zonnepanelen aan vast. Als laatste volgen een antenne en een ontvanger. In anderhalf uur tijd bouwen de onderzoekers een ontvangststation op: het WATLAS-systeem. Na acht dagen op zee hebben ze er behoorlijk wat handigheid in gekregen.
Bijtanken op de Wadden
De ontvangststations moeten vanaf eind juli de signalen op gaan vangen van gezenderde kanoeten: een vogelsoort die het Waddengebied gebruikt om te overwinteren of om bij te tanken tijdens de vogeltrek in het voor- en najaar. Ze broeden in Canada, Groenland en Siberië en trekken daarna door naar het Waddengebied. Een deel blijft, een ander deel eet zich rond en trekt daarna door naar Afrika. Het is een bol, grijs vogeltje van ongeveer honderd gram, met een forse snavel waarmee hij razendsnel schelpdieren zoals het nonnetje en de kokkel uit de wadbodem vist. In de loop van het voorjaar kleuren de vogels langzaam rood; een ideale schutkleur op de arctische toendra met al zijn rode planten.
“Het Waddengebied is enorm belangrijk voor kanoeten en andere steltlopers”, zegt Bijleveld. “Ik wil weten waarom dat zo is en hoe de vogels het gebied gebruiken. Waar zoeken ze naar voedsel, wat eten ze? Daarnaast kijk ik naar het effect van een veranderende leefomgeving. Dit jaar wordt er in Harlingen gestart met zoutwinning. De voorspelling is dat de bodem een meter gaat dalen. In combinatie met zeespiegelstijging door klimaatverandering kan dat ervoor zorgen dat complete wadplaten verdwijnen. De vraag is hoe kanoeten daarmee omgaan.”
Vogels vangen met volleybalnet
Om die vragen te beantwoorden is het WATLAS-systeem nodig. De vogels krijgen een kleine zender van twee tot vier gram op hun rug en de gebouwde ontvangststations pikken het signaal van de zenders op. Met behulp van een driehoeksmeting kunnen de onderzoekers straks precies zien waar de gezenderde kanoeten zich bevinden. Als je de exacte tijd weet waarop het signaal werd ontvangen, weet je hoe ver de zender van de ontvanger was. Drie van dat soort metingen geven één punt waar de drie afstanden samenkomen. En die locatie wordt continu doorgegeven (en weergeven op de website van het NIOZ). In totaal staan er elf stations in zee en vijftien op het vasteland. Bijleveld en zijn collega’s bouwen de zeestations dit jaar voor het vierde jaar op. In de winter breken ze de boel weer af.
Als het ontvangststation staat, is het tijd om naar de Navicula te gaan. Het 26-meter lange onderzoeksschip bevat een nat lab, een kantoorruimte, uiteenlopende onderzoeksapparatuur en plek voor elf mensen om te slapen. In de stuurhut vertelt Bijleveld me meer over zijn onderzoek. “We willen weten wat er op het wad gebeurt. Maar omdat daar zoveel tegelijkertijd gebeurt – menselijke verstoring, getij, een veranderende hoeveelheid voedsel – onderzoeken we de vogels ook in gevangenschap.” In november vingen de onderzoekers een aantal kanoeten bij het onbewoonde eiland Griend, een plaats waar veel steltlopers komen om te eten. “We hangen dan een soort volleybalnet op met nieuwe maan, als het heel donker is. De vogels zien dat net niet en vliegen erin.”
Persoonlijkheidstest voor vogels
Met die vogels deden Bijleveld en collega’s de afgelopen maanden verschillende experimenten. Zo namen ze bij alle vogels een persoonlijkheidstest af. Bijleveld laat me een foto van een soort koepeltentje zien, met daarin vier bakken met zand. “De dieren zitten daar twintig minuten in en we volgen met een camera wat ze doen. Sommigen leggen in die twintig minuten vijf meter af en komen niet verder dan één of twee bakken. Andere dieren lopen continu tussen de vier bakken op en neer en lopen zo wel tweehonderd meter.” Van alle dieren bepalen de onderzoekers hoe onderzoekend, of ‘exploratief’ ze zijn. Dat het echt een karaktereigenschap is, blijkt uit studies die deze proef na maanden of zelfs jaren herhaalden en hetzelfde resultaat lieten zien.
Eind juli worden de gevangen dieren gezenderd en daarna vrijgelaten. Met de ontvangststations kunnen de onderzoekers precies volgen waar ze heen gaan om voedsel te zoeken. Na acht maanden is de batterij op en zodra de vogels in de rui komen, verliezen ze de zender. Dit is het vierde jaar dat de wetenschappers het WATLAS-systeem gebruiken. “Hierdoor hebben we onder andere al ontdekt dat exploratieve dieren binnen één tij soms wel tachtig kilometer vliegen, terwijl andere dieren het eilandje Griend niet verlaten”, vertelt Bijleveld.
Junkfood
Daarnaast ontdekte de ecoloog dat de onderzoekende karaktereigenschap met veel dingen samenhangt. Kanoeten hebben een spiermaag waarmee ze hun voedsel kraken, het gruis poepen ze uit. Uit eerder onderzoek van Bijleveld blijkt dat de maaggrootte samenhangt met de persoonlijkheid van het dier. Die maaggrootte meten de onderzoekers met een echo. “Exploratieve dieren pikken schelpdieren op van hoge kwaliteit, met weinig schelp. Daardoor hebben ze kleine magen. De niet-exploratieve dieren zijn de junkfood-eters, die pakken wat ze pakken kunnen. Omdat ze veel schelpen en gruis moeten verwerken, hebben ze veel grotere magen.” Uiteindelijk is de overlevingskans bij beide strategieën even groot.
Ook viel op dat als een groep meer exploratieve dieren heeft, de groep sneller voedsel vindt. De hele groep profiteert dus van de onderzoekende karakters. Nu wil Bijleveld nog weten of het de exploratieve vogels zijn die als eerste op zoek gaan naar een nieuwe voedselplaats en of de rest er achteraan vliegt.
Live vogels volgen
Hij laat me een filmpje van vorig jaar zien waarin versneld te zien is hoe een vijftigtal vogels zich rond Griend bewegen. “Je ziet bijvoorbeeld dat als het water opkomt, ze als vuurwerk allemaal naar het eiland bewegen. Dat kunnen we straks dus weer live volgen, dat is toch gaaf?”, zegt de bioloog met glinsterende ogen. “Sommige vogels zitten in grote groepen bij elkaar, andere in kleine clubjes. Een ander trekt er in zijn eentje vandoor. Wat is het effect daarvan op overleving of prooikeuze?”
Om de overleving te bepalen, maken de onderzoekers dankbaar gebruik van de hulp van vogelaars. Alle gezenderde vogels dragen een unieke combinatie van kleurringen die vogelaars met hun telescoop kunnen aflezen en doorgeven aan het NIOZ. Zo weten ze hoe lang ‘hun kanoeten’ nog gesignaleerd worden. Bijleveld: “Dankzij die vrijwilligers weten we bijvoorbeeld dat dieren die hier vertrekken, soms naar Engeland vliegen.”
Veranderingen in het waddengebied kunnen grote gevolgen voor de vogelpopulaties hebben. “Door SIBES, een ander onderzoeksprogramma van het NIOZ weten we hoeveel schelpdieren en wormen er in de Waddenzee zitten. Als er een jaar minder voedsel is, zien we ook minder kanoeten. We zien dan vaker dieren vertrekken uit het waddengebied.” Hij houdt zijn hart vast voor de gevolgen van de geplande zoutwinning bij Harlingen. “Als de wadplaten een meter dalen, kunnen de vogels daar niet meer terecht. Afhankelijk van hoe groot het winningsgebied is, kan dit een ramp worden.”
Bijleveld doet voornamelijk fundamenteel onderzoek dat voortkomt uit zijn verwondering voor het Waddengebied en haar bewoners. Als hij me aan het einde van de middag terugbrengt naar wal en ik vanuit de zodiac de zeehonden op de wadplaten zie liggen en vele vogels overvliegen, snap ik wel waarom.