Vier redenen om Nederlands te gaan studeren, ik som ze voor je op (al zijn het er natuurlijk meer). De studie Nederlands is iets voor jou…
Een voorliefde voor geheimen ontrafelen, of dol op roddel-en achterklap? Dan is de studie Nederlands misschien wel wat voor jou. Lees hier mijn vier redenen om jou te overtuigen voor de studie Nederlands te kiezen.
1. Als je van een goed verhaal houdt…
‘Soms wordt me verweten dat ik teveel roddel,’ schrijft Ibe Rossel in haar debuut Shakespeare kent me beter dan mijn lief. ‘De eerlijke verklaring voor mijn drang naar achterklap,’ vertelt ze, ‘is dat ik gewoon van narratief hou. Ik leef en sterf voor een goed verhaal, in alle vormen en maten.’ Het is de reden dat ze Engelse literatuur ging studeren.
Herkenbaar – ik vind mezelf net iets te vaak terug op juice channels en wissel iets te graag roddels uit met vrienden. Belandde ik daarom bij de studie Nederlands? Je leest er in elk geval de spannendste, leukste, mooiste, meest hilarische en meest ontroerende verhalen. Ik genoot er van klassiekers, zoals Hermans’ De donkere kamer van Damokles en Elsschots Kaas, en van hedendaagse romans, zoals La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, Het Gym van Karin Amatmoekrim, Niemand in de stad van Philip Huff, Kamers antikamers van Niña Weijers en Wees onzichtbaar van Murat Isik. Voor mijn mondeling Moderne Nederlandse letterkunde las ik graag wat experimentelere boeken, zoals Atte Jongstra’s Het Huis M en Charlotte Mutsaers’ Rachels rokje. Ik verdiepte me in actuele literatuur en poëzie en doceerde recentelijk zelf in de bachelor Nederlands over de verhalen die rappers in hedendaagse Nederlandse hiphop vertellen. De studie wakkerde mijn leeslust verder aan. Recentelijk las ik Tobi Lakmakers De geschiedenis van mijn seksualiteit, Connie Palmens De vriendschap, De wetten en Geheel de uwe en Delfien Vanden Heedes November en ik. Ik ben Andreas Burnier, Doeschka Meijsing en Renate Rubinstein gaan (her)lezen. Die kunnen een partij schrijven!
Niet gek dus dat vrienden me dit fragment doorstuurden (‘dit gaat over jou’). Nog diezelfde week verslond ik Rossels boek.
Voor de eindfilm van groep 8 werden filmpjes opgenomen waarin ons gevraagd werd wat we later wilden worden. ‘Journalist,’ riep ik, wat waar was, want ik was nieuwsgierig, wilde graag de wereld rondreizen, en vond het leuk om met allerlei mensen te kletsen (dat deed ik namelijk zo’n beetje de hele dag. Echt de hele dag, eigenlijk). Ik weet niet hoe ik erop ben gekomen, want niemand in mijn omgeving was journalist, maar ik zag in de krant wel columnisten, bijvoorbeeld. Daardoor leek schrijven me leuk, fascinerend, het had iets spannends dat je gedachten op papier zette en andere mensen dat konden lezen.
Ik ging naar de middelbare en hield die fascinatie, waar ik nu ook uiting aan gaf: als hoofdredacteur bij de schoolkrant en bij het Europese Parlement dat we naspeelden, waar vriendin Julia en ik de ‘journalisten’ waren. Toen wij de scepter over de redactie zwaaiden, bedachten we redactieregels: UGGS kwamen er niet in (die waren toen nét uit – ik heb ze nu, op het moment van schrijven overigens weer aan), wij dronken alleen uit speciale mokken en als wij als hoofdredactie koffie wilden, moest iemand van de schrijfredactie dat voor ons halen. In ruil daarvoor bedachten wij ideeën, zogen we verhalen uit onze pen en hielden we het overzicht. En brachten we leven in de brouwerij met onze verhalen uit de Monza van de vorige avond. Iemand moest het doen.
Ik hield ook erg van lezen. Ik was nooit zozeer gek op taal of taalfeitjes, meer op verhalen en mooie woorden. Omdat ik journalist wilde worden, maar wel gymnasium had gedaan, kwam Nederlands als studiekeuze in beeld. Dan heb ik een brede basis en kan ik daarna specialiseren, dacht ik. Ik heb ook nog even naar Geschiedenis gekeken, maar wist toch snel dat dit niets voor mij was: teveel feitjes, teveel verleden. Bij Nederlands kwamen veel passies samen: schrijven, spreken en presenteren, lezen, taal, literatuur, maar ook andere (social) media en filosofie waren onderdeel van de studie.
2. Als je analytisch en kritisch wil leren denken (en de eerste wil zijn die weet wie de moordenaar is)
Bij de studie Nederlands doe je de vaardigheid van analytisch denken en duiden op. Je leert er analyseren, interpreteren, hoofd- en bijzaken onderscheiden, grote maatschappelijke problemen in kaart brengen, zien welke processen achter bepaalde gebeurtenissen liggen, beoordelen waar kansen of problemen liggen. En je leert er creatief nadenken (zodat je een geconstateerd probleem ook nog eens op kunt lossen).
Ik bracht én breng heel wat late avonduren door met whodunits: Mare of Easttown, The Bridge, The Killing, The Fall, True Detective, Luther, La Trêve. Meestal probeer ik in de eerste afleveringen al uit te dokteren wie de moord heeft gepleegd. In de episodes erna bouw ik mijn analyse en interpretatie verder uit. Bij Wie is de Mol zat ik vanaf aflevering 2 op Everon, die inderdaad recent als Mol werd ontmaskerd. Mijn voorkeur voor zulke shows is niet ontoevallig. Neerlandici en letterkundigen kunnen over het algemeen heel goed geheimen ontrafelen. Het analyseren en interpreteren van een cultuurproduct werkt namelijk net zo. Ik vergelijk het altijd met een juridische case – als ware een advocaat analyseer je een boek, film of gebeurtenis om die te begrijpen. Je verzamelt bewijs om jouw lezing van de zaak te verstevigen. En als het me lukt om een analyse sluitend te maken, voel ik me de Saga Noren van de Nederlandse letteren.
Die analytische vaardigheden komen niet alleen van pas wanneer je wil weten of Harvey Spector nu inderdaad de dader was, en waarom. Ze zijn ook (en vooral!) van nut als je bij een bedrijf werkt en snel belemmeringen en kansen in beeld moet brengen, wanneer je in een culturele organisatie evenementen organiseert en snel moet inschatten wat prioriteit heeft en wat niet, of wanneer je met een lastig vraagstuk zit rondom bestuurlijke belangen bij een cultureel fonds. En je leert dus ook, als een jurist voor een zitting, lullen als Brugman en als een ster debatteren. Knappe jongen die mij onder de tafel praat – ik moet de eerste nog tegenkomen.
3. Als je beter wil leren lezen, vertellen én schrijven
Dat iedereen een computer heeft, en veel mensen voor hun werk moeten schrijven, betekent nog niet dat iedereen dat ook direct kan, stelt bestsellerauteur Candace Bushnell in een interview met eveneens bestsellerauteur Jia Tolentino. Écht goed schrijven is een kunst die weinig mensen verstaan én een kunst die je beter onder de knie krijgt wanneer je een taal- of letterenstudie kiest.
Tijdens deze studie lees, analyseer, vertel en schrijf je namelijk zelf voortdurend verhalen. Door veel te lezen en schrijven leer je hoe je een goed verhaal opbouwt, je spanning toevoegt, tot de kern komt en, niet onbelangrijk, je je darlings killt. En dat komt vaak van pas: als presentator, redacteur (bij tv, de Correspondent of de krant), journalist, uitgever, mediamaker, adviseur, communicatiestrateeg, spindoctor, PR-manager, agent, of scenarioschrijver. Stuk voor stuk beroepen die neerlandici uitvoeren.
(En ja, Candace Bushnell schreef inderdaad het succesvolle Sex and the City. Ken je klassiekers – ook dat leer je bij een letterenstudie.)
4. Als je wil doen wat je leuk vindt (én degene wil zijn die de ander ophaalt…)
Dat is natuurlijk een reden die niet zoveel met de studie Nederlands te maken lijkt te hebben. Maar bij mij komt die reden heel nadrukkelijk voort uit mijn eigen geslaagde studiekeuze én uit een hardnekkig cultureel idee over de studie Nederlands: wat kun je daar nu mee?
Ik besef goed dat kunnen studeren wat je wil een privilege is. Financiële argumenten of symbolische statusargumenten maken misschien dat je je niet altijd vrij voelt om de studie te kiezen die je leuk vindt. Wat ik er vooral mee wil zeggen: het kan natuurlijk aan mij liggen, maar alle mensen die ik ken die iets gingen studeren waar ze bij aanvang al weinig zin in hadden (of die vooral zin hadden in een abstract vooruitzicht van geld en aanzien), maakten zich – zodra ze er de mogelijkheid toe zagen – razendsnel uit de voeten.
Neem goede vriend D., die vanaf de eerste dolenthousiast elk historisch feitje op kon sommen. Hij koos onder druk van zijn ouders in de zesde voor biomedische wetenschappen. Vriendin H., wiens mond overliep van de nieuwste tentoonstellingen, begon dapper aan een rechtenstudie. Ze zouden veel geld gaan verdienen, of met hun studie straks veel aanzien krijgen, riepen ze. Om een jaar later zo gauw ze maar konden weer af te zwaaien.
Want één ding werd D. en H. glashelder: de droom van een flinke baan en veel centen weegt vaak niet genoeg op tegen de realiteit van een jarenlange studie waarvoor je je niet naar de collegebanken wil slepen. Wanneer je kiest vanuit wat je leuk vindt, zul je veel gemotiveerder zijn – en dat leidt uiteindelijk áltijd tot meer succes (en geld, en status, zo je wil).
Daarbij berust het idee dat je met sommige studies, zoals een studie Nederlands, niet veel zult verdienen, niet eens op waarheid. Vraag dat maar na bij vriend R., die Nederlands studeerde en onlangs een huis kocht in de Amsterdamse Pijp (überhaupt nogal een unicum), of vriendin M., ook neerlandica, die als succesvol adviseur rondrijdt in een flinke bak. Als we ergens heen gaan, komt zij mij ophalen.
En dus restte me, toen ik de keuze voor Nederlands had gemaakt, alleen nog de vraag: waar? Ik ging kijken aan de Universiteit van Amsterdam (maar vond Amsterdam te groot), aan de Rijksuniversiteit Groningen (maar vond Groningen te ver) en aan de Universiteit Utrecht. Ik kom uit Amersfoort, en Utrecht was zo dichtbij dat ik vast van plan was niet daar te gaan studeren. Dat vond ik suf; ik zou nu eindelijk op mezelf zijn, dan moest ik ook de wijde wereld in. Maar toen ik de eerste, sprankelende colleges meeliep, veranderde dat.
Uiteindelijk volgde ik er vier jaar de BA Nederlands, met een bestuursjaar bij diezelfde studievereniging, een faculteitsraadjaar, opleidingscommissies, een redacteurschap bij een literair-wetenschappelijk tijdschrift. Elke woensdag vergaderden we over kopij, essays die mensen hadden ingezonden, daarna hingen we tot 5 uur met bier en sigaretten in de kroeg, pratend over het leven en de liefde. Ik leerde er mijn beste vrienden kennen.
Ik vond mijn studie uiteindelijk zo leuk, en het ging daardoor zo goed, dat ik besloot door te gaan in het onderzoek. De universiteit werd voor mij de plek waar ik me het meest thuis voel. Een ideale dag breng ik door tussen de boeken in de bibliotheek, lezend en schrijvend, met daarna een afspraak met vrienden met lekker eten en goede wijn. Veel meer heb ik niet nodig. In mijn huidige werk kan ik mijn nieuwsgierigheid en enthousiasme kwijt, maar ik ervaar ook de spanning van de journalistiek waar ik ooit naar op zoek was: deadlines, spannende onderzoeksproblemen uitdokteren, en van die ultieme momenten waarop het kwartje valt. Volgens mij kun je dus héél veel met de studie Nederlands. Bovenal: gelukkig worden.
En of je met een studie Nederlands ook zélf succesvol schrijver kunt worden? Jazeker! Tatjana Almuli, Thomas Heerma van Voss en Lale Gül doen het je voor.
Ikzelf ben daar niet voor in de wieg gelegd – ik houd het liever bij academische essays en papers. Maar ik hoop wel dat ik je met dit schrijven heb kunnen enthousiasmeren voor een kijkje bij de studie Nederlands. Wie weet zie ik je binnenkort wel in de collegezaal zitten. Praten we dan verder. Ik leef immers voor een goed verhaal.