Als de vijand je vader wordt…, de titel van een lezing over verzwegen nakomelingen van Nederlandse soldaten in Indië. Annegriet Wietsma hield deze ontroerende lezing in het kader van de Maand van de Geschiedenis met thema Vriend & Vijand. Kennislink voelde haar vervolgens grondig aan de tand om de Maand af te sluiten in stijl.
Annegriet Wietsma is onafhankelijk film- en documentairemaker. Ze interviewde de afgelopen jaren Indië-veteranen, hun voormalige liefdes en kinderen. Een vergeten groep waar nog nooit eerder onderzoek naar is gedaan.
Je noemt hen oorlogsliefdekinderen. Waarom?
“Daar hebben we lang over nagedacht. Oorlogskind of soldatenkind dekte de lading niet; het was te algemeen. Het woord oorlogsliefdekind bestond nog niet en omdat veel van de gesproken veteranen en in Indonesië achtergebleven moeders met liefde vertellen over deze tijd, hebben we hiervoor gekozen. En we hadden een goede URL nodig voor de bijbehorende website.”
Waarom sprak je dan over de vijand tijdens de lezing? Werden Nederlandse soldaten zo gezien in Nederlands-Indië?
“Japan capituleerde op 15 augustus 1945 en Soekarno verklaarde Nederlands Indië twee dagen later onafhankelijk. Nederland was het daar niet mee eens, maar pas in maart 1946 landden de eerste Nederlandse militairen in Indonesië. Op dat moment was het daar chaos; er was een machtsvacuüm. De Nederlandse soldaten die aankwamen werden door de onafhankelijkheidsstrijders gezien als de bezetter maar niet perse door alle Indonesiërs. Sommigen gingen gewoon met hen om of waren blij dat de Nederlanders er weer waren, anderen niet.”
Landing van Nederlandse troepen in Palembang, 1 december 1946
“En dan had je nog het verschil tussen Indonesiërs en Indische Nederlanders – of Indo’s, een mengeling van de plaatselijke bevolking met de Nederlanders. Zij keken neer op de Indonesiërs die lager op de sociale ladder stonden. Indische vrouwen wilden een Indo en liever nog een Nederlander als huwelijkspartner. En daarnaast waren het jonge jongens in uniformen, wat universeel aantrekkingskracht heeft op vrouwen.”
En hoe keken ‘onze jongens’ naar de vrouwen daar?
“Sinds de tijd dat Nederlands-Indië een kolonie was, gingen in Nederland geruchten rond over de vrouwen. In de Oost hadden Nederlandse mannen vaak inlandse minnaressen en van dienstmeisjes werden hand- en spandiensten verwacht in de slaapkamer. De Nederlanders profiteerden hierbij van de Javaanse cultuur: die schreef dienstbaarheid aan de man voor. Verder stonden de Indonesische vrouwen bekend als mooi. In vergelijking met de Nederlandse vrouwen zijn ze verfijnder en gracieus. En ze liepen er in de tropen ook nog eens een stuk luchtiger gekleed bij dan wij hier…”
Vol verwachting naar Indië dus…
“Ja, maar vergeet niet dat we het hier over jonge jongens hebben. De soldaten waren begin twintigers waarbij de testosteron door het lijf gierde. In Nederland kon je daar weinig mee, want seks voor het huwelijk was zo taboe als wat. Zo groen als gras vertrokken de meeste jongens, op zoek naar avontuur na de Tweede Wereldoorlog. In die eerste periode meldden veel oorlogsvrijwilligers zich aan. Die hadden nog voor ogen dat zij ‘onze kolonie’ van de Japanse bezetter zouden bevrijden. Toen die stroom opdroogde, werden er dienstplichtigen gestuurd. Voor hen was het geen eigen keuze om naar Indië te gaan om te vechten.”
Kwamen hun dromen uit?
“Het viel vies tegen, het leven van een soldaat was zwaar. Patrouilles lopen, op wacht staan, angst, stress, verveling. En dan die hitte in de tropen. Vrouwen waren een graag geziene afwisseling. Vaak ging het om platte seks, en de prostitutie tierde welig. Maar in uitzonderlijke situaties word je sneller verliefd, denk aan vakantieliefdes. Twee glimlachjes heen en weer en het is gebeurd. Bovendien beschouwden de manschappen die romantische seks ‘veiliger’, want besmetting met een geslachtsziekte lag altijd op de loer. Er ontstonden dan ook veel relaties tussen Nederlandse soldaten en plaatselijke vrouwen van allerlei etniciteiten. Indische, Molukse, Indonesische, Chinese vrouwen. Er leefden veel verschillende bevolkingsgroepen op de eilanden en niet alleen de Indische vrouwen vielen voor de Nederlanders.”
Van relaties komen kinderen… wat vond het leger?
“Daar maakte Defensie zich totaal niet druk om. Zwangerschappen werden gezien als collaterale schade. Geslachtsziektes, die vormden het grote gevaar, zo blijkt uit de bronnen. Elke twee weken moesten de mannen op appèl verschijnen, ook wel de lullenparade genoemd, om zich te laten controleren op geslachtsziektes. En wie die vertoonde was nog niet klaar…”
“De enige gepropageerde remedie tegen geslachtsziektes was onthouding. En veel bidden. Condooms werden niet verstrekt, omdat dat de soldaten alleen maar zou aanmoedigen om seks te hebben. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Amerikaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Niet dat dat heeft geholpen want de condooms waren dik en onplezierig, zodat ze waarschijnlijk weinig zijn gebruikt.”
Maar eenmaal vader, wat dan?
“Het leger ontmoedigde huwelijken met de bezwangerde vrouwen. Ze wilden niet dat de Nederlandse jongens in Indië bleven en daarnaast had een soldaat met vrouw en kind recht op meer soldij. Jongens werden overgeplaatst of op de boot gezet naar Nederland. Ze moesten hun geliefde met kind maar vergeten. Eenmaal thuis zwegen de veteranen over Indië en wist niemand van het bestaan van hun kinderen.”
“De meesten legden zich al snel bij de situatie neer. Een kind was een hele schok en verantwoordelijkheid voor die jonge jongens. Wat moesten ze verder in Indië? En wat zou hun familie zeggen? Van de veteranen die we hebben gesproken voor dit onderzoek, was slechts een enkeling serieus geweest in zijn poging om in Indië te blijven of terug te keren. Het mocht alleen niet baten: maar weinig op deze manier verwekte kinderen groeiden op met hun Nederlandse vader.”
Om hoeveel kinderen gaat het dan?
“We schatten tussen de 3000 en 8000. Deze schatting is gemaakt aan de hand van berekeningen van andere aantallen oorlogskinderen: kinderen van Duitse militairen tijdens de bezetting in Nederland, van Canadezen en Polen tijdens de bevrijding of van Amerikanen in Vietnam. In Nederland zijn er een jaar na de bevrijding bijvoorbeeld al 6000 kinderen geregistreerd zonder naam van de vader. En de Canadezen waren hier maar een paar maanden, moet je nagaan. De 135.000 Nederlandse jongens zaten vaak drie jaar of langer in de Oost.”
Wat gebeurde er met deze vaderloze kinderen in Indië?
“Wij hebben tientallen oorlogsliefdekinderen in zowel Nederland als Indonesië gesproken. Opmerkelijk genoeg is de helft daarvan niet opgegroeid bij hun moeder. Die werden ondergebracht bij familie, ter adoptie aangeboden of kwamen terecht in weeshuizen voor Indo’s. Van de duizenden oorlogsliefdekinderen zijn er misschien zo’n honderd naar Nederland gekomen. Maar ook dat is een slag in de lucht.”
“De weeshuizen vormden veilige enclaves, maar daarbuiten hadden de blankere kinderen het moeilijker. De kinderen die in de kampong opgroeiden, werden nogal eens gepest en uitgescholden: ‘hey, kind van de bezetter!’ of: ‘bleekneus!’. Met hun lichte huid leek het erop dat zij aanmerkelijk minder kansen zouden krijgen in de nieuwe Indonesische maatschappij. De moeders hielden soms contact met hun kinderen maar ze werden daar vaak wel scheef op aangekeken. Ze zeiden meestal niet of de Nederlandse vader militair was of niet. Er werd en wordt gezwegen over dit onderwerp, het is nog steeds taboe.”
Hoe kan het dat er nog nooit eerder onderzoek is gedaan naar deze kinderen?
“In de eerste dertig jaar werd er überhaupt weinig over de zogenaamde Politionele Acties gesproken. Hier kwam verandering in toen in 1969 voor het eerst een veteraan op televisie vertelde over de verschrikkingen. Langzaam werd het bespreekbaar en doken historici en journalisten in deze periode. Maar de veteranen zwegen als het graf over eventuele kinderen in de Oost. Hun gezinnen in Nederland wisten van niets en dat wilden ze graag zo houden. Deze kant van het verhaal is dan ook niet eerder naar boven gekomen.”
“Voor onderzoekers was het was een soort blinde vlek: niemand benoemde het dus het zal niet gebeurd zijn. Maar als je daar over nadenkt is dat onmogelijk. Waar legers (dus jonge mannen) zijn, worden vrouwen zwanger. Er moesten dus wel nakomelingen zijn. Het is alleen heel moeilijk om ze op te sporen vanwege de taboes, zowel in Indonesië als in Nederland. In ons land wordt dat minder. Het is heel Nederlands om voor elke minderheid of gedupeerde een belangengroep te hebben, waar ervaringen worden gedeeld. Maar deze groep had nooit uit zichzelf aan de bel getrokken.”
“De veteranen zijn ondertussen oud, als zij niet al overleden zijn. Zij zien het vaak niet zitten om alsnog het leven van hun familie op zijn kop te zetten. Het geheim komt soms uit na hun overlijden, als de familie een foto vindt in de legerkist van hun vader met een donkere vrouw aan zijn arm en een blonde baby erbij. Wie zouden dat anders kunnen zijn dan zijn meisje en kind?”
“De oorlogsliefdekinderen zelf zijn meestal diegenen die actief op zoek gaan naar hun Nederlandse vader. Of de Nederlandse kinderen die vermoeden of weten dat hun vader een kind heeft verwekt: zij gaan op zoek naar hun Indonesische halfbroer of –zus. Hieruit blijkt de universele behoefte om te willen weten waar je vandaan komt en wie je familie is.”