Van elektrische fiets tot hyperloop, NEMO Kennislink onderzoekt in vier delen het vervoer van de toekomst. Welke keuzes maken we nu voor het ideale transport in 2050? Tijd voor de laatste aflevering: hoe delen we ons vervoer zoveel mogelijk?
Je loopt het lawaaiige café uit, de stille en koude avond in. Tot je schrik zie je dat er in geen velden of wegen deelscooters te bekennen zijn. Zoals altijd biedt de app alternatieven: de metro is om de hoek en als je die neemt dan ben je over 28 minuten thuis. Maar bovenaan het lijstje staat een taxi die je over 12 minuten thuis kan afzetten. Omdat je de rit deelt met iemand anders krijg je korting, deze optie is zelfs goedkoper dan de metro. Je bevestigt de taxi en met een klik zwiept er een deur open. De onbemande taxi had al die tijd recht voor je neus gestaan. Je stapt in en de wagen begint te rijden.
Klinkt dat onwerkelijk? Dit zou best wel eens een realistisch scenario kunnen zijn als we inzetten op vervoer dat we zoveel mogelijk met anderen delen. Er wordt immers al druk gedeeld als het om vervoer gaat. De Nederlandse Spoorwegen exploiteren niet alleen treinen (in feite ook een gedeeld vervoermiddel), maar ook ruim twintigduizend deelfietsen en ruim tweeduizend deelauto’s. In met name grote steden zijn er bovendien verschillende bedrijven actief die deelscooters of elektrische steps verhuren. En het is eenvoudig om via platforms zoals Snappcar je auto voor korte tijd te verhuren aan anderen.
Met het aanbod van gedeelde vervoersmiddelen lijkt niet zoveel mis. Maar wie beter naar de successen van deze initiatieven kijkt, ziet een genuanceerd beeld. Zo werd carpoolen – het delen van autoritten – in de jaren 90 flink gestimuleerd, maar daalde het aantal mensen dat het deed in de jaren daarna fors. En ondanks een leger aan apps voor het delen van transportmiddelen, is het overgrote deel van de voertuigen op de weg níet gedeeld. Succes hangt af van veel meer factoren dan alleen ‘aanbod’. Welke zijn dat? Wordt het bezitten van een vervoersmiddel overbodig in 2050? De grootste uitdaging hiervoor lijkt buiten de steden te liggen.
Kosten en milieu
In de stad word je praktisch van je sokken gereden door OV-fietsen en deelscooters, en huurauto’s kennen een groot netwerk. Deelfiets-bedrijven hanteren in Nederlandse steden soms agressieve tactieken om een stuk van de markt te veroveren. Toch tempert Karst Geurs de deelhype. Hij is professor transportplanning van de Universiteit Twente en zegt dat het delen vooralsnog een ‘niche’ blijft. Volgens kennisplatform CROW voor onder andere verkeer en vervoer waren er in het voorjaar van 2021 87.000 deelauto’s in het land. Dat is één procent van het totaal aantal personenauto’s. En het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid bepaalde dat slechts twee procent van de volwassen Nederlanders de afgelopen drie jaar gebruikmaakte van een deelauto. “Bovendien is er het fundamentele probleem dat het overgrote deel van deelauto’s in Randstad staat. In de provincie Utrecht zijn er zo’n negen stuks per duizend inwoners, in de provincie Overijssel staan er twee deelwagens per duizend inwoners. Dit is zeker een manier om vervoer betaalbaarder te maken voor een groep mensen, maar niet voor iedereen.”
Geurs stipt hier de belangrijkste drijfveer aan waarom mensen vervoersmiddelen delen: het drukken van de kosten. Alleen al het bezitten van een auto kost in Nederland door afschrijving, belasting, onderhoud en verzekering al gauw een paar honderd euro per maand, nog zonder dat je erin hebt gereden. Zeker als je maar af en toe een auto nodig hebt, kan het financieel interessant zijn om een auto te huren in plaats van te bezitten. Andersom werkt het ook. Héb je een auto, dan druk je de kosten door hem aan anderen te verhuren.
Een andere reden om te delen kan het milieu zijn. Bij gedeeld gebruik hoeven er immers minder wagens geproduceerd te worden, hoewel de milieubelasting voor het gebruik hetzelfde zal zijn. Volgens het eerder genoemde onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid is dit overigens voor het grootste deel van de gebruikers een bijzaak.
Openbaar vervoer is natuurlijk ook een manier om transport te delen. Nederland beschikt over een fijnmazig trein-, tram- en busnetwerk dat veel mensen gebruiken. Het gebruik groeit, zo laten cijfers zien. Maar er zit een einde aan de groei. Aan de ene kant is het vervoer in stedelijke gebieden vol, aan de andere kant zit het vervoer ver buiten de stedelijke gebieden in een zichzelf versterkende negatieve spiraal: voor vervoerders zijn deze gebieden economisch gezien minder interessant. Door de matige verbindingen haken gebruikers vervolgens af waardoor er nóg minder economische potentie is.
Volgens Soora Rasouli, professor Urban Planning and Transportation van de Technische Universiteit Eindhoven, kun je dat oplossen door transport meer op aanvraag te maken. Een bus(je) rijdt dan pas wanneer er een bepaald aantal mensen met een app om vragen. “Om dit succesvol te maken moet het erg betrouwbaar zijn, alleen dan overwegen mensen om het te gebruiken”, zegt ze.
Digitale vaardigheden
Maar wíllen mensen vervoer wel delen? Niets gaat boven het gemak van een auto voor de deur, die er altijd is, speciaal voor jou. Rasouli vertelt dat de bereidheid om vervoer te delen samenhangt met de betrouwbaarheid van het systeem. Wanneer een deelconcept zich wat dat betreft bewijst kan het succesvol worden. Zijn er echter een paar negatieve ervaringen dan is het snel klaar. Ze haalt een inmiddels populair ‘deelconcept’ aan: het streamen van muziek. “Als je veertig jaar geleden aan de mensen had gevraagd of ze al hun platen zouden inleveren voor een dienst waarbij je de muziek níet zelf bezit, dan hadden ze vrijwel zeker vragen gesteld over de betrouwbaarheid. Wat als de verbinding wordt verbroken? Nu dat inmiddels zo betrouwbaar is, vinden mensen het bijna gek dat je naar de winkel gaat om een schijfje te kopen”, zegt ze.
Mensen kunnen zich prima aanpassen aan deelconcepten, maar Geurs vraagt zich wel af of iederéén dit kan. Delen is doorgaans complexer, zegt hij. “Het vergt meer organisatie, je moet wachten en hopen dat iemand (op tijd) terug is met de auto die jij nodig hebt. Bovendien heb je hier bepaalde digitale vaardigheden voor nodig. Hoogopgeleiden denken vaak ten onrechte dat we dit soort initiatieven probleemloos kunnen uitrollen, maar zelfs in een welvarend land als Nederland blijkt twintig tot dertig procent van de mensen amper in staat om goed te internetten. Dat speelt vooral onder ouderen, mensen met een laag inkomen, laagopgeleiden en laaggeletterden. Krijg je die makkelijk aan een Snappcar? Nee. Zo ontstaat een nieuwe vorm van sociale ongelijkheid.”
Je kunt dat ondervangen wanneer mensen elkaar helpen, binnen een soort gemeenschap voor gedeeld vervoer. Het idee is om mensen te stimuleren om elkaar te helpen door ritten of auto’s te delen. Je krijgt in ruil voor je hulp een kilometervergoeding die je ook aan een lokaal doel zoals de voetbalclub kunt schenken. Geurs en collega’s doen onderzoek naar varianten voor het delen van auto’s en ritten in onder andere de gemeente Oost Gelre in de Achterhoek. “Het voordeel van de relatief kleine dorpen hier is dat mensen elkaar doorgaans al goed kennen”, zegt hij. “Burgers die dit soort dingen onderling weten te regelen, dát is een richting die interessant is. Je ziet dat mensen daar meer klaarstaan voor hun buren.”
Vervoer is veel meer dan simpelweg het verplaatsen van mensen of goederen. Het is een onderdeel van ons leven en van de samenleving. Vervoer verbindt mensen over grote afstanden, neemt een goede hap uit onze begroting en veroorzaakt een flinke milieubelasting, weliswaar sterk afhankelijk van de keuzes die we maken. De vervoersbeslissingen die nu voor ons liggen werken in 2050 door op al die vlakken.