Voor haar nieuwste boek Door de barrière sprak hardloper en wetenschapsjournalist Mariska van Sprundel met Roy Hoornweg. Hoornweg deed in 2022 een gooi naar het wereldrecord marathonlopen op de loopband. Van Sprundel sprak met hem over motivatie en doorzettingsvermogen.
Vrijdagmiddag 16 september 2022, om stipt vier uur ’s middags kwam de loopband met een zoemend geluid tot leven. Op het Papendrechtse bedrijventerrein, met de loopband gestationeerd onder een partytent, keken honderden mensen live toe, waaronder zijn vrouw en twee dochters. Nog eens duizenden anderen zaten aan YouTube gekluisterd om topatleet Roy Hoornweg te zien lopen tijdens zijn recordpoging.
Een paar maanden eerder was het idee komen opborrelen om het wereldrecord aan te vallen, een record dat destijds op naam stond van de Amerikaan Tyler Andrews, die er twee uur, zeventien minuten en zesenvijftig seconden voor nodig had. Met het oog op de Olympische Spelen van Parijs in 2024 was Roy op zoek naar een ludieke actie om twintigduizend euro aan sponsorgeld bij elkaar te rennen om zijn trainingsperiode te bekostigen.
“Mentaal is het echt next level”, zegt Roy met een licht Rotterdamse tongval. We zijn op de Hooizolder gaan zitten, de ontvangstruimte van de Heerlijkheid van Papendrecht, waar we rustig kunnen praten. “Een marathon lopen op een loopband is een totaal andere ervaring dan op de weg tussen andere lopers. De verveling, alleen maar dat scherm voor je… Je staat op één vierkante meter, zet de ene stap na de andere, maar komt niet van je plek.”
Afleiding
Er gebeurt buiten zoveel wat er binnen niet is: de wind in je gezicht, andere lopers om je heen, verschillende ondergronden, bochten, bij elke bocht weer een nieuwe omgeving. Buiten loop je ergens naartoe, kun je afleiding vinden van het fysieke ongemak door geluiden, geuren, gebeurtenissen. Buiten hardlopen voelt gemakkelijker dan met dezelfde snelheid binnen lopen op de loopband. En voor wie dat bevestigd wil zien in data: die zijn er. Bij fietsers dan. Zet je mensen in het lab op de fiets, dan geven zij aan dat de inspanning meer moeite kost dan dezelfde inspanning buiten op straat.
Het grappige aan dit onderzoek was dat de proefpersonen geen wielrenners waren die de mooie paden opzoeken, maar forensen die dagelijks door een drukke, lawaaiige stad fietsten. Het is dus niet puur het natuurschoon wat de ziel voedt en wat sporten in de open lucht gemakkelijker doet voelen. Het landschap hoeft niet idyllisch te zijn, een stadsjungle werkt ook, als onze zintuigen maar wat te doen hebben. Dus nee, ik benijd Roy niet. Hij moet lachen. Een volle, hartelijke lach. Vooral de trainingen waren pittig, herinnert hij zich. “Het was echt killing. Het was een warme zomer. En dan stond ik weer binnen op die loopband.”
Hij vertelt hoe hij thuis trainde op zijn eigen loopband. In de zomervakantie zette hij de training voort in Drenthe, waar hij met zijn gezin een stacaravan heeft op een camping. De boswachterijen in Drenthe met hun stuifzand, beekdalen en heide zijn geweldig om te lopen, weet ik uit ervaring, maar dat zat er voor hem niet in. Hij sloot een deal met de lokale sportschool om uren door te kunnen brengen op de loopband. “Tja, het moest. Het moest”, zegt hij schouderophalend. Ik geniet van de nonchalance waarmee hij vertelt. Hij is iemand met wie je in de kroeg wil hangen om epische verhalen uit te wisselen.
Omdat het ging om een poging voor het Guinness Book of World Records moest de volledige onderneming van Roy worden gefilmd, zodat de jury kon kijken of aan alle voorwaarden werd voldaan. Hij mocht zelf niet aan de knoppen komen. Zijn trainer stelde de loopband in op 18,4 kilometer per uur, het tempo wat hij moest zien vol te houden om de tijd van Tyler Andrews te verslaan. Wilde hij vertragen of versnellen, dan moest dat via een seintje aan de trainer.
Wat dat betreft heeft een marathon op een loopband lopen een voordeel: je hoeft niet op je pacing te letten. Je stelt het apparaat in op de gewenste snelheid en vervolgens blijft de band met die snelheid doordenderen. Op een lange afstand als de marathon is het de kunst om zo zuinig mogelijk te lopen. Topatleten proberen dan ook een zo vlak mogelijk tempo aan te houden. “Hoe eerder je in je ritme zit, des te beter”, zegt Roy. “Je hebt natuurlijk geen bochten, stoepranden, dus als je eenmaal in die tred zit en het gaat lekker, dan moet het goedkomen.”
Ik heb de beelden op YouTube bekeken. Er stond een camera gericht op het publiek, op hemzelf en op het scherm van de loopband. De aandacht voor het evenement was groter dan verwacht, media kwamen langs. Met een camera op zijn snufferd tikte hij de meters af. Het zilveren kettinkje om zijn nek hupste op en neer. Een blik opzij, een lach, nog bewust van wat er om hem heen gebeurde. Naarmate de kilometers vorderden kreeg zijn gezicht strakkere trekken. Het kettinkje danste niet meer, plakte vast aan zijn huid van het zweet. Ik vraag hem waar zijn gedachten heen gingen toen het moeilijk begon te worden. Dacht hij aan het wereldrecord? Aan niet stoppen? Aan helemaal niks?
“Als ik het zwaar krijg, dan focus ik op mezelf”, zegt Roy. “Op mijn armen ontspannen, schouders ontspannen, knieën blijven optillen, mijn ademhaling.” Hij klinkt als een monteur die de checklist voor een APK afwerkt. “Als ik het zwaar krijg, dan ben ik gewoon met mezelf bezig. Advies van mijn trainer, Addy Ruiter.” “Ben je altijd goed geweest in doorzetten als het zwaar wordt?” vraag ik hem. In een gedachteflits zie ik mezelf weer uitstappen tijdens de X-Match op de baan van Maarschalkerweerd. “Ik heb het moeten oefenen. Toen ik jonger was, werd ik weleens bang dat ik de finish niet zou halen. Dat ik het niet zou kunnen. Dat zijn hele rare gedachten. Natuurlijk haal je het.” Hij glimlacht.
Drie weken voor de wereldrecordpoging deed Roy nog een lange training van dertig kilometer op zijn vertrouwde loopband, op marathontempo. Die liep hij fluitend. Zijn trainer Addy Ruiter, bij wie hij al jaren loopt, zei dat hij er klaar voor was, de trainingen wezen het uit. “Addy is altijd heel realistisch. Tegenwoordig luister ik goed naar hem.” Stilte. “Door schade en schande word je wijs.” Een vette lach. “Irritant, hoe vaak die man gelijk heb.”

Hardloper Roy Hoornweg tijdens het EK Cross 2015.
Erik van Leeuwen, CC-by-sa 4.0 via Wikimedia CommonsAls Roy zichzelf die bewuste dag een cijfer had moeten geven voor zelfvertrouwen, dan had hij zichzelf een dikke voldoende toebedeeld, en dat is maar goed ook. Zelfvertrouwen en overtuigd zijn van je eigen kunnen gaan in de literatuur samen op met succesvolle sportprestaties. Er bestaan ingewikkelde modellen om de vinger achter zelfvertrouwen te krijgen, waarom het prestatieverhogend werkt, maar waar het eigenlijk steeds op neerkomt is dat sporters met zelfvertrouwen zich goed voelen. Hun gedachten, gevoelens en gedrag zijn positief van aard, terwijl een gebrek aan zelfvertrouwen het tegenovergestelde lijkt op te roepen: angstige of sombere gevoelens, ontevredenheid.
“Die laatste lange training op de loopband gaf me zoveel vertrouwen”, zegt Roy. “Als je daarnaast goed in je kop bent, dan kan het. Ik dacht: ik ga het gewoon doen. Ik ga dat wereldrecord lopen. Daar was ik echt van overtuigd.”