Welkom in het Antropoceen. Het tijdperk waarin onze invloed op de aarde vergelijkbaar is met een geologische kracht zoals vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Waar we ooit begonnen als jagers en verzamelaars rond een kampvuur, stoken we inmiddels de planeet een graadje warmer. De verhalen die we vertellen over onze relatie met de natuur, bepalen ook hoe we ermee omgaan. Hoe veranderden die verhalen van oertijd naar nu? Hoe werd ons huis steeds groter?
Het verhaal van de mens begint rond een knisperend vuurtje. Met het vuur ontstond een veilige plek om te slapen, het hield roofdieren weg, en je kon erop koken. Het was ons eerste huis en de wieg van de eerste verhalen. “Als mens werden we geconfronteerd met allerlei verschijnselen die we niet konden verklaren”, zegt Matthijs Schouten. “Neem de zon: je wist niet waarom de zon opkwam, maar je wist wel dat je doodging als dat niet zou gebeuren. Die krachten waren groter dan wij, en gaf men een bovennatuurlijke lading.” Schouten is emeritus milieufilosoof aan Wageningen Universiteit en onderzocht de mens- en wereldbeelden van diverse culturen en religies.
De wereldbeelden kun je zien als een driehoek tussen mens, natuur en ‘bovennatuur’, aldus Schouten. “Oude culturen hebben geen scherpe scheiding tussen die drie. Ze zien overeenkomsten tussen mens en niet-menselijke wezens, en zien om zich heen een natuur die bezield is: bergen, dieren, bomen en rivieren.” Ook tussen het wereldlijke en bovenwereldlijke is geen onderscheid: het goddelijke is in deze wereld aanwezig.
Het beeld van mensen rond een vuurtje in een bezielde natuur staat in schril contrast met onze huidige wereld van smartphones, grindtuintjes en huizen als betonnen dozen. NEMO Kennislink spreekt daarom meerdere experts over de vraag hoe de mensheid naar zichzelf en de omgeving keek. We gaan op zevenmijlslaarzen door onze geschiedenis heen om te zien hoe onze plek in de wereld veranderde. We doen dat door specifiek te kijken naar de belangrijkste overgangen en welke gevolgen dit had voor ons belangrijkste bezit: het huis.
Goddeloos
Leefden we vroeger meer in harmonie met de natuur? Een vuurtje kost brandhout, en op het vuur lag de buit van de jacht. Ook zijn er aanwijzingen dat de mens een rol speelde – door jacht of concurrentie om voedsel – in het uitsterven van prehistorische megafauna in Eurazië, Amerika en Australië. Rond de komst van de eerste mensen, stierven grote landzoogdieren uit zoals de mastodont, sabeltandtijger en het wilde paard in Noord-Amerika en de reuzenkangoeroe in Australië. Schouten: “De mens heeft altijd impact gehad, dat kan niet anders om te overleven. Maar die impact is steeds groter geworden. Het begon met jagers-verzamelaars, dat waren kleine gemeenschappen. Hun relatie met de natuur was wederkerig: geven en nemen. Ze brachten bijvoorbeeld offers voor de jacht, om de goden gunstig te stemmen.” In die tijd leefden mensen een nomadenbestaan met tijdelijk onderkomen: een grot in de buurt, een simpele hut, of een tent die je mee kon nemen in het kielzog van de kudde.
Daar kwam verandering in toen we dieren begonnen te temmen en planten te verbouwen als gewassen. Door landbouw en veeteelt produceerden we meer voedsel en nam de bevolking toe. “Daarmee begint de geschiedenis zoals wij die nu kennen, met een getemde natuur”, vertelt Schouten. Mensen trokken niet meer achter kuddes aan, maar hielden hun eigen dieren en gewassen. Het huis werd een permanent bouwwerk met daaromheen akkers en weiden. De eerste dorpen en steden kwamen op.
“Met de komst van het monotheïsme wordt de natuur ontgoddelijkt en zielloos. Religies zoals het jodendom en christendom plaatsten één God boven de wereld. God was niet in deze wereld en zat voortaan in de hemel, en alleen de mens had een eeuwige ziel. Het werd ketterij om de natuur te vereren.” Wel was de wereld geschapen door God, en volgens christelijke theologen zodoende bedoeld om de mens te dienen.
Machines
De wetenschappen in de vijftiende tot en met de negentiende eeuw brengen een omslag in de westerse kijk op de wereld. De nadruk komt te liggen op het begrijpen van de wereld. Niet zoals God die bedoeld heeft, maar hoe die werkt en in elkaar zit. “God als uurwerkmaker van de wereld verdwijnt van het toneel”, vertelt Schouten. “We gaan naar een beeld van de ‘big bang’ en evolutie, fysica en biologie. Alles is een uiting van wetten uit de wetenschap.” Plattelandsbewoners trekken naar de steden. Steden dijen uit, en de afstand tussen mens en natuur vergroot.
De Franse wiskundige en filosoof René Descartes bant vervolgens ook de geest uit de natuur. Schouten: “In geen enkel ander wezen dan de mens heeft hij vastgesteld dat geest en materie verenigd zijn. Zijn volgelingen concluderen daaruit dat alles dat niet mens is, geestloos is: dieren zijn machines die reageren op de wetten van mechanica.”
Welvaart
Het idee dat dieren geestloze machines zijn, is niet gek gezien de toenmalige tijdsgeest. In de achttiende eeuw komen de eerste stoommachines op, de eeuw daarna de eerste fabrieken. Harry Lintsen, emeritus-hoogleraar techniekgeschiedenis van de TU Eindhoven, deed onderzoek naar de techniek van 1850 tot nu. Hij stelt dat de industrialisatie – samen met de socialistische beweging – tussen 1850 en 1960 de extreme armoede in Nederland ophief, terwijl de druk op natuur nog beperkt bleef. “Tot die tijd was het leven hard. De mens was een werkdier overgeleverd aan de natuurkrachten. Een vijfde van de Nederlandse bevolking (in 1850 zo’n 650.000 inwoners – red.) leefde rond het absolute bestaansminimum. Die extreme armoede was ruim een eeuw later in ons land opgelost, met dank aan de fossiele energiebronnen.”
Steenkolen dreven de stoommachines aan die zorgden voor mechanisering van arbeid in de negentiende eeuw. Het energieverbruik werd in die eeuw vijf keer zo groot, vertelt Lintsen in zijn boek De kwetsbare welvaart van Nederland, 1850-2050. Kolen verdrongen de andere energiebronnen, voornamelijk spierkracht van mens en paard, wind- en watermolens en turf. “Het leidde tot verhoogde productiviteit en goedkoper wordende producten”, legt Lintsen uit. “Mensen hielden meer geld over voor eten, kleding en een huis.” Aardolie en aardgas deden later hun intrede in steeds meer apparaten en machines. “Dankzij de verbrandings- en elektromotoren in de twintigste eeuw konden mensen korter werken en kregen ze meer tijd voor onderwijs en ontspanning. Tegelijk verbeterden de leefomstandigheden door sociale wetgeving, emancipatiebewegingen en hygiënische voorzieningen zoals riolering.”
De vooruitgang die de fossiele energie bracht had ook een keerzijde: grootschalige luchtvervuiling en milieuproblemen, met uiteindelijk de klimaatverandering. Het gros van de CO2-uitstoot is pas gekomen na 1960. Lintsen: “We schoten door in massaproductie, massaconsumptie en extreme welvaart.” Dat kwam volgens hem enerzijds omdat mensen meer te besteden hadden. “Anderzijds rees de vraag wat een mens wil als zijn basisbehoeften vervuld zijn. De opkomende middenklasse gaf daar in de jaren 1920 en 1930 invulling aan: een wasmachine, radio, auto. In de jaren 1960 namen de lonen in Nederland toe en kwamen de idealen van de middenklasse binnen bereik van de arbeidersklasse. De welvaarts- en consumptiemaatschappij was geboren. Na wasmachine, radio en auto volgden nieuwe behoeften zoals televisie, centrale verwarming, computer en internet.”
Ongeremd
Filosoof Matthijs Schouten verklaart de extreme consumptie vanuit de verandering in het westerse wereldbeeld. “Als je in de natuur krachten ziet die groter zijn dan jij, dan ben je terughoudend om erin in te grijpen.” Die terughoudendheid verdween toen we het goddelijke uit de natuur haalden. “Bovendien zijn we ziel, geest en verstand als exclusief menselijk gaan zien. Het gevolg: onbeperkt en steeds intensiever gebruik van de natuur als onze voorraadschuur.” De natuur zien we enkel nog als een verzameling bruikbare goederen en koloniseerbare ruimte, zoals Schouten de Franse filosoof Bruno Latour aanhaalt. Het is de tijd van wolkenkrabbers en metropolen, van overal onbeperkt bellen en internet, van vliegreizen voor bodemprijzen, en plofkip in de aanbieding. Wees er snel bij want: op is op!
Totdat we de hemel op ons dak krijgen. Klimaatverandering maakt duidelijk dat we toch niet alles onder controle hebben, aldus Schouten. “In de afgelopen halve eeuw is een bewustzijn van de kwetsbaarheid van natuur en milieu ontstaan, dat ons dwingt ons af te vragen waar we eigenlijk mee bezig zijn. Denk aan boeken als Silent Spring van Rachel Carson in 1962 en Limits to Growth van de Club van Rome in 1972, het gat in de ozonlaag, het uitsterven van soorten, en tot slot de opwarming van de aarde en de pandemie.”
Huisgenoten
Het Antropoceen, tijdperk van de invloed van de mens, roept verschillende reacties op. Schouten legt de indeling uit van de Australische filosoof Clive Hamilton: “Je hebt de ontkenners. Dan zijn er de ecomodernisten die een onfeilbaar geloof in wetenschap en techniek hebben, en klimaatverandering met technologie willen oplossen. Als het niet lukt, verhuizen we desnoods naar een andere planeet.” Schouten noemt ook de antropocentristen, die stellen dat de mens vanuit zijn bijzondere positie de taak heeft de planeet duurzaam te beheren. “Tot slot zijn er de posthumanisten, die vinden dat we de plek van de mens in de wereld moeten herzien: we moeten partners of deelgenoten worden van het ecosysteem. Die laatste twee groepen groeien.”
Van oertijd tot nu staren we nog steeds in het kampvuur en drijven onze gedachtes weg in verhalen. Maar de verhalen die we vertellen zijn door de eeuwen heen sterk veranderd. Inmiddels dromen steeds meer mensen van een wereld waarin mens en natuur gelijkwaardige huisgenoten zijn in hetzelfde huis van moeder aarde.