Het restaureren van schilderijen is meer dan een nieuw likje verf op de juiste plaats aanbrengen. Wat er allemaal bij komt kijken laat Abbie Vandivere, Restaurator Schilderijen bij het Mauritshuis in Den Haag, weten.
Het Mauritshuis is een drukbezocht museum, gevestigd in een statig monument naast het Binnenhof in Den Haag. Het restauratieatelier bevindt zich helemaal in de nok van het 17e eeuwse pand, onder de zware houten balken. Normaal is het verboden terrein voor bezoekers. Maar niet tijdens het Weekend van de Wetenschap. Dan mogen bezoekers meekijken bij restauraties. Kennislink krijgt alvast een voorproefje.
In het Mauritshuis gebeurt veel meer dan alleen mooie schilderijen ophangen en verhalen vertellen, zegt Geert-Jan Borgstein van de afdeling Educatie in het museum. “Wetenschappelijk onderzoek staat hoog op onze prioriteitenlijst. De onderzoeksresultaten delen wij met de bezoekers, zoals bij de onderzoekstentoonstelling over Rembrandts schilderij Saul en David.” Het uitgebreide onderzoek en de restauratie van dit schilderij duurde acht jaar.
Technisch onderzoek
In het atelier staat restaurator Abbie Vandivere al te wachten. Ze laat graag zien wat er allemaal komt kijken bij het restaureren van een schilderij. Het Mauritshuis heeft meerdere schilderijen op zaal gerestaureerd, zoals Meisje met de parel van Vermeer en werken van Jan Steen. Zodat bezoekers ter plekke zien hoe dat gebeurt. Maar dat is natuurlijk slechts een momentopname van een lang en uitgebreid proces.
Het technisch onderzoek dat aan de restauratie voorafgaat, kan bijvoorbeeld niet op zaal plaatsvinden. Hierbij gebruiken de restauratoren verschillende technieken en apparaten. Ze maken röntgenfoto’s om een goed beeld te krijgen van het paneel of het spieraam (het houtwerk achter het schildersdoek). Daarnaast laten infraroodscans de onderliggende schetsen zien die de schilder heeft gemaakt voordat hij begon met schilderen.
Restauratoren kijken ook met verschillende soorten licht naar verf en vernis: gewoon licht, strijklicht en UV-licht laten allemaal verschillende aspecten zien. Strijklicht bijvoorbeeld ‘strijkt’ bijna plat over de verf zodat je oneffenheden in het oppervlak waarneemt. In UV-licht zien vernis, originele verf en overschilderingen er vaak heel verschillend uit. Hierdoor maken de restauratoren een beter onderscheid dan wanneer ze alleen in daglicht kijken. De volgende stap is het maken van verfmonsters, niet groter dan een speldenprik, die worden verpakt in doorzichtige kunsthars.
Naast het technische onderzoek duiken restauratoren ook het archief in. Ze bestuderen onder andere de notities van eerder uitgevoerde restauraties en vergelijken het doek met ander werk van de schilder. De bibliotheek van het atelier staat dan ook vol met mappen en kunsthistorische boeken.
Wattenstaafjes met spuug
Wanneer de restaurator genoeg achtergrondinformatie over het schilderij heeft, kan de grote schoonmaak beginnen. Vandivere: “Ik begin met de afname van het oppervlaktevuil. In het Mauritshuis gebruiken we hiervoor speciale schoonmaakmiddelen maar sommige restauratoren doen het met spuug en een wattenstaafje. Ook haal ik heel voorzichtig het vergeelde vernis weg met oplosmiddelen. Ik begin met een klein hoekje en kijk door de microscoop hoe het schilderij hierop reageert. Als al het vernis en de latere overschilderingen er af zijn gehaald, zie je de naakte staat van het schilderij”
Nu kan Vandivere met infrarood kijken of er schetslijnen van een ondertekening te zien zijn. Daarna brengt ze een laag isolatievernis aan om de originele kleuren te verzadigen en de oude verf te beschermen. Hierdoor kan ook alles wat de restaurator vervolgens weer gaat aanbrengen in de toekomst verwijderd worden, zonder de originele onderliggende laag te beschadigen.
De opbouwfase begint: eventuele gaatjes, ontbrekende verfdeeltjes of andere door ouderdom ontstane oneffenheden worden opgevuld. Daarna begint het retoucheren (bijwerken). Vandivere: “We maken niet precies de verf uit de 17e eeuw na, omdat die verf heel vergankelijk is. We gebruiken bijvoorbeeld ander bindmiddel om de droge pigmenten mee te mengen.” Geen tubes verf dus, maar kleine potjes met droge korreltjes die Vandivere nog wat fijner wrijft en mengt met bindmiddel. “In de 17e eeuw mengden schilders hun pigmenten met olie, maar zulke olieverf verkleurt veel sneller dan wanneer je een synthetisch bindmiddel gebruikt.”
Bovendien is het ook helemaal niet de bedoeling dat restauratoren schilderijen terugbrengen in de originele staat. Kleuren die door de eeuwen heen veranderd zijn, worden zo gelaten. Wanneer het retoucheren klaar is, brengt de restaurator nog een slotvernis aan ter bescherming van het schilderij.
Data bewaren en kennis delen
In het Mauritshuis, dat vooral kleinere schilderijen in de collectie heeft, werkt een enkele restaurator meestal van begin tot eind aan een schilderij. “We werken op deze manier omdat je dan de verbindingen tussen de verschillende onderzoeksmethoden beter ziet. Maar onderling praten we natuurlijk veel over de onderzoeksresultaten. Ook buiten het museum delen we onze kennis op congressen en in wetenschappelijke artikelen. Verder werken we veel samen met universiteiten en onderzoeksinstituten. Daarnaast delen restauratieateliers sinds een jaar of twintig hun informatie veel meer. Als ik op vakantie naar het buitenland ga, bezoek ik ook altijd even een restauratieatelier.”
De documentatie van het hele proces is belangrijk voor latere restauraties en onderzoek. Alles wat de restauratoren doen en de materialen die ze gebruiken, documenteren ze. Het wordt bij het schilderij bewaard. Een mooi voorbeeld zijn de ladekasten vol verfmonsters. “Daar word ik heel blij van, zo netjes en georganiseerd! Zo is het voor iedereen duidelijk wat er allemaal is gebeurd”, zegt ze. “Dit geldt helemaal voor de verfmonsters omdat ze zo ontzettend klein zijn. De röntgenfoto’s en infraroodscans bewaren we allemaal digitaal. Deze complete informatie is onontbeerlijk bij wetenschappelijk onderzoek.”
Toekomstig onderzoek
De restauratoren in het Mauritshuis voeren niet alleen onderzoek uit op de schilderijen die ze restaureren. Ze proberen ook grotere onderzoeksvragen te beantwoorden. Nu zijn ze bijvoorbeeld bezig met een onderzoek naar het gebruik van gronderingen, de ondergrond van een schilderij, in verschillende steden. Vandivere: “Schilders konden niet in elke stad dezelfde materialen krijgen. Jan Steen heeft bijvoorbeeld in verschillende steden gewerkt. Wij onderzoeken of dit terug te zien is in zijn grondering. Gebruikt hij in elke stad dezelfde grondering of bestond het in elke stad uit ander materiaal? Of kocht hij kant en klare gegrondeerde doeken? We werken hierbij samen met externen zoals het Shell Technology Centre Amsterdam, waar wetenschappers sporenelementen vergelijken om na te gaan waar welke aarde vandaan komt. Zo komen we meer te weten over de ontstaansgeschiedenis van onze schilderijen.”
Eigen kindje
Restauratoren die maanden intensief bezig zijn met een schilderij krijgen daar een speciale band mee. Vandivere werkt nog maar kort in het Mauritshuis, maar heeft toch al een lievelingsschilderij. “De stier van Paulus Potter is een van mijn favorieten. Toen ik twaalf jaar geleden Nederlands aan het leren was om kunstgeschiedenisboeken te kunnen lezen, stond bij het woord koeienvlaai een afbeelding van dit schilderij. Dat vond ik zo mooi. Als ik er nu voor sta zou ik het schaap willen aaien, zo verfijnd is de textuur van de verf! En het is echt ongelofelijk dat één persoon dit enorme schilderij maakte. Misschien heeft hij hulp gehad, maar dat weten we nog niet.”
Het grootste misverstand over restauratoren is volgens Vandivere dat je een heel geduldig persoon moet zijn om het precieze werk in het atelier te kunnen doen. “Ik ben niet altijd geduldig hoor, zeker niet als ik in een rij moet wachten of als mensen praten in de stiltecoupé van de trein, daar zeg ik gelijk iets van. Maar ik kan wel heel geduldig aan schilderijen werken”, zegt ze met een grote glimlach.