We springen kwistig om met water. Expert watermanagement Arjen Hoekstra ontwikkelde een tool waarmee bewuste consumenten en beleidsmakers een individuele en globale watervoetafdruk kunnen berekenen. “De natuur droogt langzaam op.”
Met het ondertekenen van het Kyotoprotocol in 1997 verplichten de leden van de Europese Unie zich er onder meer toe om jaarlijks te rapporteren over hun broeikasgasuitstoot. Een goede zaak, al blijven andere milieufactoren onder de radar. De manier waarop en de hoeveelheid waarmee landen water verbruiken, heeft evengoed een impact op ecosystemen.
Om dit voor het voetlicht te brengen, ontwikkelde professor watermanagement Arjen Hoekstra (Universiteit Twente) in 2002 de tool Watervoetafdruk. Daarmee brengen onderzoekers het waterverbruik en de watervervuiling die op wereldschaal plaatsvindt in kaart. De tool schetst het grote plaatje en levert informatie die een volledige commerciële keten beslaat: van producent tot consument. Zo bereken je met de tool de watervoetafdruk voor één specifiek product, zoals koemelk, maar ook voor een productgroep, zoals zuivel. Het is mogelijk dit door te trekken om informatie te krijgen over de watervoetafdruk van een land of zelfs een compleet continent.
Met de tool wil Hoekstra water als mondiaal goed beschouwen. “Traditioneel verstonden beleidsmakers onder waterbeheer het beschikbaar maken van water voor iedereen die het nodig heeft. Daaronder vallen huishoudens, gemeenten, fabrieken, boeren. Maar dat is een enge visie op beheer. Je sluit immers zaken uit als verbruik en vervuiling, die samenhangen met onze consumptiepatronen en de manier waarop de wereldeconomie is ingericht. Consumenten, producenten en investeerders bleven buiten beeld.”
Vergeleken bij het water dat we als consument indirect verbruiken is ons directe waterverbruik, dat wat je thuis uit de kraan laat stromen, erg klein. De watervoetafdruk van een Nederlander bestaat voor 1 procent uit verbruik binnenshuis. Voor een Belg ligt dat iets hoger, op 2 procent. “Vrijwel al ons waterverbruik is indirect; het zit verborgen in de goederen die we consumeren.”
Waar gaat het meeste water naartoe?
“De landbouw, en dus de voedselproductie. Daarom zeg ik altijd: wil je je watervoetafdruk verkleinen, begin dan bij je boodschappen. Korter douchen, de kraan dichtdraaien tijdens het tandenpoetsen: het is geen complete onzin, maar leef niet in de illusie dat je het waterprobleem daarmee oplost. Korter douchen doe je om de energie die verwarming van het water vergt te sparen, niet zozeer om het water zelf.”
Waarom is het wereldwijde waterverbruik problematisch?
“Het verbruikte water komt altijd op een andere plek terecht dan waar het is weggehaald. Op bepaalde plekken en op bepaalde momenten levert dat problemen op. Stel, je gebruikt water uit een rivier om je velden te besproeien. Een deel zal de grond in zakken en uiteindelijk terug de rivier in stromen. Een ander deel belandt in dat wat je verbouwt en nog een aanzienlijk restdeel verdampt. Dat verdampte water en het water in het gewas komen niet terug in de rivier waar je het weghaalde. Trek die gedachte even door: schep je een rivier helemaal leeg, dan zit je lokaal onvermijdelijk in de problemen.”
“In de huidige economie produceren we veel van ons voedsel in droge regio’s. Dat voedsel exporteren we vervolgens over de hele wereld. Op veel plekken leidt dat tot overmatig waterverbruik en droogte. In Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Zuid-Europa, het noorden van China en nog veel andere gebieden dalen grondwaterstanden ieder jaar of komen rivieren deels droog te staan. Meren verdwijnen langzaam en de natuur verdroogt. Je ziet het in het landschap gebeuren.”
Als de consument producten met een hoge watervoetafdruk vermijdt, lost dat probleem zich vanzelf op, zou je dan denken.
“Ja en nee. Van een product alleen kan je nooit zeggen of het wel of niet duurzaam is. Dat hangt af van hoeveel van die producten geconsumeerd worden. En ook weer van hoeveel andere producten geconsumeerd worden. Het is hetzelfde als een boom omhakken; enkel op systeemniveau kan je een uitspraak doen over de duurzaamheid ervan.”
Water halen we uit verschillende bronnen. Maakt de herkomst ervan een verschil uit?
“Regen is onze bron voor zoet water. Regenwater splitst zich uit in twee componenten: deels stroomt het af en deels verdampt het. Watermanagers spreken in dat verband over blauw en groen water. Blauw water halen we uit de grond en uit rivieren en meren. Als we het oppompen en vervolgens niet terug laten afstromen naar de plek waar het vandaan kwam, tellen we het gebruik ervan mee voor de berekening van de blauwe watervoetafdruk. Het groene water is de hoeveelheid regenwater die tijdens een productieproces wordt verbruikt. Dat is vooral aan de orde binnen de landbouw. Het aandeel regenwater dat verdampt plus dat deel dat wordt opgeslagen in landbouwproducten tellen we mee als de groene watervoetafdruk. Dat belandt immers niet terug op de locatie waar het vandaan is gehaald.”
“Regen is een hernieuwbare bron. Het biedt ons een constante stroom aan zoetwater. Maar dat betekent niet dat het altijd beschikbaar is. We kunnen nooit meer water gebruiken dan er in een bepaalde periode beschikbaar is. Bovendien wil je ook niet alles benutten. De natuur en haar ecosystemen zijn volledig afhankelijk van die voorraad.”
Hoeveel blauw en groen water kunnen we wereldwijd op één moment verbruiken?
“In een duurzame situatie laten we van het blauwe water ongeveer 80 procent aan de natuur. Grof gezegd kan je 20 procent van de natuurlijke aanvulling van rivieren, meren en grondwatervoorraden benutten voor consumptie zonder dat je daarmee problemen veroorzaakt.”
“Van het regenwater kunnen we ongeveer 25 procent duurzaam benutten. Pakweg 75 procent is voor de natuur of is water dat we niet kunnen benutten, bijvoorbeeld omdat het buiten het groeiseizoen valt of in steile gebieden waar we geen landbouw kunnen bedrijven.”
“Voor de berekening van de watervoetafdruk tellen we het groene waterverbruik mee. Critici zeggen daarover: ‘Dat verbruik maakt niet uit, het is toch regen’. Maar net als water uit meren, rivieren en de grond kan je dat maar deels gebruiken. Ook van groen water is maar een beperkte hoeveelheid beschikbaar. Wil je iets kunnen zeggen over de duurzaamheid van ons waterverbruik, dan moet je dat aandeel in kaart brengen.”
Waterverbruik noem je duurzaam als het komt uit een gebied dat voldoende water heeft?
“Om te achterhalen of het waterverbruik van bepaalde producten duurzaam is, stellen we inderdaad die vraag: kan het gebied waarin een product gemaakt wordt het waterverbruiksniveau aan? Of wordt er meer water weggenomen dan er beschikbaar is?”
“Op wereldschaal is de vraag naar water sowieso te groot. Daarom is efficiënter watergebruik verstandig; uiteraard in waterarme gebieden, maar ook in waterrijke gebieden. Immers: hoe meer voedsel we per druppel water produceren in natte gebieden, hoe minder voedsel we hoeven te verbouwen in droge gebieden.”
Hoe ga je na of een product op waterefficiënte wijze tot stand is gekomen?
“Daarvoor bekijken we de watervoetafdruk per eenheid. De vraag is dan: had de fabrikant hetzelfde product op die locatie ook met minder water kunnen maken? Stel dat een boer 2.000 liter water verbruikt om een kilo tarwe te produceren, terwijl de boer in het areaal ernaast dat met slechts 1.000 liter voor elkaar krijgt. Misschien heeft hij betere irrigatietechnieken of doet hij aan mulching, waarbij hij organische resten op het veld aanbrengt en zo onnodige verdamping voorkomt. De werkwijze van de eerste boer kan je dan verkwistend noemen. Met het nodeloos verbruikte water had hij een ander veld kunnen irrigeren en dus meer tarwe kunnen produceren. Aangezien de vraag naar water op mondiale schaal te groot is, kan je dat niet duurzaam noemen.’
Waar komt watervervuiling bij de berekening kijken?
“Naast het groene en blauwe waterverbruik brengen we ook het zogenoemde grijze water in kaart. We bekijken hoeveel door de mens toegevoegde chemicaliën in het water terecht zijn gekomen. Nitraat, fosfaat en pesticiden, bijvoorbeeld, die op het land gebracht worden door de boer en afstromen. Ook schoonmaak- en geneesmiddelen uit huishoudelijk afvalwater tellen mee. Elke stof is in variërende concentraties schadelijk. Grenswaarden voor die concentraties zijn vrijwel overal wettelijk vastgelegd.”
“Om de grijze watervoetafdruk te bepalen, berekenen we hoeveel liter water er nodig is om de chemicaliën te verdunnen tot beneden het schadelijke niveau. Zo kunnen we per locatie nagaan of de grijze watervoetafdruk duurzaam is.”
“Met de Watervoetafdruktool hebben we over de hele wereld in kaart gebracht waar het waterverbruik duurzaam is en waar niet. Daarnaast weten we van alle gewassen per regio met hoeveel water ze kunnen worden geproduceerd. Door die gegevens te combineren, krijgen we inzicht in de duurzaamheid van veel geproduceerde goederen.”
Wat leert u dat?
“Onder meer dat in Nederland ongeveer de helft van de watervoetafdruk uit gebieden komt waar het verbruik niet duurzaam is. Voor België verwacht ik vergelijkbare conclusies. Mijn vakgroep en ik zoeken uit: welke helft is dat? En wat kunnen we eraan doen?”
Heeft u daar antwoorden op?
“Simpele oplossingen heb ik wel. De belangrijkste: eet minder vlees en minder andere dierlijke producten. Een Belg verbruikt gemiddeld 5.200 liter water per dag. Een kwart daarvan, dus 1.300 liter, gaat naar de productie van vlees. Eet je in de plaats plantaardige producten, dan verbruik je slechts 250 liter. Je bespaart daarmee in één klap ruim 1.000 liter water per dag. Vergelijk dat maar eens met je douchewater. Je moet ruim twintig douchebeurten overslaan voordat je evenveel water bespaart als wanneer je één dag het vlees van je menu schrapt.”
“Dat verbruik is natuurlijk niet over de hele lijn niet duurzaam. Ik noem het liever ‘inefficiënt’. Aangezien we er met z’n allen zoveel van eten draagt het bij aan een te hoge mondiale watervraag. We halen onze eiwitten daarom veel beter uit granen of peulvruchten als bonen en soja.”
Hoe komt het dat vlees zoveel water verbruikt?
“De dieren zelf verbruiken amper water, het aandeel drinkwater is marginaal. Het is het indirecte verbruik dat zo ontzettend groot is. Een dier moet heel wat kilo’s veevoer toegestopt krijgen opdat de fabrikant een kilo vlees kan produceren. Door het water dat je nodig hebt om dat veevoer te produceren, loopt de teller snel op.”
“Voor chocolade geldt een vergelijkbaar verhaal. Het is niet zo dat de cacaoboom bijzonder veel water nodig heeft, maar er komt gewoon weinig cacao vanaf. Er groeien niet zoveel vruchten aan een boom. Hetzelfde geldt voor noten. De productie ligt laag per eenheid water.”
“Daar komt bij dat veel van de cacao die we consumeren uit Ghana en Ivoorkust komt. Dat zijn niet de allerdroogste gebieden, dus de productie is niet meteen niet duurzaam. Al betekent dat niet dat er geen problemen ontstaan. Zelfs als een product uit een nat gebied komt, is hoog waterverbruik niet per se duurzaam. Nu kunnen we natuurlijk in droge gebieden minder voedsel produceren en in natte gebieden meer. Maar aangezien we op mondiale schaal te veel water verbruiken, zullen we ook producten die veel water vergen moeten vervangen door producten die minder water vergen. Chocolade is bij uitstek een luxeproduct. Je kunt je dieet makkelijk bij elkaar krijgen door andere producten te eten. Van chocolade zouden we dus simpelweg minder moeten eten.”
Heeft u nog meer tips?
“Echt niet duurzaam zijn asperges uit Peru. Die worden verbouwd in veel te droog gebied en dat leidt lokaal tot flinke problemen. Ze liggen hier wel gewoon in de schappen. Maar omdat we er niet zoveel van eten, heeft het globaal weer niet zoveel effect als we besluiten geen asperges meer te kopen. Een advies om te minderen met dit soort producten is dus juist, maar heeft veel minder impact dan dezelfde boodschap over vlees.”
“Van amandelen zou ik zeggen: eet er niet te veel van. Die komen vrijwel allemaal uit Spanje en Californië en op beide plekken bestaan grote waterproblemen gerelateerd aan de teelt. Nu is het natuurlijk niet zo dat amandelen zelf ineens ‘fout’ zijn. Het ligt aan het feit dat de mondiale economie zo is ingericht dat amandelen op twee plekken geproduceerd worden waar het erg droog is.”
“Voor de meeste producten is het niet zo simpel. Daarvan zijn de ketens zo complex dat je onderaan de streep niet kunt zeggen: ‘duurzaam’ of ‘niet duurzaam’. De boodschap is vaak gemengd.”
Hoe brengen we die kennis over aan de consument?
“In ieder geval niet door hem te vermoeien met alle cijfers. Daarachter zitten eindeloos complexe verhalen. Wat mij betreft zou de watervoetafdruk moeten leiden tot een classificatie per product. Een label dat is geïntegreerd in bestaande duurzaamheidslabels. De duurzaamheid van een product heeft met meer van doen dan alleen water. Het kan een duurzaamheidsgraad zijn, waarin milieu- en sociale criteria meetellen en water ook is meegenomen.”
“Het allerbelangrijkste is wat mij betreft de rol van de overheid. Zij moet limieten leggen op de watervoetafdruk per stroomgebied en overschrijding aanpakken. Zij moet van bedrijven eisen dat ze transparant zijn en aan de gestelde benchmarks voldoen. Want zoals de huidige situatie nu is, hoeven bedrijven nauwelijks verantwoording af te leggen.”