Materialen als vlas, olifantsgras en hennep worden nog maar sporadisch gebruikt in de bouw. Als het aan de broers Luc en Wout de Wit ligt, verandert dat snel. Met een aantal ‘bouwboeren’ oogstten ze onlangs proefvelden met gewassen voor de bouw.
“Het was nog even heel spannend of onze gewassen zouden ontkiemen. De ene keer was het veel te droog, daarna weer veel te nat. Maar ondanks het slechte teeltjaar zijn alle gewassen, op twee velden na, gewoon goed opgekomen. Met de oogst kunnen achttien huizen geïsoleerd worden”, vertelt Luc de Wit.
Wat is er aan de hand? In 2023 teelden de broers Luc en Wout de Wit, duurzame ondernemers in de bouwsector, een vijftal gewassen in samenwerking met een aantal boeren in de regio Utrecht en West-Betuwe. Verspreid over zes proeflocaties op in totaal 25 hectare stonden twee soorten sorghum, industriële hennep, olifantsgras en zonnekroon. Deze planten hebben vezelrijke stengels, een eigenschap waardoor ze uitermate geschikt zijn voor gebruik in de bouw (maar ook voor verpakkingen en andere industriële en logistieke toepassingen).
Met de proef wil het duo naar eigen zeggen ‘laten zien dat de mogelijkheden het goede te doen dichterbij liggen dan we denken.’ Eind 2021 jaar geleden begonnen zij in Houten het initiatief Bouwboeren, waarmee ze boeren koppelen aan de bouwsector. Het uiteindelijke doel is de hele bouwketen per regio sluitend te maken: van boer, via verwerkende industrie, tot bouwplaats. Het werk van de broers De Wit wordt met belangstelling gevolgd door een aantal hogescholen, de Wageningen Universiteit en onderzoeksinstituut TNO.
Waar zijn gewassen als olifantsgras en hennep voor te gebruiken in de bouw?
Luc: “We gaan er nu in de eerste instantie isolatiemateriaal van maken, laaghangend fruit zogezegd. Maar er is met dit soort gewassen veel meer mogelijk. Ga je hoogwaardiger produceren, dan kom je bijvoorbeeld ook uit bij biohars. Dat is te gebruiken in tafelbladen en dashboards die gemaakt zijn van biocomposiet. Op die manier voeg je waarde toe aan de hele productieketen. Op dit moment ontwikkelen we in een samenwerkingsverband een mobiele verwerkingsfabriek die medio januari opgestart wordt. Daarin maken we van de stengels drie halffabricaten: biobased vezels, houtachtige delen en microvezels. Die kunnen verwerkt worden tot bijvoorbeeld bouwplaten of isolatiemateriaal.”
We zien nog niet veel ‘bouwgewassen’ op de akkers. Hoe komt dat?
Luc: “Het is een toekómstig verdienmodel. Nu levert het nog te weinig op voor de boer. De boeren die met deze pilot meedoen, doen dat met kleine stukjes grond van drie tot acht hectare, omdat ze vooraan in de rij willen staan. Want dit wordt wel de toekomst. We zien nu al dat bijvoorbeeld gemeentes grote interesse hebben in biobased bouwen. Ze kunnen die bouwmaterialen als eis gaan stellen voor toekomstige woningbouwprojecten. Als er vraag komt naar grote hoeveelheden én als het gebruikt wordt voor hoogwaardige materialen, wordt het ook voor boeren aantrekkelijk om over te stappen op deze teelt.”
Volgens jullie kan het telen van gewassen voor de bouw positief uitpakken voor het landschap. Hoe zit dat?
Luc: “Wij hebben een ecoloog door onze proefvelden laten lopen en laten tellen wat hij waarnam. Hij was positief verrast. Bij het ene gewas zag hij meer insecten, bij het andere gewas meer vogels. Per definitie zag hij veel meer dan wat je nu in een raaigraslandschap tegenkomt. Weilanden met raaigras zijn groene woestijnen. Het is een monotoon landschap zonder biodiversiteit, zonder veel leven.”
Wout: “Bovendien wortelen deze gewassen diep, waardoor de kwaliteit van het bodemleven verbetert. Diepe wortels zorgen er bijvoorbeeld voor dat de grond een open structuur houdt. Kunstmest en bestrijdingsmiddelen zijn ook niet nodig. Ze groeien sneller dan het onkruid en hebben weinig last van schimmels en ziektes.”
Bij een grote vraag naar bijvoorbeeld hennep bestaat het risico van nieuwe monocultuur. Hoe zorg je ervoor dat de winst voor het landschap blijvend is?
Wout: “Daar moeten we inderdaad voor oppassen. Omdat we nu in een transitie zitten, is dit daarom hét moment om ons landschap diverser in te richten, smart landscaping heet dat. Je kunt bijvoorbeeld zogeheten strokenteelt toepassen. Daarbij wissel je verschillende gewassen af en heeft de boer meerdere verdienmodellen. Bijvoorbeeld voor voedsel en voor de bouw.”
De overheid wil dat in 2030 minstens dertig procent van de nieuwbouwwoningen met minimaal dertig procent biobased materialen in elkaar is gezet. Wat is in jullie ogen de sleutel tot succes?
Wout: “De crux zit hem op dit moment bij de verwerkende industrie. Op dit moment hebben veel biobased materialen nog geen komo-certificaat (een onafhankelijk keurmerk dat in de Nederlandse bouw gebruikt wordt, red.) waarin staat dat een product voldoet aan de wettelijke eisen. Je bent zo een paar jaar verder voordat je bijvoorbeeld gecertificeerde isolatiematerialen hebt. Aannemers willen zo’n bewijs wel hebben, want zo krijgen ze achteraf geen claims dat ze ondeugdelijke materialen hebben gebruikt. Zodra er gecertificeerde bouwmaterialen op de markt komen, ontstaat er vraag. Dan komt de keten op gang. De boeren zijn dan immers ook verzekerd dat ze gewassen telen waar wat mee te verdienen valt.”
Biobased bouwen heeft de naam duur te zijn. Hoeveel duurder is een biobased woning eigenlijk?
Wout: “Op dit moment is een biobased woning, van rijtjeshuis tot villa, ongeveer tien procent duurder ten opzichte van traditionele bouw. Dat verschil zal verdwijnen als je opschaalt. En dan heeft een woning van natuurlijke materialen vooral veel voordelen. In een goed ontwerp is zo’n huis bijvoorbeeld heel veel energiezuiniger ten opzichte van traditionele bouw, waardoor je het direct terugwint op je maandelijkse lasten.”