Of je in een tekst getrokken wordt, hangt onder andere af van je leeservaring, de structuur van de tekst en het taalgebruik. Dat concludeert Moniek Kuijpers in haar proefschrift, dat ze deze maand verdedigde aan de Universiteit Utrecht.
Iedereen kent het wel: de ervaring dat je zo in een boek gezogen wordt, dat je het niet meer weg kunt leggen. Je gaat helemaal op in de wereld van het verhaal. Even ben je je niet meer bewust van de wereld om je heen.
Deze ervaring noemen wetenschappers ook wel absorptie. Tot nu toe is het vooral onderzocht voor films, t.v.-series en games. Daarbij worden meestal de negatieve gevolgen van absorptie uitgelicht, legt Kuijpers uit: “Vooral bij gamestudies wordt vaak gewaarschuwd voor het effect van absorberen. Door mij te richten op literatuur, wilde ik aantonen dat het ook positieve kanten heeft.”
Boekenclubs
“Ik ben begonnen aan het onderzoek vanuit persoonlijke interesse, omdat ik zelf vrij makkelijk kan absorberen in verhalen, maar daarbij merkte dat mijn ervaringen veranderen per tekst. Bij sommige boeken gaat het makkelijker dan bij andere.” De promovenda wilde weten wat nu precies die absorptie teweeg brengt: zijn het bepaalde tekstkenmerken, en heeft het ook te maken met je leeservaring?
Om dat te onderzoeken legde ze zowel populaire als literaire teksten voor aan verschillende groepen lezers: van mensen met veel leeservaring, zoals literatuurstudenten en leden van boekenclubs, tot minder ervaren lezers. De teksten die de proefpersonen voorgelegd kregen, liepen uiteen van populair tot literair. En omdat de teksten niet teveel van elkaar mochten afwijken, herschreef de onderzoekster bestaande teksten. Bij populaire teksten maakte ze een literaire versie, en bij literaire teksten een populaire versie.
Sherlock Holmes
Kuijpers: “Omdat er in literaire teksten meer aandacht is voor de vorm, veranderde ik het taalgebruik van de populaire teksten. Daar heb ik bijvoorbeeld meer afwijkende metaforen gebruikt om zo de aandacht te vestigen op de vorm. Ik heb daarnaast meer literaire teksten gebruikt en die minder literair gemaakt door zoveel mogelijk kenmerkende tekstkenmerken weg te laten, zoals archaïsch taalgebruik.”
“Ik gebruikte bijvoorbeeld een tekst van Sir Arthur Conan Doyle, van de Sherlock Holmesverhalen. Dat zijn vrij oude verhalen, dus het taalgebruik is voor ons nu al best afwijkend. Daarbij heb ik een versie gemaakt, waarin ik dat ouderwetse taalgebruik omzet naar een modernere variant. Maar ook een versie van het verhaal waarbij ik juist probeer het nog afwijkender te maken, door bepaalde zegswijzen te vervormen en er metaforen van te maken. Op een bepaald moment vertelt het hoofdpersonage bijvoorbeeld over zijn oom die zelfmoord heeft gepleegd. In plaats daarvan staat in de literaire versie: ‘hij koos ervoor om de zwarte drempel vrijwillig over te steken’.”
Literatuur met een hoofdletter
In de bestaande literatuur is de heersende opvatting dat literatuur niet geschikt is om absorptie teweeg te brengen, vertelt Kuijpers. “Literatuur met een hoofdletter L zou veel meer dan een populaire tekst de aandacht vestigen op de vorm van het verhaal. De gedachte is dat je daardoor als lezer van een literaire roman veel sneller uit de verhaalwereld wordt gegooid. In mijn onderzoek wilde ik aantonen dat die scheiding tussen populaire teksten en literaire teksten veel minder strikt is.”
Om de mate van absorptie te meten, ontwikkelde Kuijpers een zogenaamde storyworld-absorptieschaal: een vragenlijst waarbij de lezer na het lezen van een tekst moet reageren op stellingen als ‘ik voelde mij betrokken bij de hoofdpersoon’ en ‘ik kon me goed voorstellen hoe de wereld van het verhaal eruit zag’.
Daarnaast werd voor elk van de proefpersonen hun ervaring met lezen gemeten met een speciaal ontwikkelde auteursherkenningstest. De proefpersonen kregen een lijst met auteursnamen voor zich, waarop ze moesten aankruisen welke auteurs ze kenden. Om sociaal wenselijke antwoorden tegen te gaan, werden de proefpersonen erop gewezen dat er ook nepnamen tussen stonden. Hoe hoger de score op die auteursherkenningstest, hoe meer ervaring dus met lezen.
Veellezers
Een van de conclusies uit de experimenten was, dat begrijpelijkheid een voorwaarde is voor absorptie. Dat was ook al aangetoond in eerder onderzoek. Opmerkelijker was dat literaire teksten net zo goed absorptie kunnen opleveren als populaire teksten. Leeservaring speelt daarbij een belangrijke rol, aldus Kuijpers. Mensen die minder lezen gaan makkelijker op in populaire teksten. Mensen die meer lezen aan de andere kant, gaan juist makkelijker op in literaire teksten.
Bovendien worden mensen met veel leeservaring minder opgezogen in populaire teksten. Kuijpers denkt dat dit komt doordat mensen die veel lezen eerder verveeld raken door populaire teksten: “Daarin gebruikt men regelmatig vaste formules: uitdrukkingen die vaker voorkomen. Ik kan me voorstellen dat je als veellezer nieuwe input nodig hebt om meer te kunnen absorberen.”
Bovendien denkt Kuijpers dat lezers van literaire teksten verschillende niveaus van absorptie ervaren. Daar wil ze dan ook nog verder onderzoek naar doen. “In de meeste absorptiestudies lijken de positieve effecten beperkt te zijn tot passieve entertainment. Het is natuurlijk heerlijk om even te kunnen ontsnappen aan de dagelijkse zorgen. Maar toch bestaat een positieve leeservaring voor mij niet alleen uit het plezier dat ik beleef aan het verhaal. Ik heb ook een positieve ervaring op het moment dat ik eindelijk iets door heb dat ik daarvoor maar moeilijk begreep.”