Naar de content

Van mondkapmeeuw tot verslikvis

Interview met Kees Moeliker over ‘De Kikkerkamasutra’

Afbeelding Francois Van Iersel via Pixabay

De elastiekooievaar, mondkapmeeuw en chassiskolibrie. Allemaal gingen ze dood door menselijk gedrag. Met zijn boek ‘De Kikkerkamasutra’ houdt Kees Moeliker ons op droogkomische wijze een spiegel voor.

5 september 2024

Een jonge Kees Moeliker gaat, gewapend met een keukenschaar, met regelmaat op zoek naar dode dieren in de natuur. Hij neemt vooral de schedels mee, die hij thuis bewaart in een klein ‘museumpje’. Op 9 februari 1975 vindt hij een zeekoet, een scene die hij uitgebreid beschrijft in zijn nieuwe boek De Kikkerkamasutra. De zwart-witte veren van de vogel zijn besmeurd met een dikke laag olie. Moeliker, die dan veertien jaar is, ziet dat de vogel in paniek is. Met zijn dolkvormige snavel haalt het dier uit naar het oog van de jonge Rotterdammer. De uithaal ketst af op het brillenglas, anders was Moeliker waarschijnlijk een oog kwijtgeraakt. Het is de laatste actie van de zeekoet, die sterft in de handen van de bioloog in de dop. Moeliker knipt met de keukenschaar de kop eraf, voor zijn verzameling.

Kadavers in het vriesvak

Voordat je zo’n kop tentoon kunt stellen, moet je deze eerst bewerken. Daarom was er in het huis van de familie Moeliker een vriesvak vol kadavers van kleine dieren. Niemand keek op van de inhoud. “Voordat ze in mijn museum kwamen, moest ik de koppen natuurlijk voorbereiden, zodat het er netter uitzag en niet ging stinken,” vertelt Moeliker nu. “Mijn ouders hebben mijn hobby altijd getolereerd en mijn broer wist ervan. Het vriesvak lieten zij dicht.”

Dat zijn ouders hun kleine Kees de ruimte gaven, wierp vruchten af. Hun zoon werkt al 35 jaar voor het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam en is inmiddels directeur. Ook schreef Moeliker meerdere boeken over dieren. Hij verwierf enige internationale bekendheid als De Eendenman, nadat een eend zich doodvloog tegen het raam van zijn werkkamer in het Natuurhistorisch Museum. Hierna was Moeliker ooggetuige van het eerste geval van homoseksuele necrofilie bij de wilde eend (of hij was in ieder geval de eerste die dit beschrijft). “Het liet mij zien dat er altijd wat nieuws te ontdekken valt. Sindsdien sta ik te boek als liefhebber van opmerkelijk diergedrag en krijg ik uit de hele wereld waarnemingen, krantenknipsels en filmpjes opgestuurd. Als er ergens een dier zich misdraagt, dan weet ik ervan. Ook De Kikkerkamasutra bevat dat toegestuurde materiaal.”

Pantsermeerval opeten

Het boek is een vertelling van bizar diergedrag en de ongelukkige manier waarop sommige dieren de dood vinden. Hoewel Moelikers schrijfstijl droogkomisch is, is de boodschap serieus. Dieren gaan te vaak dood door de stommiteit van mensen.

Van alle dieren is de mens misschien wel het meest curieus: “Het verhaal van de verslikvis vind ik een mooie”, vertelt Moeliker. “Een 27-jarige man is samen met vrienden veel bier aan het drinken. Ze hebben honger en besluiten levende vissen te eten uit het aquarium. De goudvissen zijn geen probleem, maar in de pantsermeerval verslikt hij zich letterlijk. Die gasten hebben niet opgelet tijdens biologie, want pantsermeervallen zetten bij gevaar de borstvinnen uit. En die gaan ook niet meer terug.”

Een traumatische ervaring, voor de vis en voor de man. In het ziekenhuis wordt de vis operatief verwijderd, waarna de man infecties krijgt en op de IC belandt. Hij overleeft het en het Erasmus MC brengt de vis naar het Natuurhistorisch Museum, waar dit dode dier met het bijbehorende verhaal nog steeds te vinden is.

Elastieken in plaats van wormen

De verslikvis kan nog worden gezien als een incident. Veel andere dieren overlijden op grotere schaal door menselijk toedoen. “In een stormvogel die bij ons in het museum staat, vonden we een nepworm, die sportvissers gebruiken om vis te vangen. En we hebben een jonge ooievaar die uit het nest viel en een maag vol postbode-elastieken bleek te hebben. De ouders van de ooievaar vonden een berg elastieken die in de natuur gedumpt waren en voerden die aan hun jong, met het idee dat het wormen waren.”

De cijfers die Moeliker in zijn boek noemt, zijn ronduit schokkend. Bij een onderzoek in Frankrijk werden na sectie op de lichamen van 57 dode ooievaars bij vijftien vogels elastieken in de maag gevonden. “Het komt echt heel veel voor. Het is sowieso bijna de standaard dat we plastic vinden in de dieren die wij prepareren, al ver voordat de plastic soep in oceanen bekend werd.”

Glas als boosdoener

Moeliker maakt zich ook zorgen om trends, zoals bouwen met veel glas. “Daar maak ik me druk over, want het is een van de grootste doodsoorzaken bij wilde vogels. Ze knallen er tegenaan. Er is net weer een wetenschappelijk artikel verschenen, dat duidelijk maakt dat het op wereldschaal om miljarden gaat. Zijn er straks nog wel vogels over, vraag ik me dan af.” Ook de huidige omgang met tuinen ergert de bioloog. “Mensen halen alle planten uit de tuin en leggen er kunstgras in. Dan denk ik: hoe kan je dat doen in deze tijd van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Aan die biodiversiteit kan je zelf juist veel bijdragen, door gras niet te snel te maaien en de juiste zaadmensgels te strooien, zodat er bloemen komen waar insecten wat aan hebben. En denk ook eens aan een bijenhotel, een nestkastje of voederplank. Helaas is een onderhoudsarme tuin de teneur, terwijl groen juist heel goed voor mensen is: nabijheid van natuur maakt mensen gelukkiger, slimmer en gezonder.”

De fijnzinnige titel van het boek is Moelikers poëtische verwijzing naar de onderzoeken en verhalen over kikkerseks. “Er is een ongekende diversiteit van posities van padden en kikkers bij de voortplanting, terug te brengen tot 8 verschillende paringsposities. Het mannetje grijpt het vrouwtje langdurig vast, op acrobatische wijze. De wetenschappelijke publicaties hierover zijn hilarisch. Zo leuk en intrigerend. Dat kon ik mijn lezers niet onthouden.”

Kees Moeliker, ‘De Kikkerkamasutra. Dode dieren, bizar gedrag en meer natuurgenot’, Uitgeverij Prometheus 2024.