Van de naar schatting miljoen Nederlanders die in de schulden zitten, komt een aanzienlijk deel uit gezinnen die ook al met schulden worstelen. Hoe valt die vicieuze cirkel nu te doorbreken?
Maatschappelijk werkster Sandra kent Elaine nog van haar tijd bij Jeugdzorg, toen het niet zo lekker liep bij Elaine thuis. Inmiddels staat Elaine op eigen benen: ze heeft een huis gekocht, als eerste in haar familie. Haar schulden zijn inmiddels echter opgelopen tot zo’n 20.000 euro. De gemeentelijke belastingen voor een koophuis bleken veel hoger dan ze verwachtte. Haar ex-man heeft haar met schulden achtergelaten en zelf heeft Elaine ook een paar stomme impulsaankopen gedaan. Haar administratie kan ze niet aan Sandra overhandigen: ‘Ik had iets van een ‘digiwoord’ nodig ofzo?’ Haar familie kan haar ook niet helpen, die zijn zelf financieel onhandig en hebben schulden.
De schuldenproblematiek van de fictieve Elaine staat symbool voor de situatie waarin naar schatting zo’n dertigduizend Nederlanders zich bevinden. In het eerste deel van dit tweeluik liet NEMO Kennislink al zien dat schuldenproblematiek in sommige families van generatie op generatie overgaat. Vaak betreft het daarbij multiprobleemgezinnen die naast schulden bijvoorbeeld ook worstelen met verstandelijke beperkingen, mentale problemen, opvoedingsissues, verslavingen of een vorm van huiselijk geweld.
Het aanpakken van transgenerationale schuldenproblematiek is essentieel. Allereerst natuurlijk voor de betrokkenen zelf. Hoe zwaar het is gebukt te gaan onder schulden, werd bijvoorbeeld mooi gedocumenteerd in de populaire documentairereeks Schuldig. In extreme gevallen plegen mensen zelfs zelfmoord omdat ze hun ‘schuldenrealiteit’ niet meer aankunnen. Daarnaast is het slecht voor de economie als mensen hun rekeningen chronisch niet betalen; alle schuldhulp kost de overheid een flinke duit. Hoe kan Nederland alle mensen – ongeacht hun achtergrond – een gelijke kans bieden om financieel op eigen benen te staan?
In het eerste deel zagen we dat een gebrek aan goede voorbeelden thuis en cognitieve problemen de transgenerationele schuldenproblematiek in de hand werken. Afwijkende waarden en normen spelen soms ook een rol. De afgelopen jaren zijn er nieuwe ideeën ontwikkeld om deze zaken aan te pakken. Als die werken, is het misschien tóch mogelijk om van een dubbeltje een kwartje te worden.
Zelfsturing leren
Het NIBUD, het Instituut voor Budgetvoorlichting, pleit bijvoorbeeld voor budgetlessen op school. Op die manier kunnen ook kinderen met ouders die onverstandig financieel gedrag vertonen, leren hoe ze goed met geld kunnen omgaan.
“Schulden op zich zijn het probleem niet. Belangrijker is hoe ouders daarmee omgaan,” vertelde Tamara Madern, lector schuldpreventie aan de Hogeschool Utrecht, aan een journalist van het Algemeen Dagblad. Ook huisarts Yvonne van Dijk, die werkt in een Amsterdamse wijk met veel schuldenproblematiek ziet wel wat in een stukje bewustwording. “Juist tienersmoeders uit families met schulden pronken vaak met de duurste merken kinderwagens. Zeker als je al krap zit, kun je natuurlijk beter voor een goedkopere kinderwagen gaan om zo meer geld over te houden voor luiers, kleertjes en andere essentials.”
Toch is budgetles niet dé oplossing. Zo blijkt uit steeds meer psychologisch onderzoek dat ook als we best weten hoe we zaken het beste kunnen aanpakken, we daar soms niet voor kiezen, omdat het botst met onze wensen.
“Financiële educatie is meer dan kennisoverdracht”, zegt Nadja Jungmann dan ook. Ze werkt als lector Schulden en Incasso bij Hogeschool Utrecht en onderzocht samen met Madern voor het rijk de effecten van financiële educatie. “Scholen kunnen kinderen beter meer stimuleren hun executieve functies te ontwikkelen. Als je sneller in actie kunt komen en beter kunt volhouden en je verlangens kunt sturen, dan werkt dat ook positief op je omgang met geld.”
Roeland van Geuns, lector Armoede aan de Hogeschool van Amsterdam beaamt dit. “Als mensen een gat in hun hand hebben, steekt daar vaak meer achter,” zei hij in het vorige deel van dit tweeluik. “Mensen uit achterstandsgezinnen zijn doorgaans minder goed in zelfsturing doordat ze om allerlei redenen vaak zwakker ontwikkelde executieve functies hebben. Die beslaan vaardigheden als plannen, nadenken voor je wat doet of gewoon je aandacht ergens bij houden.” Budgetles zou dus meer kans van slagen hebben als er indirect ook actief gewerkt wordt aan het verbeteren van deze cognitieve vaardigheden.
Toegankelijke voorschool
Tegelijkertijd is dat zo gemakkelijk nog niet. Deel één van dit tweeluik liet zien dat het probleem van gebrekkige executieve functies vaak al terug gaat tot de peutertijd. Daarnaast hebben kleuters uit achterstandsgezinnen vaak op taalkundig gebied een achterstand, bijvoorbeeld omdat ze thuis minder vaak voorgelezen en anderszins gestimuleerd worden of doordat hun ouders niet goed Nederlands spreken. Om ervoor te zorgen dat kinderen uit achterstandsfamilies niet al achterop geraakt zijn voor ze aan school beginnen, is het dan ook belangrijk dat ze een voorschool kunnen bezoeken. Dat verbetert hun taalkundige vermogen en executieve functies.
De opvang heeft ook los van het educatieve programma voordelen. Kinderen leren er structuur, in de kring zitten, naar een juf of meester luisteren, allemaal zaken die de overstap naar de (kleuter)school vergemakkelijken. Dit is extra belangrijk voor kinderen uit achterstandsgezinnen die doorgaans niet naar andere vormen van opvang gaan zoals een kinderdagverblijf of gastouder, bijvoorbeeld omdat werkloosheid een issue is en het geld ervoor ontbreekt. Hoewel de voorschool natuurlijk geen garantie biedt dat kinderen uit achterstandsgezinnen later geen schulden zullen opbouwen, geeft het ze een belangrijk zetje in de rug.
Aangekondigde bezuinigingen in 2018 van de demissionaire regering op achterstandsgelden, met name op die voor grote steden, bedreigen echter de toegankelijkheid van de voorschool voor achterstandsgezinnen. Zo besloot Amsterdam de bezuinigingen niet af te wachten en maakte de voorschool vanaf oktober niet meer gratis maar inkomensafhankelijk. Zo’n eigen bijdrage, hoe relatief klein die ook is, kan er gemakkelijk voor zorgen dat veel kinderen uit achterstandsgezinnen er niet meer naar toe gaan, vreest Sanne Dekkers, filiaalleidster van een kinderdagverblijf in de hoofdstad en zelf afkomstig uit een relatief arme buurt. “In gezinnen waar elk dubbeltje moet worden omgedraaid ontbreekt die financiële ruimte. Maar juist die kids kunnen de voorschool goed gebruiken.”
Andere cultuur
In het eerste deel viel ook te lezen dat er in sommige wijken soms andere waarden en normen heersen, die haaks staan op jezelf ontwikkelen en later financieel onafhankelijk zijn. Daarmee omgaan is een lastig dilemma. Je kunt een andere (werk)moraal nou eenmaal niet opleggen en iedereen heeft recht op zijn eigen ideeën. De Amerikaanse onderzoeker Ruby Payne pleit dan ook niet voor uitbanning, maar voor culturele overbrugging. Toen ze nog als leerkracht op een school met veel achterstandskinderen werkte, ontdekte ze bijvoorbeeld dat relaties in lagere sociale klassen een belangrijkere en andere rol spelen dan in andere lagen van de samenleving en er meer een claimcultuur heerst. Deels om die reden staat elders studeren of werken vaak ver van ze af.
Om een luie student uit een achtergesteld milieu te stimuleren zijn best te doen bij wiskunde, vertelde ze hem dan ook (nog) niet dat hij anders niet naar de universiteit kon, maar wel dat een gebrek aan wiskundige kennis betekende dat hij bij het kaarten met zijn vrienden het minder snel door zou hebben als ze vals zouden spelen. Waarna hij haastig aan zijn wiskundehuiswerk begon. En ze ontdekte dat wanneer leerlingen haar uitlachten als ze hen disciplineerde, ze dat niet deden om haar uit te dagen, maar dat je dat in hun omgeving nou eenmaal doet om je eer te behouden. Omgekeerd adviseert ze docenten om leerlingen uit achterstandsmilieus actief te wijzen op de (ongeschreven) regels van de middenklasse, die doorgaans in organisaties en bedrijven heersen. Op die manier kunnen ze zich gemakkelijker op school en later op het werk thuis voelen en bewegen.
Ook een recent project van de gemeente Rotterdam biedt aanknopingspunten. Het laat studenten Maatschappelijk Werk samen met een ervaren hulpverlener multiprobleemgezinnen assisteren. De student wordt uiteindelijk een soort buddy, ook omdat de relatie relatief gelijkwaardig is: het gezin leert van de student, maar die ook weer van het gezin voor zijn studie.
Maar er is meer. Kinderen uit achterstandsgezinnen bevinden zich vaak een relatief kleine sociale cirkel, met families die er een soortgelijk leven op nahouden. Een student biedt ze een ander rolmodel en kan ze vertellen wat studeren precies inhoudt. Zo krijgen ze een kijkje op een andere sociale wereld. Wat hen wellicht als volwassene weer meer vrijheid kan geven om te besluiten welk gedrag van hun ouders ze wel en niét willen overnemen.