Vallen embryo-modellen onder de wettelijke definitie van een embryo en zouden ze daarom bijzondere bescherming moeten krijgen? Een ingewikkelde vraag volgens rechtsfilosoof Britta van Beers.
Veel mensen vinden dat een embryo speciale bescherming verdient en niet zomaar als ’ding’ mag worden behandeld. Daarom hebben we in Nederland de Embryowet, die onderzoek met embryo’s reguleert. Deze wet vertelt wetenschappers wat ze wel en niet mogen doen met embryo's in het laboratorium. Ze mogen embryo’s bijvoorbeeld niet langer dan veertien dagen in leven houden buiten de baarmoeder en ze mogen uitsluitend embryo’s gebruiken die over zijn van een ivf-behandeling, mits ouders daar toestemming voor geven. Maar wanneer precies valt iets onder de wettelijke definitie van een embryo? Dat blijkt nogal ingewikkeld te zijn.
Killswitch
Een nieuwe ontwikkeling die wereldwijd voor verwarring zorgt, is de opkomst van embryo-modellen. Deze modellen worden gemaakt van menselijke cellen en bootsen (een deel van) de ontwikkeling van een embryo na. Onderzoekers hopen met deze embryo-modellen inzicht te krijgen in het ontstaan van ziekten of waarom er problemen ontstaan bij de innesteling van een embryo in de baarmoeder. Het is momenteel niet duidelijk of embryo-modellen onder de Embryowet vallen en dus bijzondere bescherming verdienen, omdat ze nog niet bestonden toen de Embryowet in 2002 werd opgesteld.
— Britta van Beers
In het kader van de herziening van de Embryowet kondigde demissionair minister Ernst Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vorig jaar aan dat hij de wettelijke definitie van een embryo wil aanpassen zodat embryo-modellen er ook onder vallen indien ze een intact embryo nabootsen. Als dat gebeurt, blijft onderzoek met embryo-modellen mogelijk, maar gelden dezelfde beschermende voorwaarden als voor onderzoek met embryo’s.
Volgens rechtsfilosoof Britta van Beers is het initiatief te prijzen maar biedt dit voorstel nog te veel ruimte voor interpretatie. Het is namelijk niet duidelijk wat Kuipers bedoelt met ‘intact’. Het zou kunnen betekenen dat onderzoekers vrij spel hebben met embryo-modellen, zolang ze ervoor zorgen dat het niet ‘intact’ is, zegt Van Beers: “Onderzoekers kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat het neurale netwerk van een embryo-model ernstig wordt aangetast, zodat het geen gevoel zal ontwikkelen, of een genetische aanpassing doen waardoor het embryo geen hoofd zal ontwikkelen. Dan is er geen sprake meer van een ‘intact embryo’, maar vervalt daarmee ook de beschermwaardigheid?”
Het is belangrijk om hier zorgvuldig naar te kijken, vindt Van Beers. Ze waarschuwt voor commerciële bedrijven, zoals het Israëlische biotechbedrijf Renewal Bio, dat menselijke embryo-modellen wil maken om radicale levensverlenging en verjonging mogelijk te maken. “Deze bedrijven kunnen eenvoudig een 'killswitch' inbouwen om te voorkomen dat hun embryo-modellen uitgroeien tot een mens. Op deze manier kunnen ze ervoor zorgen dat hun embryo-onderzoek niet onder onze Embryowet valt.”
Symbolische waarde
Van Beers benadrukt het belang van definities. Eerder onderzocht ze de definitie van een 'menselijk lijk', nadat er ophef was ontstaan over het feit dat necrofilie (seks hebben met een dood lichaam) niet als zodanig strafbaar was volgens de Nederlandse wet. Dit had te maken met hoe de wet een dood lichaam zag, legt Van Beers uit. "Het maakt een verschil of je een dood lichaam ziet als een persoon of als een object. Een dood lichaam is geen persoon meer, zodat je ook niet meer kan spreken van verkrachting, maar tegelijkertijd is het lijk juridisch gezien niet vogelvrij. Zo blijkt uit de geschiedenis van onze Grondwet dat het recht op lichamelijke integriteit na de dood doorwerkt. Op grond daarvan zou de wetgever lijkschennis en necrofilie eigenlijk moeten verbieden."
Op dezelfde manier wordt een embryo niet beschouwd als een volwaardig persoon. Als we dat wel zouden doen, heeft dat grote gevolgen, bijvoorbeeld voor abortus. “Maar een embryo is ook geen willekeurig gebruiksvoorwerp”, zegt Van Beers. “Veel mensen zien een embryo als het begin van menselijk leven. In de Nederlandse wet is daarom gekozen voor een middenweg: een embryo wordt niet gezien als een persoon, maar krijgt als vorm van menselijk leven wel speciale bescherming onder de Embryowet. Om die reden mag je embryo’s bijvoorbeeld niet verkopen of gebruiken als ingrediënt voor cosmetische behandelingen.”
De vraag is dus onder welke voorwaarden embryo-modellen onder de Embryowet vallen en speciale bescherming moeten krijgen. Die vraag is echter niet gemakkelijk te beantwoorden. Dat komt doordat de beschermwaardigheid niet alleen afhangt van de biologische eigenschappen van het embryo, maar ook van de symbolische en relationele waarde die mensen eraan toekennen, zegt Van Beers, zoals eveneens het geval is bij het gestorven lichaam. Die symbolische betekenis is lastig te vangen in een definitie. Daarom gebruiken we biologische definities in onze wetgeving, maar die zijn nooit helemaal toereikend. Nieuwe kennis of technologieën kunnen ervoor zorgen dat de definitie opnieuw moet worden herzien.