Het microbioom van de penis is veel minder goed onderzocht dan het microbioom van de vagina. Wel is duidelijk dat de uitwisseling van bacteriën tijdens seksuele betrekkingen een belangrijke invloed kan hebben op de gezondheid van beide partners.
Het vaginale microbioom is heel belangrijk voor de gezondheid van vrouwen, hun partners, maar zeker ook hun kinderen. Bij een normale bevalling en geboorte vormen de bacteriën uit de vagina van de moeder immers de eerste bacteriën die pasgeborenen gaan koloniseren zowel op de huid, als in de mond, darm en bovenste luchtwegen. De samenstelling van het microbioom zal in pasgeborenen snel veranderen en meer specifiek worden voor de verschillende lichaamsoppervlakten.
Gezonde zuurgraad
Vanaf de geboorte wordt de vagina gekoloniseerd, vooral door bacteriën uit het maagdarmstelsel via een natuurlijke migratie die onafhankelijk is van hygiëne. Om een bepaalde niche in ons lichaam goed te koloniseren moeten de bacteriën die er terecht komen daar ook goed kunnen overleven en groeien. Een van de belangrijkste factoren die bepaalt dat bepaalde bacteriën goed of net niet goed groeien in de vaginale niche is het oestrogeenniveau. Oestrogeen zorgt voor een stijging van de hoeveelheid aangemaakt glycogeen (een polymeer van glucose) in vaginale epitheelcellen, wat een verdikking van het vaginale epitheel veroorzaakt.
Bij het afschilferen van de bovenste epitheellaag komt dit glycogeen vrij waardoor micro-organismen die goed groeien met glucose als koolstofbron, zoals lactobacillen, een selectief voordeel hebben om de vagina te koloniseren. Wanneer er geen zuurstof aanwezig is in de omgeving wordt dit glucose omgezet tot melkzuur (een proces dat ook fermentatie wordt genoemd). Dit levert een lage vaginale zuurtegraad op tussen pH 4-5. Aangezien dit bij gezonde vrouwen vaak het geval is, wordt dit ook beschouwd als indicator voor een goede vaginale gezondheid.
Invloed van oestrogeen door de jaren heen
Door het leven van de vrouw heen verandert de productie van oestrogeen, en daardoor ook de samenstelling van het vaginale microbioom. De aanwezigheid van oestrogenen van de moeder bij pasgeborenen resulteert zelfs tijdelijk in een hoog glycogeenniveau, waardoor er tijdelijk meer lactobacillen aanwezig zijn. Door de snelle afbraak van deze oestrogenen en daling van het aantal lactobacillen, wordt het vaginale microbioom bij babymeisjes vanaf enkele maanden onder andere gekarakteriseerd door anaerobe bacteriën (die groeien in de afwezigheid van zuurstof) zoals Bacteroides en Enterococcus faecalis.
Vanaf de puberteit gaan de eierstokken zelf oestrogenen produceren, waardoor de lactobacillen weer toenemen. Omdat het oestrogeenniveau ook varieert naargelang het stadium van de menstruatiecyclus, zorgt dit ook voor veranderingen in het vaginale microbioom op korte termijn. Ook tijdens de zwangerschap verandert het vaginale ecosysteem met een daling van het aantal bacteriesoorten, dus een daling in de diversiteit en een stijging in de genera Bacteroides, Actinomycetes en Lactobacillus.
Vanaf de menopauze daalt het oestrogeenniveau opnieuw, waardoor er wederom vrij weinig lactobacillen aanwezig zijn. Hierdoor wordt de vaginale niche minder beschermd waardoor vrouwen in de menopauze gevoeliger kunnen zijn voor infecties aan de urinewegen en vagina. Een gezond Lactobacillus-gedomineerde microbioom kan echter hersteld worden door middel van oestrogeentherapie, waardoor de gevoeligheid voor infecties verminderd kan worden.
Melkzuurbacteriën domineren de vagina
Bij de grote meerderheid van gezonde, vruchtbare vrouwen (vanaf de puberteit) wordt het vaginale microbioom dus gedomineerd door Lactobacillus-soorten. We weten al vrij lang dat Lactobacillus-bacteriën belangrijk zijn. Zo beschreef de Duitse gynaecoloog Albert Döderlein reeds in 1892 op basis van microscopie de aanwezigheid van staafvormige bacteriën (bacillen) die belangrijk leken voor vaginale gezondheid. Microscopie blijft tot vandaag de dag nog steeds een belangrijke techniek voor de diagnose van verschillende vaginale aandoeningen.
Recent worden moleculaire technieken op basis van DNA meer en meer toegepast om een gedetailleerder beeld te krijgen van het vaginale microbioom. Deze technieken beschouwen immers de gehele microbiële gemeenschap en niet enkel de micro-organismen die in het laboratorium gekweekt kunnen worden.
Er blijken minstens vijf verschillende types van vaginale microbiomen te bestaan, vergelijkbaar met de enterotypes in de darm. Deze indeling in types gebeurt voornamelijk op basis van de meest dominante soort. Dat kan L. crispatus, L. gasseri, L. iners of L. jensenii of meerdere niet-Lactobacillus soorten zijn bij gezonde vrouwen. Vele factoren hebben een belangrijke invloed op het vaginale ecosysteem zoals onder andere variaties in het oestrogeenniveau, etnische achtergrond, anticonceptie, seksuele gewoontes en het gebruik van antibiotica.
Verstoring van het vaginale microbioom
Het vaginale microbioom kan op verschillende manieren verstoord worden en uit balans raken, wat we dysbiose noemen. Terwijl bij candidose en trichomoniase één specifieke soort, respectievelijk de gist Candida albicans en de parasiet Trichomonas vaginalis, de vaginale niche zal overgroeien, worden bacteriële vaginose (BV) en aerobe vaginitis (AV) niet gekenmerkt door een specifieke dominante ziekteverwekkende soort.
AV en BV vertonen enkele gelijkaardige symptomen, zoals een onaangenaam geurende vaginale afscheiding en het verdwijnen van lactobacillen, maar het zijn twee aparte aandoeningen met een verschillend ziektebeeld en verschillende vaginale microbiële gemeenschappen. Waar bij BV de vagina overgroeid wordt door anaeroben, zoals Gardnerella vaginalis, is het totale aantal bacteriën bij AV afgenomen, samengaand met een toename in aerobe species zoals Groep B Streptokokken. Bovendien ziet men bij BV eerder een milde ontsteking en een gezond vaginaal weefsel, terwijl AV gekenmerkt wordt door ontsteking en/of afschilfering van het vaginaal epitheel.
Naast de problematiek van deze aandoeningen zelf, wordt vaginale dysbiose ook geassocieerd met verschillende ernstige complicaties. Zo zou dysbiose een verhoogd risico op zwangerschapscomplicaties opleveren en het zwanger worden bemoeilijken. Daarnaast speelt het microbioom een belangrijke rol in de vatbaarheid voor verschillende urogenitale aandoeningen en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s). Zo zou bij dysbiose onze weerstand tegen herpes simplex virus type 2 (HSV-2) infectie (veroorzaakt genitale herpes), HIV en humaan papillomavirus (veroorzaakt genitale wratten) verminderd zijn.
Andere belangrijke seksueel overdraagbare aandoeningen veroorzaakt door bacteriën zijn Chlamydia, gonorroe (Neisseria gonorrhea ) en syfilis (Treponema pallidum). Momenteel zijn Chlamydia, genitale wratten, herpes genitalis, gonorroe, syfilis, hepatitis B en aids (veroorzaakt door het HIV virus) de meest voorkomende geslachtsziekten in Nederland en België.
Het microbioom van de penis
In vergelijking met de vagina is het microbioom van de penis veel minder onderzocht. Op de huid van de penis en de eikel komen verschillende bacteriën voor, die volgens recent onderzoek ook in verschillende types opgedeeld kunnen worden, vooral bij mannen met veel en weinig diverse bacteriën. Zo lijken typische huidbacteriën als Corynebacterium en Staphylococcus vooral voor te komen bij mannen van het ‘lage-diversiteitstype’.
Mannen van het ‘hoge diversiteitstype’ hebben vaker bacteriën die geassocieerd zijn met de bacteriële vaginose bij hun vrouwelijke partners, zoals Prevotella en Porphyromonas. Dit wijst er op dat de uitwisseling van bacteriën tijdens seksuele betrekkingen een belangrijke invloed kan hebben op de gezondheid van beide partners. Besnijding bij mannen reduceert het risico op heel wat virusinfecties zoals HIV, herpes simplex virus 2 (HSV-2) en het humane papillomavirus (HPV). De impact van besnijding op andere typische seksueel overdraagbare aandoeningen is veel minder eenduidig.