Al spreek je een vreemde taal nog zo goed, je moedertaal klinkt meestal toch nog in je uitspraak door. Bij jou niet? Dan zijn Nijmeegse taalwetenschappers op zoek naar jou.
Klinken de Engelse woorden ‘said’ en ‘sad’ uit jouw mond hetzelfde? En ‘celery’ en ‘salary’? Aan de uitspraak van deze woordduo's herken je meestal makkelijk de Nederlander. Want hoe goed je Engelse grammatica ook mag zijn, en hoe groot je woordenschat ook is, veel mensen hebben toch een Nederlands accent als ze in een tweede taal spreken. Maar niet iedereen; Frans Timmermans, fractievoorzitter van GroenLinks-PvdA en daarvoor jarenlang Eurocommissaris, is hier een heel bekend voorbeeld van. Hij is een zogenaamde superpronouncer, die vrijwel accentloos Engels, Duits en Frans spreekt.
Wat maakt Timmermans en andere superpronouncers anders dan andere vreemdetaalleerders? PhD-onderzoeker Sweekriti Narayanan en hoogleraar psycholinguïstiek Kristin Lemhöfer, beiden werkzaam bij het Donders Instituut van de Radboud Universiteit, proberen deze vraag te beantwoorden. Hiervoor zijn ze op zoek naar mensen die een vreemde taal zó goed hebben leren spreken, dat ze klinken alsof ze ‘gewoon’ een moedertaalspreker zijn.
Talenknobbel
“Je hebt mensen die de wetten van taalontwikkeling lijken te tarten”, zegt Lemhöfer. “Als je als volwassene een tweede taal leert, dan heb je eigenlijk altijd wel een accent, en normaal gesproken behoud je dat accent ook in zekere mate. Maar sommige mensen hebben daar geen last van. Dat zijn de superpronouncers. Die vinden we heel interessant. We schatten dat zo’n vijf procent van de bevolking er een is.”
— Kristin LemhöferWe denken dat superpronouncers bijzonder goed onthouden hoe accenten klinken
Vijf procent is niet veel. Hoe weet je of jij zelf misschien een superpronouncer bent? “Dat hoor je zeer waarschijnlijk wel van andere mensen”, zegt Narayanan. “Als jij echt talent hebt voor het uitspreken van vreemde talen, dan krijg je daar regelmatig complimenten over.” Lemhöfer: “Er wordt dan vaak van je gezegd dat je een talenknobbel hebt, en dan specifiek met betrekking tot het uitspreken van de taal.”
Uitspraakverschillen
Maar waar zit dat ‘m dan precies in? Superpronouncers kunnen twee dingen heel goed. Om te beginnen kunnen ze precies horen hoe klanken in talen van elkaar verschillen. Vervolgens zijn ze ook nog in staat om in hun uitspraak rekening te houden met die verschillen. Een goed voorbeeld is het woord ‘bed’. “In het Engels spreek je dat uit met een ‘d’ op het einde, maar in het Nederlands spreek je die ‘d’ niet uit als een ‘d’, maar als een ‘t’,” legt Lemhöfer uit. Eigenlijk zeggen wij dus ‘bet’. “Dat blijven Nederlanders ook in het Engels vaak doen. Maar een moedertaalspreker van het Engels zou van die ‘d’ nooit een ‘t’ maken. En een superpronouncer doet dat ook niet.”
Een ander, iets complexer voorbeeld is het klankverschil in de klinkers in ‘kettle’ (‘fluitketel’) en ‘cattle’ (‘vee’). ‘Kettle’ spreek je uit als ‘keh-tl’, en ‘cattle’ als ‘ka-tl’. “Nederlandse mensen lukt het vaak niet goed om die twee woorden echt verschillend uit te spreken.” Wat ze meestal doen is een soort middenweg vinden: “Ze spreken allebei de woorden uit met één en dezelfde klank, die het midden houdt tussen de ‘e’ van ‘kettle’ en de ‘a’ van ‘cattle’. Dat komt doordat het Nederlands en het Engels andere klinkers hebben – het Nederlands heeft namelijk alleen maar die middenklank. Ook horen Nederlanders het verschil tussen ‘kettle’ en ‘cattle’ vaak niet.” Superpronouncers horen dit verschil wel, en ze kunnen het bovendien ook uitspreken.
Een bijzonder brein
“We willen heel graag weten hoe het kan dat sommige mensen zo goed zijn in het uitspreken van een tweede taal,” zegt Narayanan. “We denken dat het brein van superpronouncers op bepaalde manieren verschilt van dat van andere mensen. We verwachten bijvoorbeeld dat ze een bovengemiddeld goed episodisch geheugen hebben voor klanken.”
Het episodische geheugen is een onderdeel van het langetermijngeheugen, waaruit je kennis bewust kunt oplepelen op het moment dat je die nodig hebt. Het episodische geheugen bevat kennis over specifieke gebeurtenissen in je persoonlijke leven, zoals bijvoorbeeld een feestje waar je bent geweest, maar ook een gesprek dat je hebt gehad. “We denken dat superpronouncers bijzonder goed onthouden hoe accenten klinken,” zegt Lemhöfer. “De verwachting is dat ze als het ware in hun hoofd kunnen afspelen hoe een moedertaalspreker klinkt als die Engels praat. En dat kunnen ze vervolgens zelf heel goed nadoen.”
De term ‘superpronouncer’ hebben Narayanan en Lemhöfer overigens zelf bedacht. “Er was in de literatuur nog niet eens een woord voor, zo weinig onderzoek is er hiernaar gedaan.”
Om erachter te komen of superpronouncers inderdaad een bijzonder brein hebben, hebben Narayanan en Lemhöfer deelnemers nodig. “We zoeken hiervoor Nederlandse mensen die heel goed Engels spreken, en dat op latere leeftijd hebben geleerd,” zegt Narayanan. “Het is dus niet de bedoeling dat je van kinds af aan tweetalig bent opgevoed. Je moedertaal moet Nederlands zijn.”