Het Chinees-Indisch restaurant is een typisch Nederlands fenomeen. Het is zelfs zo kenmerkend voor de Nederlandse cultuur, dat het in 2021 is uitgeroepen tot Immaterieel Erfgoed. Maar hoe is het Chinees-Indisch restaurant ontstaan?
Ieder dorp heeft er minstens één, en iedere stad minstens tien; een Chinees-Indisch restaurant. Het is een groot fenomeen binnen de Nederlandse cultuur, herkenbaar aan de rode lampionnetjes en het zwaaiende gouden katje. Wanneer je erover nadenkt, is het vooral ook een bijzonder concept. Wat doen die Chinese en Indische gerechten hier in Nederland eigenlijk in dezelfde keuken?
Havenarbeiders en immigranten
De eerste sporen van het Chinees-Indische restaurant zijn terug te vinden in het havengebied van Rotterdam. Hier kwamen in 1911 veel Chinezen werken als havenarbeider. In de daaropvolgende jaren werden de eerste Chinese eethuizen opgezet, met als voornaamste doelgroep de Chinese gemeenschap zelf. In de jaren 20 nam onder hen het aantal verkopers van etenswaren, met name pinda’s, sterk toe als gevolg van de economische crisis; veel Chinese havenarbeiders verloren hun baan, en konden vanwege hun achtergrond lastig iets nieuws vinden.
Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de komst van Indische repatrianten en de terugkeer van Nederlandse militairen vanuit Nederlands-Indië voor een omwenteling binnen de Chinese restaurantcultuur. Er ontstond een vraag naar Indisch eten, en Chinese restaurants besloten deze behoefte te gaan vervullen. De naam en de menukaart werden aangevuld en porties en smaken werden meer aangepast aan de Nederlandse standaarden: een nieuw concept was geboren.
De Chinees-Indische rijsttafel
Hoewel de gemiddelde Nederlander wellicht denkt erg exotisch bezig te zijn wanneer hij bij de lokale afhaalchinees een rijsttafel ophaalt, is er eigenlijk bijna niets Hollandser dan dit. De term ‘rijsttafel’ werd voor het eerst begin negentiende eeuw gebruikt door Nederlanders die in Nederlands-Indië woonden. Toen Indisch eten in de jaren 50 overkwam naar Nederland, werden veel recepten aangepast aan de beschikbaarheid van producten én aan de vraag vanuit de samenleving. De Chinees-Indische rijsttafel die wij kennen, ligt dan ook ver af van het origineel dat destijds in Nederlands-Indië werd gegeten.
Doorgeefluikje
Een blik op het heden. Want wat maakt een Chinees-Indisch restaurant nu eigenlijk echt een typisch Chinees-Indisch restaurant? Allereerst kan je er de hele week terecht, van maandag tot en met zondag. De eigenaar is zelf ook bijna altijd aanwezig, en de bestellingen worden doorgegeven en uitgeserveerd via een ‘luikje’, de verbinding tussen het restaurant en de keuken. Verder heeft de menukaart een unieke samenstelling van Chinese, Indische, Chinees-Indische en zelfs enkele typisch Nederlandse (bij)gerechten. Een ander zeer belangrijk aspect: je krijgt veel voor weinig. Sambal kan je zelfs gratis erbij krijgen, al wordt daar door lang niet iedereen gebruik van gemaakt.
Immaterieel Erfgoed
Het Chinees-Indische restaurant is dus een specifiek en uniek verschijnsel. Het is zelfs zo kenmerkend voor de Nederlandse cultuur, dat de Chinees-Indische restaurantcultuur sinds februari 2021 Immaterieel Erfgoed is. Desondanks daalt het aantal restaurants de laatste jaren. Dit komt door de veranderende eetcultuur: het vaak zware eten vormt een contrast met de lichte en gezonde maaltijden waar steeds meer vraag naar is. Bovendien begonnen veel Chinezen hun restaurant juist zodat hun kinderen konden gaan studeren. Hierdoor zijn er tegenwoordig weinig opvolgers te vinden.