Depressie is een ingewikkelde aandoening waarin genen een rol spelen. Maar wat voor rol is dat? Het duidelijkste antwoord tot nu toe komt van een grote groep internationale onderzoekers. Zij vonden 44 genetische varianten die het risico op depressie vergroten.
Vroeger dacht men dat er één of misschien twee genen ten grondslag lagen aan depressie. Als je het ziekmakende gen vond, zou een medicijn niet ver weg zijn. Maar zo makkelijk blijkt het niet te zijn. Bij depressie spelen honderden genen mee die elk een klein beetje bijdragen aan het risico. “Een flinke proportie van die genen hebben we nu gevonden”, zegt statistisch geneticus Danielle Posthuma, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Zij werkte mee aan een groot genetisch onderzoek, samen met nog tweehonderd andere wetenschappers uit 160 internationale onderzoeksgroepen, die zich verenigd hebben in het Psychiatric Genomics Consortium. Dit consortium spant zich in om de genetische basis van psychiatrische stoornissen op te helderen.
Recent keken ze naar depressie. Het team vergeleek het genoom van ruim 135 duizend mensen met zware depressie met dat van 345 duizend mensen zonder depressie. De analyse, onlangs gepubliceerd in Nature Genetics, leverde 44 genetische variaties op die samenhangen met de aandoening. Dertig daarvan waren nog nooit eerder gevonden.
Genetisch gevoelig
Volgens het Trimbos-instituut krijgt bijna twintig procent van de volwassen Nederlanders ooit in het leven te maken met een depressie. Niet iedereen is even vatbaar; de aandoening is voor veertig procent erfelijk. “Genen geven je alleen een bepaalde gevoeligheid voor depressie”, legt Posthuma uit. “Er is een meestal nog een trigger nodig, bijvoorbeeld een scheiding, om die gevoeligheid tot uiting te laten komen.”
Alle mensen dragen genvarianten met zich mee die het risico op zware depressies vergroten. Het aantal kan alleen erg verschillen tussen individuen. De één slaat zich makkelijk door een scheiding heen, terwijl de ander wegzakt in een depressie. Die laatste persoon is genetisch waarschijnlijk gevoeliger voor tegenslagen.
Het opsporen van de verantwoordelijke genen bleek in het verleden lastig, omdat elk gen op zichzelf maar zo’n klein effect heeft. Pas als je het genoom van heleboel mensen analyseert, komen grote aantallen genetische variaties bovendrijven. Het Psychiatric Genomics Consortium nam daarom de gegevens van zeven grote studies samen. De genen die zij aantroffen lijken veelal verantwoordelijk te zijn voor de werking van zenuwcellen in een paar specifieke hersengebieden.
Voorspellende DNA-test
De vraag is wat we eraan hebben om de genetische architectuur van depressie steeds verder te verfijnen. Bij ziekten als kanker helpt het ongetwijfeld om de ziekmakende genen te kennen. Tumoren worden tegenwoordig ingedeeld op type aan de hand van DNA-mutaties. En een DNA-test kan bijvoorbeeld ook voorspellen of een vrouw met borstkanker na de operatie chemotherapie nodig heeft.
Heeft inzicht in het genoom bij psychiatrische aandoeningen ook nut? Wel als je depressie ziet als hersenziekte met een biologische oorsprong, volgens het Psychiatric Genomics Consortium.
Zou je dan op basis van een DNA-test kunnen zien of middelen als antidepressiva aanslaan? Bij een derde van de mensen met een depressie slaan deze medicijnen niet voldoende aan. “Dat is wel waar we naartoe willen”, aldus Posthuma. “In de psychiatrie kunnen we groepen patiënten nu indelen op basis van het soort symptomen dat zij hebben. Die symptomen moeten de reactie op een medicijn voorspellen, maar dat werkt niet zo goed. Het zou mooi zijn als we patiënten met depressie ook kunnen indelen aan de hand van hun genetische variaties, om op basis daarvan reacties op medicatie te voorspellen.”