Hoe meer variatie in het landschap hoe hoger de diversiteit, vertellen veel biologen ons. Als het aantal plekjes voor organismen om in te leven sterk toeneemt, kan dit echter tot zeer verrassende resultaten leiden. Dit heeft gevolgen voor natuurbeleid.
Een divers landschap is prima voor de biodiversiteit omdat er dan meer soorten in dat landschap kunnen leven. Meer niches voor organismen om in te leven is het idee. Althans, die wetenschappelijke theorie hangen ecologen en ook paleoecologen al 50 jaar aan. Maar klopt dit wel? Omri Allouche en collega’s halen die theorie deels onderuit in Proceedings of the National Academy of Sciences.
Compromis
Zij stellen dat de grootte van het leefgebied ook een belangrijke rol speelt. Als het aantal niches sterk toeneemt binnen een klein gebied, zal de populatiegrootte van een soort afnemen. Als er minder individuen zijn, is het risico op uitsterven groter. Uiteindelijk zal dit dus leiden tot minder soorten ondanks het hoge aantal niches. Als het gebied echter groot genoeg is, kunnen meer niches wél leiden tot meer soorten.
Het komt er op neer dat er voor elke groep organismen een aantal niches is waarbij de hoogste soortenrijkdom bereikt kan worden. Om het hoogste aantal soorten te bereiken is er dus een compromis nodig: veel niches graag, maar niet te veel zodat soorten een te grote kans op uitsterven hebben.
Praktijk
Het bovenstaande is een theorie en kan niet geaccepteerd worden als wetenschappelijke theorie zonder dit te testen. Allouche en collega’s keken daarom naar vogels in Catalonië in noordoostelijk Spanje. De verscheidenheid aan vogels wordt hier vooral bepaald door hoogteverschillen.
Net zoals volgens de theorie neemt het aantal vogelsoorten af bij een te groot aantal niches (dzw als er erg grote hoogteverschillen zijn). Dit patroon is nog steeds zichtbaar als hetzelfde oppervlak wordt gebruikt per hoogteverschil. Verder neemt ook de populatiegrootte af bij grote hoogteverschillen, terwijl het risico op uitsterven juist toeneemt, wederom zoals verwacht volgens de theorie.
Daarnaast deden de wetenschappers ook nog numerieke simulaties: de resulaten bevestigen de theorie en de resultaten van het Spaanse vogelonderzoek.
Op grotere eilanden zijn vaak meer soorten te ontdekken. Dit komt omdat er bij grotere eilanden vaak diverse leefgebieden zijn, meer dan op een klein eiland. Door echter per gelijk oppervlak te kijken, komen vaak wederom dezelfde resultaten tevoorschijn.
Verschillend
Groepen organismen variëren sterk in de grootte van een niche waarin ze kunnen leven. Sommige organismen hebben voor een leefbare populatie slechts een klein gebied nodig, terwijl andere diergroepen een veel groter areaal gebruiken om te kunnen overleven.
Vergelijk bijvoorbeeld het leefgebied nodig voor een olifantenpopulatie en die voor muggen: een wereld van verschil. De relatie tussen het aantal niches en de diversiteit verschilt per groep organismen: dit hangt af van de grootte van het gebied, maar ook van de eigenschappen van de soorten zelf, de omgeving en de lengte van de tijdsperiode waar naar gekeken wordt.
Gevolgen voor natuurbehoud
Op basis van de theorie dat een zeer divers landschap met vele niches positief zou werken voor de soortendiversiteit worden vaak zulke gebieden geselecteerd voor natuurbehoud. Ook het creëren van landschappen met veel niches zou een hoge diversiteit op moeten leveren. Het onderzoek Allouche en collega’s vertelt dat dit niet per definitie zo is. De gevolgen voor natuurbeleid zijn dat ingrepen in het landschap niet altijd zinvol zijn. Voorafgaand onderzoek aan de te beschermen diergroepen is daarom noodzakelijk.
Zie ook:
- Nederlandse biodiversiteit in internationaal perspectief (Kennislinkartikel van BWM)
- Ontwikkeling van de biodiversiteit (Kennislinkartikel van BWM)
- Ecologische waarde van biodiversiteit (Kennislinkartikel van BWM)
- Hoezo is biodiversiteit belangrijk? (Kennislinkkolom)