Straf leidt tot inkeer, dat is tenminste het idee. In de praktijk leiden veel gevangenisstraffen juist tot extra criminaliteit. Hoe komt dat, en kunnen we de terugkeer vanuit de cel verbeteren?
Helpt het om misdadigers stevig te straffen? Dat klinkt best logisch. Gevangenschap toont dat misdaad niet loont, daardoor haal je het een volgende keer wel uit je hoofd. De praktijk bewijst anders. De Nederlandse recidivecijfers zijn hoog: binnen twee jaar na vrijlating kiest 47 procent van de gevangenen weer het verkeerde pad.
Dat lijkt misschien onvermijdelijk: eens een crimineel, altijd een crimineel. Maar andere plekken bewijzen het tegendeel. In Noorwegen ligt het recidivepercentage de laatste jaren bijvoorbeeld onder de twintig procent. Kennelijk is het mogelijk om mensen minder vaak opnieuw de fout in te laten gaan. Waarom slaagt Nederland daar zo slecht in en waar ligt ruimte voor verbetering?
Dader met problemen
Straffen gaat uit van een berekenende misdadiger, die wordt afgeschrikt als de potentiële nadelen groter zijn dan de winst die met een misdaad zijn te behalen. Bij misdadigers denken we dan ook vaak aan slinkse daders, maar in werkelijkheid oogt de gevangenispopulatie anders, vertelt criminoloog Jennifer Doekhie van de Universiteit Leiden. Ze sprak voor haar onderzoek met honderd (oud-)gedetineerden over hun ervaringen met het strafsysteem. “De berekenende groep bestaat zeker, maar het merendeel van de detentiepopulatie kampt met een combinatie van problemen. Ze hebben bijvoorbeeld een verslaving, psychische problematiek, beperkte cognitieve vermogens, schulden of zijn dakloos.”
— Jennifer DoekhieNiemand begint z’n leven met het plan om in de gevangenis te belanden en anderen pijn te doen
Zolang die situatie onveranderd blijft, is er een grote kans op herhaling, vertelt Doekhie. “De detentiepopulatie stroomt al binnen met problemen. Op het moment dat ze de gevangenis verlaten is er vaak weinig vooruitgang geboekt. Dan weten we dat de kans op een terugval groot is.”
Cursussen en vaardigheden
Niet voor niets draait veel gevangenisbeleid om het weer op pad helpen van veroordeelden. Hoe dat dan gaat? In theorie lijkt niks ze daarvoor in de weg te liggen. Al zodra ze de gevangenis binnenkomen, krijgen gedetineerden een D&R-map uitgereikt, legt Doekhie uit, waarbij de hoofdletters staan voor ‘detentie’ en ‘re-integratie’. De map bevat informatie om een succesvolle terugkeer mogelijk te maken. Dat begint met het regelen van enkele basiszaken. “Je moet bij binnenkomst je uitkering stopzetten en zorgen dat de huur of hypotheek wordt doorbetaald.” Anders levert straf nog veel meer heisa op.
Vervolgens biedt de map tal van mogelijkheden om verder te ontwikkelen, met opties voor het volgen van cursussen en opleidingen. Veel aanbod is gericht op het veiligstellen van wat de basisvoorwaarden voor re-integratie worden genoemd: een identiteitsbewijs, onderdak, geschikte zorg, de aanpak van schulden en werk en inkomen. Dat is ook terug te zien in de scholing, vertelt Doekhie. “Je kan re-integratiecursussen volgen, bijvoorbeeld om beter met financiën om te gaan, maar ook vaderschaps- en moederschapstrainingen.”
Elke gevangenis heeft een re-integratiecentrum, waar gedetineerden alvast vacatures kunnen zoeken, hun schulden kunnen aanpakken en werken aan een cv. Ook vakspecifieke opleidingen moeten de baankansen buiten de gevangenispoort verhogen. Opleidingen leveren niet alleen specifieke vaardigheden op, is het idee, maar ook de houding die past bij de maatschappij: op tijd opstaan, aan de slag gaan en je best doen.
Alleen voor plusleden
Op papier kan elke gevangene zichzelf dus opnieuw uitvinden achter de tralies. De praktijk is vaak minder inspirerend, ziet Doekhie. “Het beleid vraagt om een grote zelfredzaamheid. Vaardigere personen vinden dat prettig, maar voor anderen pakt het juist omgekeerd uit. Zij raken verstrikt in het systeem en geven dan op.”
Met name het stoplichtsysteem, dat sinds 2014 geldt in Nederlandse gevangenissen, zorgt ervoor dat gedetineerden met veel problemen juist extra de dupe worden. In dit systeem is sprake van een onderscheid tussen twee gevangenisregimes, vertelt onderzoeker Sanne Boschman van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum. “Vroeger mocht iedereen in de gevangenis bijvoorbeeld opleidingen en cursussen doen en werken aan re-integratie. Dat mag nu alleen nog maar als iemand zich goed gedraagt in detentie.” Bij groen licht kom je in het plusprogramma terecht, mét alle mogelijkheden tot re-integratie. Misdraag je je, dan vallen de mogelijkheden juist weg.
Dat systeem van beloningen en straffen klinkt misschien niet zo gek, maar betekent dat menig gevangene het re-integratietraject misloopt, vertelt Boschman. Juist de groep die het meest baat zou hebben bij hulp, heeft daar vaak geen recht op. “Als je agressief bent, blijf je in het basisprogramma. Daardoor kom je niet in aanmerking voor agressieregulatietraining.” Al zijn er gevangenissen die zulke cursussen alsnog aan iedereen aanbieden.
Bij relatief korte straffen komt sowieso weinig terecht van re-integratie, toonde onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum in 2024. Opgeven voor een cursus duurt dan vaak langer dan de straf. Ook in het plusprogramma terechtkomen vraagt om tijd die er niet is: pas na zes weken goed gedrag kan een gevangene daar instromen, dat gaat niet met een maand celstraf.
Een korte detentie kan wel voldoende zijn om je baan kwijt te raken, vertelt Boschman: “Je kunt daardoor al je huis, je werk en je sociale netwerk verliezen.” Dan heeft opsluiting dus veel meer gevolgen dan die paar weken straf. Een ruime meerderheid van alle celstraffen is kortdurend, dus daar loont het mogelijk te zoeken naar alternatieven.
Gebrek aan vertrouwen
Zo lijkt het systeem de boosdoener, maar kunnen gevangenen niet wat beter hun best doen? “Het is zeker niet zo dat alle gedetineerden zeggen: ik wil echt graag geholpen worden,” vertelt Doekhie. “Er zijn er veel die de boot afhouden.” Doekhie bemerkte tijdens haar gesprekken veel wantrouwen onder gedetineerden, door eerdere negatieve ervaringen en het gevoel dat de hulp van begeleiders niet oprecht is. Daar draagt het systeem deels aan bij. Gevangenen krijgen bij hun re-integratie hulp van een casemanager, maar diezelfde casemanager adviseert of iemand in het plussysteem terechtkomt. “Veel gedetineerden wantrouwen dat, die denken: Eerst zeg je dat je me wilt helpen en vervolgens schrijf je een slecht advies over me.”

Of dat wantrouwen nou terecht is of niet, het maakt het re-integratiebeleid wel minder effectief. Doekhie ziet daar ruimte voor verbetering. “Veroordeelden willen over het algemeen wel verandering. Niemand begint z’n leven met het plan om in de gevangenis te belanden en anderen pijn te doen.”
Ruimte voor verbetering
Hoe zou re-integratie binnen gevangenissen concreet succesvoller kunnen? Het stoplichtsysteem werkt averechts, dus dat verdient heroverweging. Ook een meer persoonlijke aanpak lijkt raadzaam. Zo loopt er bij een aantal gemeenten een veelbelovend experiment om een enkel aanspreekpunt te bieden, een re-integratieofficier, tijdens en na gevangenschap. De hulpverlener kan gevangenen motiveren en neemt de regie, waarbij de persoonlijke band helpt om wantrouwen weg te nemen.
Voor inspiratie kunnen we ook kijken naar Noorwegen, waar de recidive dus veel lager ligt. Noorwegen bewijst het nut van een menselijke aanpak. Noorse gevangenen worden minder gezien als misdadigers die met harde hand in het gareel moeten worden gebracht en er is meer oog voor resocialisatie. Die aanpak klinkt wellicht wat soft, maar werpt zijn vruchten af.
In Nederland wordt de laatste jaren juist vaker gekozen voor een harde aanpak in een poging de recidive terug te dringen. Dat kan paradoxaal genoeg juist omgekeerd effect hebben, toont onderzoek. “Bijna iedereen komt op een gegeven moment vrij uit de gevangenis. Daarom moeten we ons afvragen hoe we willen dat veroordeelden terugkeren in de samenleving,” constateert Doekhie. “Als we nog harder straffen en het regime nog soberder maken, wat voor mensen komen er dan vrij?”
Voor straf
Experts weten het allang: mensen opsluiten werkt niet en is vooral ontzettend duur. Toch klinkt vanuit de politiek en de maatschappij continu de roep om strengere straffen. Hoe zinvol is straf?